Economische groei en het inkomen van Nederlanders

5. Conclusie

In 2018 publiceerde de Rabobank (2018) een rapport met de titel Besteedbaar inkomen van huishoudens staat al bijna veertig jaar vrijwel stil. Sindsdien is er veel gepubliceerd over de stagnatie van het inkomen van huishoudens in Nederland.

Uit de analyse in dit artikel blijkt echter dat het huishoudinkomen juist sterk is toegenomen: in 2020 was het gemiddeld beschikbaar inkomen per hoofd van de bevolking 21,9 duizend euro. Veertig jaar eerder, in 1980, was het 13,6 duizend euro, uitgedrukt in het prijsniveau van 2020. Het gemiddeld inkomen van Nederlanders is dus niet al veertig jaar vrijwel onveranderd, maar met 60 procent gestegen. Die toename is niet puur statistisch, maar ook zichtbaar in het veranderde bestedingspatroon van Nederlanders. Het bezit van auto’s en consumentenelektronica is nu veel hoger dan in 1980 en buitenlandse vakanties en horecabezoek zijn (met uitzondering van 2020) veel meer gemeengoed geworden.

Uit deze analyse blijkt dat alleen tussen 2001 en 2008 het inkomen van huishoudens achterbleef bij de economische groei. Terwijl de economie groeide, stagneerde het inkomen. Die stagnatie werd echter volledig veroorzaakt door de gestegen zorguitgaven. Het was vooral de overheid die deze uitgaven deed, maar ze werden gefinancierd met hogere belastingen en zorgpremies, betaald door huishoudens. De toename van deze premies drukte het huishoudinkomen, maar stuwde het inkomen van de overheid. Worden de onderwijs- en zorguitgaven door de overheid toegerekend aan huishoudens, dan blijkt dat dit alternatief beschikbaar huishoudinkomen sterker is toegenomen dan de economie als geheel.

Welke definitie van het beschikbaar inkomen van huishoudens is beter om te beoordelen of het de economische groei heeft bijgehouden? Een eenduidig antwoord op die vraag is moeilijk te geven. Wat wel duidelijk is, is dat het alternatief beschikbaar inkomen van huishoudens is meegegroeid met de economie, maar dat een groeiend deel van dit inkomen naar de is zorg gegaan. Dat deze stijgende uitgaven vooral via de overheidsuitgaven zijn gefinancierd is vanuit het oogpunt van huishoudens niet van wezenlijk belang. Immers, zij hebben daar extra premies voor betaald, waardoor er minder geld overbleef om te consumeren of te sparen. Daar staat tegenover dat het huishoudens zijn die zorg consumeren en dus baat hadden bij de gestegen zorguitgaven.

Dit onderscheid naar twee afbakeningen van het inkomen van huishoudens is alleen relevant voor de periode van 2001-2008. Voor 2001 en na 2008 zijn de feiten duidelijk: met of zonder zorguitgaven, het inkomen van Nederlanders hield gelijke tred met de economie.