Economische groei en het inkomen van Nederlanders

2. Economie en inkomen

Voor het vaststellen van de omvang van de economie van een land wordt internationaal gekeken naar het bruto binnenlands product. Het bbp is de optelsom van wat er in een jaar in een land uitgegeven, geproduceerd of verdiend wordt. Het bbp wordt zo met drie verschillende benaderingen bepaald. Dit artikel richt zich op de inkomensbenadering, dat het bbp als som neemt van alle inkomens. In de inkomensbenadering worden vier verschillende sectoren onderscheiden: niet-financiële ondernemingen, financiële instellingen, huishoudens en de overheid 1). Voorbeelden van inkomens zijn lonen van werknemers, het gemengd inkomen van zelfstandigen, dividenden en rente.

Het netto beschikbaar inkomen (nbi) is het inkomen waar een land of sector vrij over kan beschikken, na verrekening van belastingen, premies en inkomensoverdrachten, zoals sociale uitkeringen. Het is aan de hand van het nbi dat in dit artikel beoordeeld wordt of het inkomen van huishoudens al dan niet gelijke tred houdt met het bbp en wat het aandeel in het totale (nationale) beschikbaar inkomen is.

In 2020 bedroeg het bbp van Nederland 799 miljard euro. Het nbi van huishoudens was 381 miljard euro, te verdelen onder 17,4 miljoen inwoners. Daarmee bedroeg het bbp 45,8 duizend euro per Nederlander, het beschikbaar inkomen was 21,9 duizend euro per Nederlander. Ter vergelijking: in 1969 waren deze kengetallen (gemeten in het prijsniveau van 2020) gelijk aan respectievelijk 20,2 duizend euro en 10,3 duizend euro. In vijftig jaar tijd is het beschikbaar inkomen per inwoner dus meer dan verdubbeld.

2.1 Bbp en netto beschikbaar inkomen huishoudens per hoofd
jaarBbp per hoofd (euro's van 2020)Netto beschikbaar inkomen huishoudens per hoofd (euro's van 2020)
19692024510310
19702121310858
19712191311154
19722248911412
19732348511633
19742406611836
19752390512242
19762474812553
19772513812926
19782568113397
19792604613741
19802616513638
19812574513523
19822528713539
19832569713237
19842635913308
19852693313536
19862752314174
19872790314512
19882865014611
19892979815417
19903076116543
19913128016130
19923162216531
19933177116031
19943252716409
19953336516829
19963437417293
19973567817967
19983711218565
19993872219014
20004005919347
20014068320417
20024051220167
20034038419768
20044104319756
20054178719580
20064316419843
20074469520190
20084548720316
20094359520412
20104395420271
20114442820282
20124380820151
20134362219891
20144408420166
20154474920439
20164548720824
20174653520914
20184735621292
20194783621456
20204579321852

Hoe is dit te rijmen met de conclusie van de Rabobank (2018) dat het huishoudinkomen al veertig jaar stil stond? Een belangrijk verschil tussen de conclusie in dit artikel en dat van de Rabobank is dat hier gekeken is naar de ontwikkeling van het gemiddeld inkomen per inwoner. De titel van het Rabobank-rapport verwees juist naar het gemiddelde inkomen per huishouden. De afgelopen veertig jaar is het aandeel van eenpersoonshuishoudens in de bevolking echter verdubbeld en is het geboortecijfer gedaald. Hierdoor zijn huishoudens nu kleiner dan veertig jaar geleden. Logischerwijs heeft een eenpersoonshuishouden over het algemeen een lager beschikbaar inkomen dan een huishouden met meer personen.

De ontwikkeling van het gemiddeld inkomen per huishouden heeft dus een belangrijke demografische component en is daarom minder geschikt om de ontwikkeling van het inkomen van Nederlanders over de tijd te volgen. In hetzelfde rapport kijkt de Rabobank overigens ook naar de ontwikkeling van het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking. Hieruit blijkt dat dit inkomen per inwoner in de bestudeerde periode 40 procent is gestegen2).

In figuur 2.1 vallen verschillende zaken op. Het meest in het oog springt de stagnatie van het beschikbaar inkomen van de gemiddelde Nederlander in de eerste vijftien jaar van de huidige eeuw. Tussen 2001 en 2015 nam het gemiddelde inkomen per Nederlander 0,1 procent toe. In dezelfde periode steeg het bbp per inwoner met 10 procent. Ook valt op dat al voor de eeuwwisseling het bbp per inwoner uit lijkt te lopen op het beschikbaar inkomen van huishoudens. Dat is echter schijn, die veroorzaakt wordt doordat het bbp op een hoger niveau ligt. In het vervolg van het artikel wordt daarom gewerkt met indices voor de verschillende grootheden. Omdat het een macro-economische benadering betreft waarbij de ontwikkelingen van het bbp en het inkomen van huishoudens met elkaar vergeleken worden, wordt ook het middelen over de bevolking achterwege gelaten.

Met deze twee aanpassingen ziet de vergelijking tussen het bbp en het nbi van huishoudens eruit zoals in figuur 2.2.

2.2 Bruto binnenlands product en netto beschikbaar inkomen huishoudens, volume
jaarBbp (1969=100)Netto beschikbaar inkomen huishoudens (1969=100)
1969100,0100,0
1970106,1106,6
1971110,9110,8
1972115,0114,6
1973121,1117,7
1974125,0120,7
1975125,3126,0
1976130,7130,2
1977133,6134,9
1978137,3140,7
1979140,2145,3
1980142,0145,3
1981140,7145,1
1982138,8145,9
1983141,6143,2
1984145,8144,6
1985149,7147,7
1986153,8155,6
1987156,9160,3
1988162,2162,4
1989169,7172,4
1990176,4186,3
1991180,8183,1
1992184,2189,0
1993186,3184,6
1994191,9190,1
1995197,8195,9
1996204,8202,3
1997213,6211,2
1998223,6219,6
1999234,8226,4
2000244,7232,1
2001250,4246,8
2002250,9245,3
2003251,3241,6
2004256,3242,3
2005261,6240,7
2006270,6244,3
2007280,8249,1
2008286,9251,6
2009276,4254,1
2010280,1253,7
2011284,5255,0
2012281,5254,3
2013281,2251,7
2014285,2256,2
2015290,8260,8
2016297,1267,1
2017305,8269,8
2018313,0276,3
2019318,2280,3
2020306,3287,0

Uit deze vergelijking tussen de groei van de economie en die van het inkomen blijkt dat er tot de eeuwwisseling geen sprake was van een achterblijvend huishoudinkomen. Tussen 1969 en 2001 groeiden zowel het bbp als het beschikbaar inkomen van huishoudens met een factor 2,5. Echter, ook hier valt weer op dat na de eeuwwisseling het huishoudinkomen per saldo nauwelijks van zijn plaats kwam: tussen 2001 en 2015 groeide het met slechts 6 procent, tegenover een groei van 16 procent van het bbp.

Na 2008 stagneerden zowel het huishoudinkomen als het bbp in vergelijkbare mate door de economische crisis. In de crisisjaren daalde de werkgelegenheid en namen de cao-lonen nauwelijks toe waardoor het totale inkomen van huishoudens, net als de rest van de economie, onder druk stond. 2013 was het laatste crisisjaar; van het einde van de Grote Recessie tot de komst van corona groeiden bbp en inkomen in een vergelijkbaar tempo. In het coronajaar 2020 kromp het bbp, maar bleef het inkomen van huishoudens doorgroeien. Dit kwam vooral door eerder gemaakte cao-loonafspraken en doordat de werkloosheid slechts beperkt toenam door een uitgebreid steunpakket van de overheid.

De volledige periode vanaf 1969 kan daarmee in enkele kortere opgesplitst worden: in de periodes 1969-2001 en 2008-2019 groeiden de economie en het inkomen vrijwel evenveel, terwijl in de jaren 2001-2008 het inkomen duidelijk achterbleef. Het coronajaar 2020 kende een zeer uitzonderlijke combinatie van een grote krimp van het bbp en een bovengemiddelde groei van het inkomen en staat daarom apart vermeld in figuur 2.3.

2.3 Gemiddelde jaarlijkse groei bruto binnenlands product en netto beschikbaar inkomen huishoudens
 Bbp (% volumeverandering)Netto beschikbaar inkomen (% volumeverandering)
1969-20012,92,9
2001-20081,70,2
2008-20190,91,0
2020-3,72,4

Hieruit blijkt dat van de afgelopen halve eeuw een periode van zeven jaar verantwoordelijk is voor het feit dat het inkomen achter is gebleven bij het bbp. Hoewel hiermee is aangetoond dat het idee dat het inkomen van Nederlanders al decennia achter zou lopen bij het bbp niet juist is, rijst toch de vraag hoe de inkomensverdeling in de periode 2001-2008 zo scheef kon lopen.

1) Tot de sector huishoudens worden ook de instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens gerekend. Daartoe behoren bijvoorbeeld sportverenigingen, goede doelen en kerkgenootschappen.
2) Figuur 3 in Rabobank (2018).