2. Het inkomen in Nederland
Primair inkomen is de beloning die iemand krijgt voor het beschikbaar stellen van arbeid of kapitaal. De primaire inkomens van de institutionele sectoren vormen samen het bni, dat een indicator is voor de omvang van de economie. Voor de Europese Unie (EU) is het een maatstaf om de afdrachten van lidstaten aan de EU te bepalen. Ongeveer 70 procent van de totale begroting van de EU komt voort uit afdrachten die gebaseerd zijn op het bni. Het bni is zowel gelijk aan de primaire inkomens van alle sectoren als aan de som van de productie van de Nederlandse sectoren (het bbp) plus inkomens verdiend in het buitenland, minus inkomens betaald aan het buitenland.
Het bni daalde in 2020 een stuk sterker dan het bbp: waar het bbp in 2020 in lopende prijzen 2,0 procent lager was dan een jaar eerder, bedroeg de daling van het bni 3,3 procent. Dit kwam doordat de winsten van buitenlandse dochters harder daalden dan de winsten van Nederlandse bedrijven. De economische krimp in het buitenland was in 2020 over het algemeen ook groter dan in Nederland. In 2021 werd de sterkere daling van het bni weer gecompenseerd door een ook sterkere stijging. Het bni steeg in 2021 met 8,5 procent, de grootste toename sinds 1976.
Periode | Bbp (% verandering in lopende prijzen) | Bni (% verandering in lopende prijzen) |
---|---|---|
2007 | 5,9 | 5,1 |
2008 | 4,5 | 1,6 |
2009 | -3,5 | -1,6 |
2010 | 2,3 | 3,6 |
2011 | 1,7 | 2,9 |
2012 | 0,4 | 0,7 |
2013 | 1,1 | 0,8 |
2014 | 1,7 | 0,1 |
2015 | 2,7 | 3,1 |
2016 | 2,7 | 1,1 |
2017 | 4,2 | 6,6 |
2018 | 4,9 | 5,3 |
2019 | 5 | 3,9 |
2020 | -2 | -3,7 |
2021 | 7,5 | 8,5 |
De primaire inkomens worden onder andere door belastingen, sociale premies en sociale uitkeringen herverdeeld door de overheid. Dat resulteert in het inkomen dat elke sector beschikbaar heeft voor consumptie, investeringen of besparingen, oftewel het beschikbaar inkomen. Doordat er ook herverdelingen zijn met huishoudens en bedrijven in het buitenland heeft het totale (nationaal) beschikbaar inkomen een iets andere ontwikkeling dan het bruto nationaal inkomen. Het beschikbaar inkomen daalde in 2020 met 4,1 procent ten opzichte van 2019.
Vooral het beschikbaar inkomen van de overheid daalde door hogere uitgaven en lagere inkomsten. Bij bedrijven en huishoudens steeg het beschikbaar inkomen juist: de coronasteun van de overheid zorgde ervoor dat het inkomen van door coronamaatregelen getroffen bedrijven toch op peil bleef. Andere bedrijfstakken, zoals de supermarkten en webwinkels, realiseerden juist mede door de coronamaatregelen meer inkomen. Het beschikbaar inkomen van huishoudens steeg vooral door eerder gemaakte afspraken in de cao’s en indirect door de loonsteun vanuit de overheid aan bedrijven.
In 2021 steeg het nationaal beschikbaar inkomen weer naar een niveau dat 4,9 procent hoger lag dan in 2019. Die groei was vooral terug te zien bij bedrijven en huishoudens. Het beschikbaar inkomen van de overheid lag nog 3,2 procent onder het niveau van 2019. De overheid verleende ook in 2021 steun om de gevolgen van de coronacrisis onder controle te houden.
Jaar | Niet-financiële vennootschappen (mld euro) | Financiële vennootschappen (mld euro) | Overheid (mld euro) | Huishoudens en Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (mld euro) |
---|---|---|---|---|
2019 | 113,422 | 46,242 | 241,023 | 405,547 |
2020 | 114,738 | 30,832 | 205,860 | 421,514 |
2021 | 141,923 | 24,952 | 233,398 | 445,397 |
Het vorderingensaldo, het totaal van alle inkomsten minus de uitgaven, groeide dankzij het gestegen inkomen in 2021 tot een waarde van 78,0 miljard euro. In 2020 kromp het nog, vooral doordat de overheidsuitgaven groter waren dan de overheidsinkomsten. Huishoudens gaven minder uit door de coronasluitingen in 2020, waardoor er geld overbleef en het vorderingensaldo van huishoudens steeg. In 2021 steeg de consumptie door huishoudens weer. Het vorderingensaldo bleef desondanks op peil door de toename van de inkomens. Ook voor bedrijven bleef het inkomen op peil, terwijl de investeringen achterbleven. Hierdoor steeg het vorderingensaldo.
Jaar | Totaal (mld euro) | Niet-financiële vennootschappen (mld euro) | Financiële vennootschappen (mld euro) | Overheid (mld euro) | Huishoudens en Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (mld euro) |
---|---|---|---|---|---|
2019 | 72,738 | 21,905 | 12,300 | 14,628 | 23,905 |
2020 | 56,811 | 32,721 | -0,565 | -29,588 | 54,243 |
2021 | 78,015 | 54,813 | -4,186 | -22,328 | 49,716 |