4. Niet-financiële vennootschappen
De toegevoegde waarde van de niet-financiële bedrijven groeide in 2021 met 9,1 procent ten opzichte van 2020. Hiermee was de daling in 2020 binnen een jaar meer dan goedgemaakt.
Veel bedrijfstakken die in 2020 grotendeels moesten sluiten, konden in de loop van 2021 met gebruik van het coronatoegangsbewijs weer (gedeeltelijk) open. Met “testen voor je reis” waren er ook meer reismogelijkheden, waardoor de vervoer- en reisbranche weer groeide. Toch waren zowel de horeca als de vervoer- en reisbranche in 2021 nog niet terug op het niveau van 2019. Voor een overzicht van de verschillende bedrijfstakken in de coronajaren 2020 en 2021, zie CBS (2022).
De brutowinst voor belasting van niet-financiële bedrijven steeg in 2021 met 50,2 miljard euro (21,2 procent) tot 287,2 miljard euro, nadat die in 2020 gedaald was met 10,7 procent. Zonder coronasteun, zoals de NOW en de TVL, had de daling van de brutowinst in 2020 veel groter kunnen zijn. Als de ontvangsten van niet-productgebonden subsidies in 2020 gelijk waren gebleven aan die in 2019 was de brutowinst in 2020 gedaald met 18,0 procent. Mogelijk hadden werkgevers dan op andere manieren geprobeerd de winsten op peil te houden of verliezen te beperken, bijvoorbeeld door te besparen op loonkosten door middel van ontslagen.
Vooral in het laatste kwartaal van 2021 speelden de winsten van buitenlandse dochterbedrijven van Nederlandse multinationals een grote rol in de groei van de brutowinst. De winst van buitenlandse dochters was dat kwartaal 86,6 procent groter dan in dezelfde periode van 2020. Die stijging is vooral aan Shell toe te schrijven, dat profiteerde van de gestegen olie- en gasprijzen. Voor 2021 kwam de stijging van de winst van buitenlandse dochters uit op 46,8 procent. In 2020 was dat een daling van 32,8 procent. De winst van buitenlandse dochters van niet-financiële bedrijven is dan ook een grote drijfveer achter het verschil tussen de ontwikkeling van het bbp en het bni (grafiek 2.1).
JPS | Kwartaal | Brutowinst voor belasting (mld euro) | Exploitatieoverschot (mld euro) | Winst van buitenlandse dochters (mld euro) |
---|---|---|---|---|
2019 | 1e kwartaal | 66,988 | 46,779 | 19,373 |
2019 | 2e kwartaal | 61,596 | 40,385 | 17,675 |
2019 | 3e kwartaal | 71,549 | 50,342 | 19,591 |
2019 | 4e kwartaal | 65,354 | 46,618 | 17,359 |
2020 | 1e kwartaal | 60,593 | 44,731 | 14,581 |
2020 | 2e kwartaal | 51,904 | 37,103 | 11,089 |
2020 | 3e kwartaal | 62,625 | 47,658 | 12,767 |
2020 | 4e kwartaal | 61,878 | 46,734 | 11,275 |
2021 | 1e kwartaal | 67,839 | 49,143 | 16,887 |
2021 | 2e kwartaal | 66,707 | 43,547 | 17,896 |
2021 | 3e kwartaal | 75,402 | 55,703 | 17,147 |
2021 | 4e kwartaal | 77,293 | 52,265 | 21,035 |
De grotere bedrijfswinsten werden niet volledig gebruikt voor meer investeringen. De bruto-investeringen in vaste activa door niet-financiële bedrijven daalden van 86,6 miljard in 2019 naar 82,9 miljard euro in 2020. In 2021 namen de investeringen weer toe tot 88,9 miljard. Doordat deze investeringen vaak voor de lange termijn en van grote omvang kunnen zijn, worden de winsten van een bepaald jaar vaak pas in budgetteringsronden voor het volgende jaar meegenomen. De stijging van de brutowinst in 2021 van 50,2 miljard euro heeft vermoedelijk daarom slechts geleid tot een lichte stijging van de investeringen in datzelfde jaar. De investeringsquote, het deel van de toegevoegde waarde dat bedrijven aanwenden voor investeringen, is gedaald van 18,4 procent in 2020 naar 18,1 procent in 2021. Met 18,4 procent behoorde Nederland in 2020 tot de landen met de laagste investeringsquotes van Europa.
Land | Investeringsquote (% toegevoegde waarde) |
---|---|
Ierland | 47,81 |
Estland | 30,86 |
Hongarije | 29,48 |
Servië | 29,37 |
Oostenrijk | 28,08 |
Tsjechië | 27,95 |
Zwitserland | 27,41 |
Spanje | 27,11 |
België | 27,03 |
Kroatië | 26,85 |
Zweden | 26,54 |
Portugal | 26,03 |
Letland | 25,66 |
Noorwegen | 25,34 |
Europese Unie | 24,66 |
Frankrijk | 24,63 |
Eurozone | 24,41 |
Denemarken | 24,01 |
Slowakije | 22,66 |
Finland | 22,58 |
Italië | 21,26 |
Duitsland | 21,17 |
Malta | 20,87 |
Slovenië | 20,15 |
Roemenië | 19,65 |
Griekenland | 19,32 |
Litouwen | 19,17 |
Polen | 18,52 |
Nederland | 18,41 |
Cyprus | 18,04 |
Luxemburg | 14,86 |
Bron: CBS, Eurostat |
Ondanks de daling van de bedrijfswinsten in 2020, was het vorderingensaldo dat jaar wel groter. Bedrijven betaalden minder vennootschapsbelasting en waren voorzichtig met het doen van investeringen in vaste activa. Het vorderingensaldo steeg van 21,9 miljard euro in 2019 naar 32,7 miljard euro in 2020. In 2021 namen de winsten sterker toe dan de investeringen. Daardoor liep het vorderingensaldo in 2021 verder op naar 54,8 miljard euro.
Het vorderingensaldo wordt via verschillende financiële transacties aangewend om het financieel vermogen te versterken. Net als in 2019 losten bedrijven in 2020 leningen af. De schuld van bedrijven aan banken en kredietverstrekkers was per saldo 4,2 miljard euro lager, ondanks dat de Nederlandse overheid door de coronacrisis verschillende regelingen had opgetuigd waarin ze garant stond voor kredieten aangegaan door bedrijven. De schuld aan de overheid zelf nam wel toe met 1,4 miljard euro, onder andere doordat de overheid als steunmaatregel in 2020 ook zelf leningen verstrekte. Daarnaast lenen bedrijven binnen een multinational onderling veel geld aan elkaar uit. Het grootste deel van de afgeloste leningen betreft zulke leningen.
De schulden van bedrijven namen weer toe in 2021. Ook toen waren bedrijven die onderdeel zijn van een multinational daar grotendeels voor verantwoordelijk. De schulden aan banken en kredietverstrekkers namen echter ook toe met 19,0 miljard euro. De schuld aan de overheid steeg minder hard dan in 2020, per saldo met 457 miljoen euro.
Naast leningen kunnen bedrijven ook schulden aangaan in de vorm van betalingsachterstanden en het uitgeven van obligaties. Bedrijven gaven in 2020 en 2021 meer obligaties uit. In 2020 namen ook de betalingsachterstanden toe in de vorm van transitorische posten. In 2021 stegen de vorderingen juist. Met name vanuit het buitenland werd er handelskrediet bij Nederlandse bedrijven opgebouwd.
Het vermogen aan aandelen en deelnemingen werd per saldo met 28,0 miljard euro vergroot in 2021. Grotendeels bestaat dat uit twee tegengestelde bewegingen: ten eerste haalden bedrijven kapitaal op door per saldo voor 38,0 miljard euro aan eigen beursgenoteerde aandelen te verkopen. Ten tweede vergrootten bedrijven het belang in niet-beursgenoteerde aandelen, door aankopen ter waarde van 61,9 miljard euro. De niet-beursgenoteerde aandelen worden binnen een multinational gemakkelijk aan- en verkocht als vorm van interne financiering.
Jaar | Vorderingensaldo (mld euro) | Chartaal geld en deposito's (mld euro) | Schuldpapier (mld euro) | Leningen (mld euro) | Deelnemingen en aandelen (mld euro) | Overige financiële transacties en statistisch verschil (mld euro) | Handelskredieten en transitoria (mld euro) |
---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 21,905 | 2,399 | -5,948 | 39,441 | -8,534 | -1,394 | -4,059 |
2020 | 32,721 | 29,618 | -10,869 | 30,817 | -5,490 | 1,785 | -13,140 |
2021 | 54,813 | 64,607 | -11,762 | -45,679 | 28,027 | 2,238 | 17,382 |
Het vorderingensaldo van bedrijven steeg het sterkst in de vorm van gestegen deposito’s en chartaal geld. Over 2020 en 2021 samen nam de hoeveelheid chartaal geld en deposito’s van bedrijven toe met 94,2 miljard euro. In 2020 stegen de deposito’s en chartaal geld in handen van bedrijven al met 29,6 miljard euro. Een jaar later was die stijging met 64,6 miljard euro nog een stuk groter. Het totale bezit aan chartaal geld en deposito’s van niet-financiële bedrijven kwam daarmee uit op 387,4 miljard euro. Dat was nooit eerder zo hoog.
De stijging in 2021 bestaat voor 27,2 miljard euro aan deposito’s van Nederlandse bedrijven in het buitenland. Dit komt vooral doordat buitenlandse moederbedrijven aandelen en deelnemingen van Nederlandse dochter hebben aangekocht. Deze kapitaalinjecties werden deels op bankrekeningen in het land van het moederbedrijf gezet. In 2020 was er nauwelijks sprake van een toename van buitenlandse deposito’s.
Jaar | Kwartaal | Deposito's en chartaal geld (mld euro) |
---|---|---|
2018 | 4e kwartaal | 290,222 |
2019 | 1e kwartaal | 281,027 |
2019 | 2e kwartaal | 287,083 |
2019 | 3e kwartaal | 297,338 |
2019 | 4e kwartaal | 293,356 |
2020 | 1e kwartaal | 298,248 |
2020 | 2e kwartaal | 313,89 |
2020 | 3e kwartaal | 319,708 |
2020 | 4e kwartaal | 319,824 |
2021 | 1e kwartaal | 330,185 |
2021 | 2e kwartaal | 347,47 |
2021 | 3e kwartaal | 361,037 |
2021 | 4e kwartaal | 387,425 |
Mede dankzij de coronasteun is het Nederlandse bedrijfsleven dus goed door de coronajaren gekomen. Door de gestegen winsten kon er meer worden geïnvesteerd, werden belangen in buitenlandse dochterondernemingen vergroot, werden leningen en transitorische schulden afgelost en namen vooral in 2021 de tegoeden op bankrekeningen flink toe.