Emissies van de Nederlandse landbouw naar productgroepen
Over deze publicatie
Dit onderzoek geeft een overzicht van emissies van de landbouw naar productgroepen en wat het belang is van landbouwproducten van eigen bodem voor de Nederlandse export voor het jaar 2021. De cijfers zijn tot stand gekomen op basis van de broninformatie zoals die eind 2023 beschikbaar was. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van LNV. De resultaten zijn geïntegreerd in het WUR/CBS-rapport ‘Effecten op emissies bij verplaatsing Nederlandse landbouwproductie’ (Lesschen et al., 2024), dat op 8 april 2024 is aangeboden aan de Tweede Kamer.
Erratum (30 januari 2025)
Helaas is gebleken dat in de tekst van paragraaf 2.4 de rol van mest op de uitstoot van stikstofoxiden (NOx) niet is toegelicht. In paragraaf 2.4 is daarom de tekst met toelichting en duiding van de uitstoot van stikstofoxiden aangepast. De gepubliceerde cijfers zijn ongewijzigd.
Samenvatting
Naar aanleiding van een motie van de Tweede Kamer heeft het ministerie van LNV het CBS gevraagd om een overzicht te maken van 1) de belangrijkste landbouwexportproducten, en 2) de emissies naar bodem, water en lucht die hiermee samenhangen.
Dit onderzoek geeft een overzicht van de emissies van de landbouw naar 11 productgroepen voor het jaar 2021. Daarnaast is berekend wat de economische betekenis is van de landbouwproducten van eigen bodem voor de Nederlandse export. Het onderzoek is uitgevoerd op basis van broninformatie die eind 2023 beschikbaar was. De resultaten van het onderzoek zijn geïntegreerd in het WUR/CBS-rapport ‘Effecten op emissies bij verplaatsing Nederlandse landbouwproductie’ (Lesschen et al., 2024), dat op 8 april 2024 is aangeboden aan de Tweede Kamer. 1)
Uitgangspunten van het onderzoek
Uitgangspunt van het onderzoek zijn de directe emissies van de landbouw, dat wil zeggen de emissies die de landbouw zelf veroorzaakt op het bedrijf, de zogenaamde scope 1 emissies. Dit betekent dat indirecte emissies die zijn gerelateerd aan de aanvoer van grondstoffen, bijvoorbeeld emissies bij de productie van kunstmest en de teelt van geïmporteerd veevoer, en verwerking van landbouwproducten, bijvoorbeeld in de voedingsmiddelenindustrie, niet zijn meegenomen.
Verder zijn de emissies naar lucht volgens de IPCC-richtlijnen berekend, waarbij de volgende emissies zijn onderscheiden: broeikasgassen uit stationaire en mobiele bronnen ( CO2, methaan, lachgas), broeikasgassen door landgebruik (LULUCF), stikstofverbindingen (ammoniak en NOx), fijnstof (PM10 en PM2.5) en vluchtige organische stoffen (NMVOS). Daarnaast zijn emissies naar de bodem meegenomen op basis van het bodemoverschot stikstof (N-totaal) en fosfaat (P-totaal). Tot slot is gekeken naar het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw.
Voor de economische betekenis van de landbouwproductie van eigen bodem voor de Nederlandse export is een brede definitie van landbouwproducten gehanteerd, namelijk inclusief verwerkte landbouwproducten. Reden daarvoor is dat een deel van de primaire productie, vooral in de veehouderij, eerst wordt verwerkt in de voedingsmiddelenindustrie alvorens de goederen geëxporteerd worden. Kaas en vlees zijn hier de belangrijkste voorbeelden van.
Tot slot richt het onderzoek zich op het toedelen van emissies naar landbouwproducten op basis van beschikbare data uit de broninformatie van de Emissieregistratie, Mineralenbalans Landbouw en de Statistiek Bestrijdingsmiddelengebruik in de landbouw. Er is een koppeling gemaakt tussen emissieoorzaken en afzonderlijke landbouwproducten. Om dit zinvol te kunnen doen, is een clustering gemaakt van landbouwproducten. Voor de koppeling van broninformatie aan emissieoorzaken en afzonderlijke landbouwproducten, is waar nodig gebruik gemaakt van verdeelsleutels op basis van aanvullende informatie en aannames.
Emissies van broeikasgassen en stikstofverbindingen
Tabel S.1 geeft een overzicht van de emissies van broeikasgassen door stationaire bronnen, mobiele bronnen en landgebruik naar landbouwproductgroepen in 2021. Volgens de afbakening in deze tabel is de landbouw verantwoordelijk voor de uitstoot van 32,8 Mton CO2 equivalenten, 19 procent van de totale broeikasgasuitstoot in Nederland. De emissies in de landbouw zijn geconcentreerd bij de primaire productie voor de zuivel, afkomstig van het houden van melkvee. In totaal is 43 procent van de directe broeikasgasuitstoot in de landbouw toe te rekenen aan de zuivelproductie. Dit komt door de relatief hoge uitstoot van methaan, lachgas en emissies door landgebruik bij het houden van melkvee. Bij de uitstoot van CO2 worden de meeste emissies veroorzaakt door de inzet van aardgas in de glastuinbouw (glasgroenten en -fruit, sierteelt).
Landbouwproductgroep | CO2* | CH4* | N2O* | LULUCF** | Totaal |
---|---|---|---|---|---|
Akker- en tuinbouwproducten | |||||
Aardappelen | 33 | 0 | 203 | 594 | 830 |
Overige akkerbouw | 188 | 0 | 466 | 526 | 1 180 |
Sierteelt | 2 885 | 471 | 41 | 171 | 3 568 |
Glasgroenten en -fruit | 4 915 | 874 | 8 | 0 | 5 797 |
Overige tuinbouw | 306 | 0 | 158 | 42 | 506 |
Veeteeltproducten | |||||
Zuivel | 510 | 8 647 | 2 600 | 2 434 | 14 191 |
Rund- en kalfsvlees | 159 | 1 594 | 721 | 919 | 3 392 |
Varkensvlees | 24 | 2 204 | 120 | 27 | 2 375 |
Pluimveevlees | 11 | 34 | 16 | 4 | 66 |
Eieren | 10 | 40 | 24 | 3 | 76 |
Overige veehouderij | 63 | 344 | 220 | 79 | 706 |
Totaal Landbouw | 9 103 | 14 207 | 4 577 | 4 799 | 32 687 |
Nederland | 144 400 | 19 000 | 7 200 | 4 300 | 172 000 |
Aandeel Landbouw (%) | 6% | 75% | 64% | 19% | |
* Dit betreft totaal van emissies uit stationaire en mobiele bronnen ** LULUCF-emissies betreft de uitstoot van CO2, CH4 en N2O samen. |
Ook bij de uitstoot van stikstof worden de meeste emissies in de landbouw veroorzaakt door het houden van melkvee (tabel S.2), waarvan het merendeel is toegerekend aan de melk ten behoeve van de zuivelproductie. Bij de uitstoot van stikstof naar lucht en bodem is het aandeel van zuivel in de landbouw 39 procent (bodemoverschot stikstof), 41 procent (uitstoot van stikstofoxiden naar lucht) en 47 procent (uitstoot van ammoniak naar lucht).
Naar de lucht | Naar de lucht | Naar de bodem | |
---|---|---|---|
Landbouwproductgroep | NH3 | NOx | N |
Akker- en tuinbouwproducten | |||
Aardappelen | 1 | 2 | 17 |
Overige akkerbouw | 3 | 5 | 30 |
Sierteelt | 0 | 4 | 3 |
Glasgroenten en -fruit | 0 | 4 | 0 |
Overige tuinbouw | 1 | 3 | 16 |
Veeteeltproducten | |||
Zuivel | 49 | 19 | 77 |
Rund- en kalfsvlees | 15 | 6 | 24 |
Varkensvlees | 17 | 1 | 4 |
Pluimveevlees | 3 | 0 | 1 |
Eieren | 10 | 0 | 1 |
Overige veehouderij | 5 | 2 | 28 |
Totaal Landbouw | 105 | 46 | 203 |
Nederland | 122 | 308 | . |
Aandeel Landbouw (%) | 86% | 15% | . |
In Bijlage 1 is een gedetailleerd totaaloverzicht gegeven van de verdeling van directe emissies van de landbouw naar landbouwproductgroep in 2021.
Economische betekenis van de landbouwproductie van eigen bodem voor de export
De totale exportwaarde van landbouwproducten van eigen bodem, dat wil zeggen dat de primaire productie in Nederland heeft plaatsgevonden, bedraagt 42 miljard euro in 2021. Dit komt neer op 5,7 procent van de totale exportwaarde van Nederland in 2021 en 9,9 procent van de totale exportwaarde exclusief wederuitvoer. Als aandeel van de totale exportwaarde van primaire en secundaire landbouwproducten in Nederland, is minder dan de helft (41 procent) afkomstig van primaire productie van eigen bodem. Een deel betreft wederuitvoer (34 procent) en bij een deel heeft alleen de verwerking in de voedingsmiddelenindustrie in Nederland plaatsgevonden (25 procent). Sierteelt en zuivel zijn de belangrijkste exportproducten van de Nederlandse landbouw met respectievelijk een exportwaarde van 9,2 en 8,7 miljard euro.
l2 | NL export 2021 (in miljoen euro) |
---|---|
Aardappelen en -producten | 2740 |
Overige akkerbouw | 4941 |
Sierteelt | 9227 |
Glasgroenten en -fruit | 3811 |
Overige tuinbouw | 2133 |
Zuivel | 8682 |
Rund- en kalfsvlees | 2396 |
Varkens/vlees | 2905 |
Pluimveevlees | 2079 |
Eieren | 422 |
Overige veehouderij | 2676 |
Aanbevelingen voor vervolgonderzoek
De resultaten zijn tot stand gekomen op basis van de gekozen onderzoeksaanpak binnen de beperkingen van de scope van het onderzoek en de beschikbare gegevens. Bij het onderzoek worden een aantal aanbevelingen gedaan. Belangrijkste aanbeveling is om in een vervolgonderzoek gebruik te maken van voetafdrukanalyses. Dit geeft inzicht te krijgen in de totale milieudruk van landbouwproducten en ook zijn resultaten zijn dan beter internationaal vergelijkbaar. Nu zijn alleen de directe emissies van de landbouw in kaart gebracht naar productgroepen. Belangrijk bij het gebruik van voetafdrukken is de consistentie van de resultaten met de nationale statistieken over emissies van de landbouw. Ook zijn er verbetermogelijkheden voor de beschikbare gegevens m.b.t. emissies naar water, emissies door landgebruik en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw.
1. Inleiding en onderzoeksopzet
1.1 Inleiding
Op 20 december 2022 is door de Tweede Kamer een motie van het lid Van der Plas (BBB) aangenomen, met als tekst:
“Verzoekt de regering in beeld te brengen, voor de belangrijkste Nederlandse landbouwexportproducten, wat de emissies daarvan zijn op het gebied van water, klimaat en stikstof en dit voor dezelfde productieprocessen voor andere lidstaten, waar de productie zal worden opgevangen als Nederland de productie terugschroeft, in kaart te brengen”
Naar aanleiding hiervan heeft het ministerie van LNV het CBS gevraagd om een overzicht te maken van 1) de belangrijkste landbouwexportproducten, en 2) de emissies naar bodem, water en lucht die hiermee samenhangen.
Daarnaast heeft LNV Wageningen Environmental Research (WEnR) en Wageningen Economic Research (WEcR) gevraagd om een
overzicht te maken van 1) de landen waar de productie zal worden opgevangen als Nederland de productie
terugschroeft, en 2) de bijbehorende emissies die dan in het buitenland zouden plaatsvinden.
De antwoorden op de onderzoeksvragen aan het CBS worden in deze webpublicatie weergegeven met cijfers en
bijbehorende toelichting. Hierbij is zo veel mogelijk gebruik gemaakt van beschikbare data. De resultaten van alle
onderzoeksvragen zijn geïntegreerd in het gezamenlijke syntheserapport ‘Effecten op emissies bij
verplaatsing Nederlandse landbouwproductie’ (Lesschen et al,2024). Hierbij is gedurende het onderzoek besloten
om bij de berekening van de emissies van landbouwproducten te kiezen voor een andere aanpak om de cijfers
internationaal te kunnen vergelijken. In het syntheserapport vindt verdere duiding en beschouwing plaats van de
resultaten, de beperkingen van de data en hoe de cijfers wel of niet geïnterpreteerd moeten worden.
1.2 Scope van het onderzoek
Het doel van het onderzoek is om inzicht te geven in emissies van de landbouw naar productgroepen en wat de betekenis is van landbouwproducten voor de Nederlandse export. Het onderzoek richt zich op de vraag waar in de primaire landbouwproductie welke emissies plaatsvinden. De impact van de emissies op bijvoorbeeld natuur blijft buiten beschouwing.
1.2.1 Emissies van de landbouw
In het onderzoek is allereerst een afbakening gemaakt van welke emissies worden meegenomen. In de Kamermotie wordt
onderscheid gemaakt naar emissies van landbouwproducten naar water, klimaat, en stikstof. Dit onderzoek richt zich
op de emissies naar lucht en bodem die vrijkomen bij de primaire productie van landbouwproducten in Nederland.
Hierbij maken we gebruik van beschikbare brondata van de Emissieregistratie (emissies naar de lucht),
Mineralenbalans landbouw (emissies naar de bodem) en de Statistiek Gewasbeschermingsmiddelen. Emissies naar klimaat
zijn uitgewerkt aan de hand van de uitstoot naar de lucht van broeikasgassen ( CO2, methaan, lachgas) uit de
Emissieregistratie. De uitstoot van stikstof is uitgewerkt aan de hand van de uitstoot naar de lucht van
stikstofverbindingen (ammoniak (NH3) en NOx) uit de Emissieregistratie en de uitstoot naar de bodem van stikstof uit
de Mineralenbalans landbouw. Emissies naar water kunnen op basis van beschikbare gegevens niet direct gekoppeld
worden aan landbouwproducten. Daarvoor ontbreekt, binnen de scope van dit onderzoek, informatie over hoe
nutriënten uiteindelijk via uit- en afspoeling vanaf landbouwgronden en via depositie van emissies naar de
lucht in het grond- en oppervlaktewater terechtkomen. Wel worden de belangrijkste veroorzakers van emissies naar
water indirect in beeld gebracht. Dit zijn het bodemoverschot van stikstof en fosfor door mestgebruik en het gebruik
van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw.
Verder richt het onderzoek zich alleen op directe emissies in de primaire landbouwsector. De primaire landbouwsector
bestaat uit akkerbouw, tuinbouw, veehouderij en agrarische dienstverlening. De directe emissies betreffen de
emissies die de landbouw zelf veroorzaakt. Directe emissies worden veroorzaakt door verschillende bronnen. In het
onderzoek zijn stationaire bronnen (waaronder mest ook valt), mobiele bronnen in de landbouw en emissies door
landgebruik meegenomen. Directe emissies worden ook wel scope 1 emissies genoemd. Er vinden meer emissies plaats in
de waardeketen. Naast directe emissies zijn er ook indirecte emissies, oftewel emissies die niet direct door de
landbouwsector worden veroorzaakt, maar bij activiteiten die ofwel goederen en diensten produceren die worden
gebruikt door de landbouwsector, of juist de producten van de landbouwsector verder verwerken. Deze worden
bijvoorbeeld veroorzaakt bij de productie van kunstmest, of bij de teelt van soja in het buitenland. Ook bij de
verwerking van landbouwproducten, zoals bijvoorbeeld door de voedingsmiddelenindustrie, worden broeikasgassen
uitgestoten. Deze indirecte emissies (“scope 2” en “ scope 3” in IPCC-jargon) vallen buiten
de scope van het onderzoek, maar spelen wel een belangrijke rol. Met behulp van voetafdrukanalyses kunnen alle
emissies worden meegenomen, scope 1, 2 en 3 bij elkaar. Dit komt aan bod bij de internationale vergelijking van
emissies in het onderzoek van WEnR en WEcR. Door uit te gaan van scope 1 emissies sluiten de resultaten wel aan op
de totalen van de landbouwsector en is het beter mogelijk om een toedeling te maken naar meerdere productgroepen
tegelijk.
Figuur 1.1 Scope 1, 2, en 3 emissies volgens het Greenhouse Gas Protocol
Bron: RIVM/CBS (2022)
Tot slot richt het onderzoek zich op het toedelen van emissies naar landbouwproducten. Er is een koppeling nodig tussen broninformatie over emissieoorzaken en afzonderlijke landbouwproducten. Om dit zinvol te kunnen doen, is een clustering gemaakt van landbouwproducten. Indien vanuit de broninformatie geen directe koppeling mogelijk is naar een landbouwproductgroep, is gebruik gemaakt van verdeelsleutels op basis van aanvullende informatie en aannames.
1.2.2 Exportproducten van de landbouw
Vervolgens is gekeken naar de economische betekenis voor de Nederlandse export van landbouwproducten. Hierbij zijn ook de verwerkte landbouwproducten meegenomen in de definitie (zie hoofdstuk 5). Een deel van de primaire productie, vooral in de veehouderij, wordt eerst verwerkt in de voedingsmiddelenindustrie alvorens de goederen geëxporteerd worden. Om een goed beeld te krijgen van de rol van de primaire landbouw voor de export, is een bredere definitie nodig. Daarom zijn in de definitie ook bewerkingen en bereidingen van de primaire landbouwgoederen meegenomen, zogenaamde secundaire landbouwproducten.
De volgende clusters van landbouwproducten zijn onderscheiden in het onderzoek:
- Aardappelen en aardappelproducten
- Overige akkerbouwproducten
- Sierteelt
- Glasgroenten en -fruit
- Overige tuinbouwproducten
- Zuivel
- Rund- en kalfsvlees
- Varkensvlees
- Pluimveevlees
- Eieren
- Overige veehouderij
De akkerbouw is uitgesplitst naar twee productgroepen: aardappelen en overige akkerbouwproducten, zoals uien, granen, en suikerbieten. De tuinbouw is in drieën uitgesplitst naar sierteeltproducten (o.a. bloemen, planten, bloembollen), glasgroenten en -fruit (o.a. tomaten, komkommers, paprika’s, aardbeien onder glas), en overig tuinbouwproducten (o.a. champignons, fruitteelt op open grond). De veehouderij betreft het houden en fokken van dieren voor de vleesproductie en is opgedeeld naar zes productgroepen. Er is opgedeeld naar dier, waarbij onder overige veehouderij producten vallen uit het houden van o.a. schapen, geiten en paarden. Daarnaast zijn de productie van melk voor de zuivelindustrie en de productie van eieren als apart cluster meegenomen. In bijlage 2 is een overzicht gegeven van de afbakening op basis van de classificatie van goederengroepen van de Nationale Rekeningen.
1.3 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 zijn de aanpak en het resultaat in detail beschreven van de emissies naar de lucht van de landbouw.
Het gaat hierbij om de emissies van broeikasgassen, stikstof, fijnstof en vluchtige organische stoffen naar
verschillende clusters van productgroepen.
In hoofdstuk 3 zijn de aanpak en het resultaat beschreven van de emissies naar bodem van de landbouw. Het gaat
hierbij emissies van stikstof, fosfor en gewasbeschermingsmiddelen naar productgroepen.
Vervolgens gaat hoofdstuk 4 verder met de aanpak en het resultaat van de analyse naar de belangrijkste
exportproducten van de landbouw. Het gaat hierbij om de totale exportwaarde en de exportwaarde van landbouwproducten
die een sterke samenhang hebben met primaire productie en landbouwemissies in Nederland.
Tot slot worden in Hoofdstuk 5 een aantal aanbevelingen gedaan om de kwaliteit en zeggingskracht van de resultaten
over emissies door landbouwproducten te verbeteren.
2. Emissies naar lucht door de landbouw
2.1 Aanpak
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de emissies naar lucht van verschillende groepen van landbouwproducten. Het betreft emissies van broeikasgassen, ammoniak, stikstofoxiden, fijnstof en NMVOS. De uitstoot van broeikasgassen is berekend volgens IPCC-voorschriften. Emissies door stationaire bronnen, mobiele bronnen, en landgebruik (LULUCF) zijn daarbij meegenomen.
De cijfers naar productgroep zijn tot stand gekomen op basis van broninformatie van de Nederlandse Emissieregistratie 2). De Emissieregistratie stelt de Nederlandse emissies naar de lucht vast, zowel broeikasgassen als luchtverontreinigende stoffen, uitgesplitst naar stationaire en mobiele bronnen, en conform internationale voorschriften. Methoderapporten voor de vaststelling van de jaarlijkse emissies staan op de website van de Emissieregistratie. De landbouwemissies omvatten emissies die voortkomen uit de veehouderij, akker- en tuinbouw, en uit landbouwbodems. In de landbouw gaat het om emissies van de volgende stoffen: koolstofdioxide (CO2), methaan (CH4), lachgas (N2O), ammoniak (NH3), stikstofoxiden (NOx), fijnstof (PM10 en PM2.5) en niet-methaan vluchtige organische stoffen (NMVOS).In de Emissieregistratie worden de (belangrijkste) bronnen of de activiteiten waarbij emissies van stoffen in het milieu terechtkomen, geïnventariseerd. In de onderliggende brongegevens van de Emissieregistratie zijn ongeveer 150 emissiebronnen geïdentificeerd voor emissies die behoren tot de landbouw. Voorbeelden zijn mest in stallen per diersoort, aanwending van mest per diersoort, aardgasverbruik landbouw (WKK), en emissies t.g.v. afrijpende gewassen. Per emissieoorzaak is een koppeling gemaakt naar landbouwproductgroepen. Door de clustering van landbouwproducten is voor een groot deel van de emissies een koppeling mogelijk naar één landbouwproductgroep. Als dit niet het geval is, is gebruik gemaakt van verdeelsleutels op basis van aanvullende informatie uit verschillende bronnen. Daarvan wordt hieronder een beknopte, technische beschrijving gegeven:
- Sectorrapportage Duurzame Zuivelketen3)
De emissiebronnen horende tot melkvee zijn onderverdeeld naar productgroepen zuivel en kalfs- en rundvlees op basis van de allocatiefactor naar melk en vlees van de carbon footprint van de melkveehouderij. Op basis van het gemiddelde over de jaren 2008-2020, is aangenomen dat 86,1 procent gerekend kan worden tot zuivel en 13,9 procent tot rund- en kalfsvlees. - INITIATOR model van de WUR4)
De aanwending van mest en kunstmest in de landbouw is toegedeeld naar landbouwproductgroepen op basis van het INITIATOR model van de WUR (zie ook hoofdstuk 4). Hierbij is de aanwending van mest naar gewasgroepen en grasland leidend geweest en voor zover het model daar niet in voorzag (bij glastuinbouw) is uitgegaan van de bedrijfstypering. - Nationale Rekeningen
Emissies van mobiele bronnen in de landbouw zijn toegedeeld naar landbouwproductgroep op basis van informatie uit de Nationale Rekeningen over de kosten van het verbruik van diesel per landbouwsector. De verdere toedeling naar landbouwproductgroep is op basis van informatie over gewasarealen per bedrijfstypering (CBS-StatLine). - Energiemonitor van de Nederlandse glastuinbouw5)
Emissies door aardgasverbruik in de glastuinbouw zijn verdeeld naar sierteelt en glasgroenten en -fruit op basis van de Energiemonitor van de Nederlandse glastuinbouw 2021. Op basis hiervan is 65 procent toegedeeld aan groenten en fruit onder glas en 35 procent aan sierteelt. - National Emission Model Agriculture (NEMA)6)
Voor het toedelen van emissies aan landbouwproductgroepen door oogstwerkzaamheden, gewasresten en afrijpende gewassen en kuilvoeropslag, is informatie uit de NEMA en informatie over gewasarealen (CBS-StatLine) gebruikt. - Mineralenbalans landbouw (CBS)
De Mineralenbalans landbouw is gebruikt als bron voor de verdeling van emissies van fijnstof door de aanvoer van krachtvoer. - StatLine (CBS)
Gegevens over gewasarealen (zie hiervoor NEMA en Nationale Rekeningen) en gebruik gewasbeschermingsmiddelen in open teelt zijn gebruikt o.b.v. StatLine.
2.2 Broeikasgassen stationaire en mobiele bronnen
Voor wat betreft de “emissies op het gebied van klimaat” gaat het om de uitstoot van broeikasgassen naar de lucht berekend volgens IPCC-voorschriften. De verhoogde concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer is de belangrijkste oorzaak van klimaatverandering 7) 8). Broeikasgassen in de landbouw worden veroorzaakt door stationaire bronnen, mobiele bronnen en landgebruik. Deze paragraaf richt zich op de uitstoot van broeikasgassen door stationaire en mobiele bronnen in de landbouw, in de volgende paragraaf wordt de uitstoot van broeikasgassen door landgebruik apart toegelicht.De uitstoot van broeikasgassen in de landbouw wordt veroorzaakt door verschillende broeikasgassen (zie ook CBS, 2023a). Naast koolstofdioxide (CO2) zijn dit methaan (CH4) en lachgas (N2O) 9). Om de uitstoot van die gassen op te kunnen tellen, is de uitstoot van elk gas omgerekend naar CO2-equivalent. Eén CO2-equivalent staat gelijk aan de broeikasgaswerking van de uitstoot van één kilogram CO2. Zo staat de broeikasgaswerking van 1 kilogram methaan gelijk aan die van 28 kilogram CO2, en 1 kilogram lachgas staat gelijk aan 265 kilogram CO2.
De landbouw levert de grootste bijdrage aan de totale Nederlandse emissies van methaan en lachgas, respectievelijk 75 en 64 procent in 2021. De uitstoot van lachgas in de landbouw wordt vooral veroorzaakt door bemesting van landbouwgrond met dierlijke mest en kunstmest. Er komt lachgas vrij in de stikstofkringloop bij de vorming of afbraak van nitraat. Dit proces treedt op in stikstofrijke bodems en water, maar bijvoorbeeld ook in mestopslagen.
De uitstoot van methaan vindt voornamelijk plaats in de veehouderij via fermentatie door herkauwers (Brand,
2023). Fermentatie is de afbraak van organische stoffen in het maagdarmstelsel van dieren en daarbij komt
methaan vrij. In 2021 komt het grootste deel, 91 procent, voor rekening van rundvee. Ook de opslag van mest is
een belangrijke bron van de uitstoot van methaan. In mestopslagen (bijvoorbeeld op varkens- en
rundveehouderijen) ontstaat methaan doordat micro-organismen stoffen in de mest afbreken en daarbij biogas
produceren (WUR, 2023).
Belangrijkste oorzaken van CO2-uitstoot in de landbouw zijn het aardgasverbruik in de glastuinbouw en het
dieselgebruik door mobiele landbouwwerktuigen en trekkers (CBS, 2023a). Ongeveer driekwart van het
aardgasverbruik in de landbouw wordt ingezet voor de productie van warmte en elektriciteit door middel van
warmtekrachtinstallaties of warmtekrachtkoppeling (WKK) in de glastuinbouw. De rest wordt direct gebruikt,
bijvoorbeeld in ketels in kassen. Bij WKK zorgen verbrandingsmotoren, aangedreven door aardgas, voor
stroom en verwarming van de kas. Dit proces is efficiënter dan het gescheiden opwekken van elektriciteit
door de elektriciteitscentrale en warmte in de kas met een warmteketel. Per saldo worden hiermee CO2-emissies
bespaard.
Tabel 2.1 geeft het resultaat weer van de uitstoot van broeikasgassen per landbouwproductgroep in 2021. De
meeste broeikasgassen, in totaal 11,8 Mton ofwel 42 procent van de totale emissies van de landbouw, zijn toe te
rekenen aan de zuivel. De broeikasgasuitstoot betreft met name de uitstoot van methaan (8,6 Mton) en lachgas
(2,6 Mton). Zuivel is goed voor respectievelijk 61 en 57 procent van de uitstoot van methaan en lachgas in de
landbouw. De uitstoot van CO2 is geconcentreerd in de glastuinbouw. Glasgroenten en -fruit is met een aandeel
van 54 procent de grootste veroorzaker van CO2 =-emissies.
Landbouwproductgroep | CO2 | CH4 | N2O | Totaal |
---|---|---|---|---|
Aardappelen | 33 | 0 | 203 | 237 |
Overige akkerbouw | 188 | 0 | 466 | 654 |
Sierteelt | 2 885 | 471 | 41 | 3 397 |
Glasgroenten en -fruit | 4 915 | 874 | 8 | 5 797 |
Overige tuinbouw | 306 | 0 | 158 | 464 |
Veeteeltproducten | 0 | |||
Zuivel | 510 | 8 647 | 2 600 | 11 757 |
Rund- en kalfsvlees | 159 | 1 594 | 721 | 2 473 |
Varkensvlees | 24 | 2 204 | 120 | 2 348 |
Pluimveevlees | 11 | 34 | 16 | 61 |
Eieren | 10 | 40 | 24 | 73 |
Overige veehouderij | 63 | 344 | 220 | 626 |
Totaal Landbouw | 9 103 | 14 207 | 4 577 | 27 888 |
Nederland | 144 400 | 19 000 | 7 200 | 172 000 * |
Aandeel Landbouw (%) | 6% | 75% | 64% | 16% |
* Totaal Nederland is inclusief de uitstoot van F-gassen (1.4 Mton in 2021). |
2.3 Broeikasgassen landgebruik (LULUCF)
Een deel van de uitstoot van broeikasgassen door de landbouw wordt veroorzaakt door landgebruik, en de
veranderingen daarin. Denk daarbij aan de oxidatie van veenweidegebieden (landgebruik) en het omploegen van
grasland ten bate van een ander gewas. Deze zogenaamde “Land Use, Land-Use Change and Forestry”
(LULUCF) emissies zijn goed voor ca. 2,5 procent van de totale uitstoot van broeikasgassen in Nederland, en
tellen mee in de klimaatdoelen van Nederland en de Europese Unie.Binnen Nederland zijn de veenweidegebieden de
belangrijkste bron van LULUCF-emissies. Door het verlagen van de grondwaterstand ten behoeve van de landbouw
verdroogt en oxideert het veen, waarbij broeikasgassen vrijkomen. Hoe dieper de grondwaterstand, hoe sterker de
oxidatie en uitstoot. Op de zand en kleigronden hebben de emissies veelal te maken met het bewerken van
landbouwbodems. Denk daarbij aan ploegen, waarbij bodemorganisch materiaal in contact komt met de lucht en
oxideert.
Daarnaast vindt er koolstofvastlegging plaats in bodems, waardoor het netto-effect op de emissies door
landgebruik negatief kan zijn. Dit vindt met name plaats in bos, maar ook in goed beheerde graslanden kan er
langdurig koolstof worden vastgelegd in de bodem en de vegetatie.
Databronnen en methoden
Voor dit onderzoek is primair uitgegaan van de landelijke cijfers over emissies van broeikasgassen zoals die
worden gerapporteerd aan het IPCC 10). Hierin wordt het netto saldo van LULUCF-emissies (emissies min vastlegging)
onderverdeeld naar verschillende categorieën landgebruik (bos, bouwland, grasland, waterrijke gebieden,
bebouwd gebied, overig landgebruik) en houtoogst.
Voor de landbouw zijn primair de categorieën “grasland” (IPCC-code 4C) en
“bouwland” (4B) relevant. Emissiecijfers zijn onderverdeeld naar landgebruik: “grasland dat
grasland blijft” (4C1), “bouwland dat bouwland blijft” (4B1) en landgebruiksverandering:
“niet-grasland dat in grasland wordt omgezet” (4C2) en “niet-bouwland dat in bouwland wordt
omgezet” (4B2).
De uitstoot van deze landgebruiks-categorieën zijn nagenoeg volledig toegerekend aan de directe
landbouwemissies op grond van de inzet voor specifieke landbouwactiviteiten. Voor de koppeling van bodem, gewas
en landbouwproductgroep is gebruik gemaakt van de Basisregistratie Gewaspercelen (BRP) 11). Dit is een jaarlijks
door RVO gepubliceerde kaart van alle landbouwpercelen, met daarin aangegeven welk (hoofd)gewas dat jaar op elk
perceel wordt verbouwd. Zo is het mogelijk om een toedeling te maken van emissies naar landbouwproductgroep.
Voedergewassen zijn daarbij toegedeeld op basis van arealen per type landbouwbedrijf12), waardoor ook een deel
naar veeteeltproducten is toegedeeld. Landgebruiksemissies van grasland zijn toegedeeld naar melkvee en overig
rundvee aan de hand van het aantal dieren.
De emissies van broeikasgassen in de veenweidegebieden zijn niet overal even hoog, maar afhankelijk van de bodemgesteldheid en met name de diepte van de ontwatering. Ten behoeve van de Koolstofrekening van het CBS 13), onderdeel van de Natuurlijk kapitaalrekeningen14), is een kaart ontwikkeld, die in het huidige onderzoek is gebruikt om de ruimtelijke verdeling van de LULUCF emissies (specifiek 4C1, “grasland dat grasland blijft”) te bepalen.
Voor de emissies die samenhangen met de veranderingen in landgebruik (4B2 en 4C2) is gebruik gemaakt van een vergelijking tussen de BRP-kaarten voor 2020 en 2021, om zo de percelen te identificeren die bijvoorbeeld in 2021 als bouwland in gebruik waren, maar in 2020 niet. De bijbehorende emissies zijn vervolgens toegekend aan de gewassen (en bijbehorende productgroepen) die in 2021 werden geteeld.
De emissies door landgebruik, horend bij grasland en bouwland, worden bijna volledig toegerekend aan de landbouw. Minder dan 2 procent van de LULUCF emissies op grasland en bouwland, vindt plaats op BRP-percelen met een niet-landbouwbestemming15).
Tot slot vindt er uitstoot van methaan en lachgas plaats door landgebruik van bouwland en grasland. De uitstoot van lachgas vindt plaats bij de teelt op organische bodems op bouwland en is toegedeeld naar productgroep op basis van de uitstoot van lachgas uit stationaire bronnen in de tuin- en akkerbouw. De uitstoot van methaan op grasland komt van afwateringssloten en is toegedeeld aan zuivel en kalf- en rundvleesproducten.
Resultaten
Emissies door landgebruik spelen een belangrijke rol bij de broeikasgasuitstoot van de landbouw. De
LULUCF-emissies van de landbouw zijn goed voor 14,9 procent van het totaal aan emissies van broeikasgassen van
de landbouw. Tabel 2.2 geeft de resultaten weer van de verdeling van LULUCF-emissies naar
landbouwproductgroepen. De meeste LULUCF-emissies van de landbouw zijn gerelateerd aan de melkveehouderij. Dat
komt doordat dit de voornaamste vorm van landbouw is in de veenweidegebieden. In totaal is 60 procent van de
LULUCF-emissies afkomstig van de melkveehouderij, waarvan 2,5 Mton is toegerekend aan zuivel en 0,4 Mton aan
rund- en kalfsvlees. De aardappelteelt is het landbouwcluster waar de meeste LULUCF-emissies op bouwland
plaatsvinden. Voor de glastuinbouw en niet-grondgebonden intensieve veehouderij (varkens, pluimvee) spelen de
emissies door landgebruik een te verwaarlozen rol.
Landbouwproductgroep | CO2 | CH4 | N2O | Totaal |
---|---|---|---|---|
Akker- en tuinbouwproducten | ||||
Aardappelen | 582 | 11 | 594 | |
Overige akkerbouw | 500 | 26 | 526 | |
Sierteelt | 169 | 2 | 171 | |
Glasgroenten en -fruit | 0 | 0 | 0 | |
Overige tuinbouw | 33 | 9 | 42 | |
Veeteeltproducten | ||||
Zuivel | 2 259 | 175 | 2 434 | |
Rund- en kalfsvlees | 852 | 66 | 919 | |
Varkensvlees | 27 | 27 | ||
Pluimveevlees | 4 | 4 | ||
Eieren | 3 | 3 | ||
Overige veehouderij | 79 | 79 | ||
Totaal Landbouw | 4 510 | 241 | 48 | 4 799 |
Totaal Landgebruik1) | 4 000 | 200 | 100 | 4 300 |
1) Het totaal landgebruik is lager omdat er ook sprake is van negatieve emissies door met name CO2-opslag in bos (IPCC-code 4A). |
2.4 Stikstof naar de lucht
Bij stikstofemissies naar de lucht gaat het om de emissies van ammoniak (NH3) en stikstofoxiden (NOx) (zie CBS, 2023b). Daarnaast vinden stikstofemissies naar de bodem plaats (zie hoofdstuk 3). De uitstoot van stikstof heeft gevolgen voor de natuur en biodiversiteit en de impact daarvan is locatie-afhankelijk.
Mest in de landbouw is de grootste veroorzaker van uitstoot van ammoniak en stikstofoxiden (CBS, 2023b). De uitstoot komt vrij bij mest in stal en opslag en bij de aanwending van dierlijke mest en kunstmest. De uitstoot van stikstofoxiden (NOₓ) vindt daarnaast plaats bij verbrandingsprocessen, zoals bij de inzet van aardgas voor energieopwekking in de glastuinbouw en bij het dieselgebruik van trekkers en landbouwwerktuigen.
Tabel 2.3 geeft het overzicht van de uitstoot van ammoniak (NH3) en stikstofoxiden (NOx) in de landbouw naar productgroepen. De landbouwproductgroepen in totaal zijn verantwoordelijk voor 86 procent van de uitstoot van ammoniak (NH3) en 15 procent van stikstofoxiden (NOx). Dit totaal wijkt licht af het totaal van de landbouwsector (SBI 01) omdat de emissies van hobby dieren, waaronder vee gehouden door particulieren voor niet-economische doeleinden, buiten beschouwing zijn gelaten16).
De uitstoot van ammoniak in de landbouw vindt voor 96 procent plaats bij veeteeltproducten. Met een uitstoot van 49 kton is het productgroep zuivel goed voor 47 procent van de ammoniakuitstoot naar de lucht. De uitstoot van NOₓ vindt meer verspreid plaats binnen de landbouw. Veeteeltproducten zijn samen goed voor 61 procent van de uitstoot en akker- en tuinbouwproducten 39 procent.
Landbouwproductgroep | NH3 | NOx |
---|---|---|
Akker- en tuinbouwproducten | ||
Aardappelen | 1 | 2 |
Overige akkerbouw | 3 | 5 |
Sierteelt | 0 | 4 |
Glasgroenten en -fruit | 0 | 4 |
Overige tuinbouw | 1 | 3 |
Veeteeltproducten | ||
Zuivel | 49 | 19 |
Rund- en kalfsvlees | 15 | 6 |
Varkensvlees | 17 | 1 |
Pluimveevlees | 3 | 0 |
Eieren | 10 | 0 |
Overige veehouderij | 5 | 2 |
Totaal Landbouw | 105 | 46 |
Nederland (stationaire en mobiele bronnen) | 122 | 308 |
Aandeel Landbouw (%) | 86% | 15% |
Tot slot ontstaan in de landbouw emissies naar de lucht van andere schadelijke stoffen, waaronder fijnstof (PM10
en PM2.5) en vluchtige organische stoffen (NMVOS).
Fijnstof is een verzamelbegrip en duidt op zwevende deeltjes in de lucht. Bij PM10 gaat het om deeltjes met een
doorsnede kleiner dan 10 micrometer, bij PM 2.5 om deeltjes met een doorsnede kleiner dan 2,5 micrometer.
Dieselrook is een belangrijke veroorzaker van fijnstof in de lucht. Daarnaast ontstaan secundaire fracties uit
deeltjes die in de atmosfeer ontstaan door chemische reacties tussen gassen (NH3, NOx, SO2, vluchtige organische
stoffen en/of al aanwezige deeltjes. Dit laatste speelt met name in de pluimveesector.
NMVOS zijn vluchtige organische stoffen, met uitzondering van methaan (Niet-Methaan-VOS). Deze ontstaan onder andere door onvolledige verbranding van brandstoffen en door verdamping van brandstoffen, koelmiddelen en ander chemische stoffen. Vluchtige organische stoffen spelen een rol bij de vorming van smog en zijn soms kankerverwekkend.
De landbouw, in het bijzonder de veehouderij, speelt een belangrijke rol bij de uitstoot van fijnstof en NMVOS in Nederland. Bij fijnstof is 19 procent van de uitstoot van PM10 en 6 procent van de uitstoot van PM2.5 afkomstig van stationaire en mobiele bronnen in de landbouw. De uitstoot van PM10 vindt met name plaats in de pluimveesector bij de productie van eieren (43 procent) en pluimveevlees (20 procent). De uitstoot van PM2.5 vindt verspreid plaats over de hele landbouw.
De landbouw veroorzaakt 31 procent van de totale uitstoot van NMVOS in Nederland in 2021. Driekwart van de uitstoot van vluchtige organische stoffen komt van het houden van melkvee, waarvan 57,4 kton is toegerekend aan melk voor de zuivelproductie.
Landbouwproductgroep | PM10 | PM2.5 | NMVOS |
---|---|---|---|
Akker- en tuinbouwproducten | |||
Aardappelen | 0,1 | 0 | 0,8 |
Overige akkerbouw | 0,5 | 0,1 | 1,5 |
Sierteelt | 0,1 | 0,1 | 1,3 |
Glasgroenten en -fruit | 0,1 | 0,1 | 1,8 |
Overige tuinbouw | 0,1 | 0,1 | 0,9 |
Veeteeltproducten | |||
Zuivel | 0,4 | 0,2 | 57,4 |
Rund- en kalfsvlees | 0,1 | 0,1 | 14,7 |
Varkensvlees | 0,8 | 0 | 3,2 |
Pluimveevlees | 1 | 0,1 | 3 |
Eieren | 2,3 | 0,1 | 3 |
Overige veehouderij | 0,1 | 0 | 1,2 |
Totaal Landbouw | 5,6 | 0,9 | 88,9 |
Nederland (stationaire en mobiele bronnen) | 28,7 | 16,7 | 283,8 |
Aandeel Landbouw (%) | 19% | 6% | 31% |
3) Bron: Doornewaard et al. (2022).
4) https://www.wur.nl/nl/show/initiator.htm
5) Smit, P. en R. van der Meer (2022). Energiemonitor van de Nederlandse glastuinbouw 2021. Rapport 2022-124, Wageningen Economic Research, Den Haag.
6) https://www.emissieregistratie.nl/documentatie/methoderapporten/landbouw
7) https://www.ipcc.ch/report/sixth-assessment-report-cycle/
8) https://www.knmi.nl/over-het-knmi/nieuws/de-staat-van-ons-klimaat-2022-steeds-vaker-extremer-weer-door-klimaatverandering
9) Daarnaast zijn er nog F-gassen, dat zijn fluorhoudende gassen die voornamelijk vrijkomen in de chemische industrie.
10) RIVM (2023), National Inventory Report 2023 - Greenhouse gas emissions in the Netherlands 1990-2021
11) https://data.overheid.nl/dataset/10674-basisregistratie-gewaspercelen--brp-
12) Op basis van de NSO bedrijfstypering
13) https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2017/45/bossen-en-bodems-stoten-meer-co2-uit-dan-ze-vastleggen
14) https://www.cbs.nl/nl-nl/maatschappij/natuur-en-milieu/natuurlijk-kapitaal
15) Dit betreft o.a. de BRP-gewassen natuurlijke terreinen, agrarisch natuurmengsel, open grond, en voedselbos.
16) Zie CBS-Statline ‘Emissies naar lucht op Nederlands grondgebied’ https://opendata.cbs.nl/#/CBS/nl/dataset/37221/table
3. Emissies naar bodem door de landbouw
3.1 Aanpak
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de emissies naar de bodem bij de productie van verschillende groepen van landbouwproducten. Het betreft emissies als gevolg van het bodemoverschot van stikstof (N) en fosfor (P) door toepassing van mest en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.
De uiteindelijke nutriënten-emissies van de landbouw naar water lopen via de bodem en lucht. Eutrofiëring, de overbelasting van het grond- en oppervlaktewater, met de nutriënten stikstof en fosfor is een belangrijke oorzaak voor de matig tot slechte fysisch-chemische kwaliteit van het oppervlaktewater in Nederland17). De meeste van deze nutriënten zijn afkomstig van uit- en afspoeling vanaf landbouwgronden. Daarnaast heeft het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen, ook wel bestrijdingsmiddelen of pesticiden genoemd, schadelijke gevolgen voor de in, en van, het water levende planten en dieren, ofwel de waterkwaliteit.
De emissies van nutriënten en chemische gewasbeschermingsmiddelen vanuit de bodem naar het grond- en oppervlaktewater vallen buiten de scope van dit project. Dat komt omdat de e emissies naar water niet eenduidig te herleiden zijn naar landbouwproductgroepen. Indirect worden wel de belangrijkste veroorzakers van emissies naar water in beeld gebracht.
Voor de uitwerking zijn de volgende twee bronnen gebruikt:
- Als indicator voor het mestgebruik wordt de Mineralenbalans landbouw18) gebruikt. Deze bevat gedetailleerde gegevens over de bodembalans binnen de landbouw van de mineralen stikstof en fosfor. Het gaat om jaarlijkse cijfers over de aanvoer naar landbouwgrond (dierlijke mest, kunstmest, luchtdepositie en overige aanvoer) en de afvoer van landbouwgrond (stikstofvervluchtiging mesttoediening en afvoer via gewassen). Het verlies naar de bodem, ofwel bodemoverschot, is gelijk aan het verschil tussen aanvoer en afvoer.
- Gegevens over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw naar gewas worden vierjaarlijks gepubliceerd in de Statistiek Bestrijdingsmiddelengebruik in de landbouw19). Het laatst beschikbare jaar is 2020.
3.1.1 Mineralenbalans landbouw
De Mineralenbalans landbouw heeft als doel het vaststellen van de balansgegevens van de mineralen stikstof en fosfor binnen de landbouw in Nederland. De Mineralenbalans landbouw is opgebouwd vanuit een grote diversiteit aan statistieken en databronnen op basis waarvan elke soort aanvoer c.q. afvoer berekend wordt. De gegevens zijn afkomstig van de kennisinstellingen die participeren binnen het samenwerkingsverband Emissieregistratie. De meststatistiekcijfers (inclusief de ruwvoer-oogstramingen en de stikstofemissies naar lucht) komen overeen met de cijfers die vastgesteld zijn volgens de gestandaardiseerde berekeningsmethode binnen de ‘Werkgroep Uniformering berekeningswijze Mest- en mineralencijfers’ (WUM) en de vastgestelde cijfers binnen het ‘National Emission Model Agriculture’ (NEMA).
Het stikstof- en fosforoverschot in de landbouw is gelijk aan de aangevoerde hoeveelheid stikstof en fosfor (krachtvoer en kunstmest) minus de hoeveelheid die is vastgelegd in plantaardige en dierlijke producten en de afzet van mest buiten de landbouw.
Van het stikstofoverschot van de landbouw komt een deel direct terecht in de bodem en het water. In de Mineralenbalans landbouw betreft dit de regel ‘verlies naar bodem’. Daarnaast is er de regel ‘verlies naar lucht’, waar stikstof vervliegt naar de lucht in de vorm van ammoniak (NH3) en andere N-verbindingen, afkomstig uit mest20). Hier richten we ons op het verlies naar bodem. Het verlies naar bodem in de Mineralenbalans landbouw is de hoeveelheid mineralen die zich ophoopt in de cultuurgrond en/of in het grond- of oppervlaktewater terechtkomt. Dit verlies naar de bodem is dus inclusief het deel dat in het grond- of oppervlaktewater terecht komt door meemesten van sloten, lozingen in het spui- en drainagewater uit de glastuinbouw, erfafspoeling of later via uit- en afspoeling uit de cultuurgrond.
Voor de toedeling naar landbouwproductgroepen zijn gegevens van de WUR, NEMA, en het CBS gebruikt. De aanvoer van dierlijke mest en kunstmest is de belangrijkste veroorzaker van het bodemoverschot. Deze is toegedeeld naar landbouwproductgroepen aan de hand van gegevens van de WUR van het model INITIATOR21). Het INITIATOR model berekent de toediening van dierlijke mest en kunstmest naar gewas en bedrijfstypering. Toedeling naar productgroep vindt plaats aan de hand van de plek waar de mest wordt toegediend. Op de plek van bestemming van de mest vindt immers de emissie naar bodem plaats, niet bij de herkomstlocatie van de dierlijke mest. De aan de hand van het gewas op bestemming is vervolgens een toedeling gemaakt naar landbouwproductgroep. Akker- en tuinbouwgewassen zijn toegedeeld aan productgroepen in de akker- en tuinbouw. Ruwvoer, bestaande uit grasland en voedergewassen (met name snijmais), is hierbij volledig toegedeeld aan veeteeltproducten aan de hand van gewasarealen per type veehouderij.
Hetzelfde geldt voor de afvoer van ruwvoer en gewassen. Bij de afvoer van ruwvoer is verder de afvoer van vers weidegras en snijmais toegedeeld naar landbouwproductgroepen op basis van gewasarealen per bedrijfstypering. Kuilgras en hooi zijn volledig toegedeeld naar de rundveehouderij. Voor de afvoer van gewassen zijn CBS-gegevens over de oogst per gewas gebruikt.
3.1.2 Statistiek Bestrijdingsmiddelengebruik in de landbouw
Doel van de statistiek is het vaststellen van landelijke gegevens over de chemische en biologische bestrijding in de land- en tuinbouw. Het onderzoek levert gegevens over de gebruikte hoeveelheid bestrijdingsmiddelen, het aantal bedrijven en de oppervlakte waarop de middelen zijn toegepast. De cijfers worden uitgesplitst naar toepassingsgroep, jaar, werkzame stof, gewas of gewasgroep en teeltsector van land- en tuinbouw. De statistiek wordt vierjaarlijks gepubliceerd en het laatste verslagjaar is 2020.
Dit onderzoek gaat uit van de totale hoeveelheid werkzame stof van gewasbeschermingsmiddelen per gewas. Er vindt geen weging plaats van de verschillende gewasbeschermingsmiddelen. Dat wil zeggen dat er geen rekening is gehouden met hoe groen of toxisch een middel is. Dit gebeurt wel bij de indicator voor geharmoniseerd risico (HRI) van gewasbeschermingsmiddelen (ministerie van LNV, 2023). De afzetcijfers van gewasbeschermingsmiddelen vormen de basis voor deze indicator en, op pragmatische wijze, is per werkzame stof het risicoprofiel opgesteld met een bepaalde standaard wegingsfactor. Hier gaat het niet alleen om milieurisico’s maar bijvoorbeeld ook gezondheidsrisico’s.
De gegevens over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen wijken echter af van gegevens over de afzet van gewasbeschermingsmiddelen. Een beperking van de statistiek is dat, naast de lage (vierjaarlijkse) frequentie, het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet volledig wordt beschreven22). In de gebruikscijfers zit 55 procent van de afzet. Niet alle teelten worden namelijk meegenomen. Bij het gebruik gaat het om verbruik voor de teelt van 42 landbouwgewassen, ca. 85 procent van het areaal bouwland en tuinbouw. Daarnaast hoeft niet al het gebruik te worden opgegeven in de vragenlijst, onder andere vindt er onderdekking plaats van het gebruik voor en na de teelt van het hoofdgewas. Ook is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op grasland niet opgenomen in de statistiek, net als het gebruik buiten de landbouw.
3.2 Stikstof en fosfor
De uitstoot van stikstof naar de bodem (incl. water) is geconcentreerd bij de melkveehouderij, waarvan het merendeel is toegerekend aan de melk voor de zuivelproductie23). Van het bodemoverschot van stikstof, dat wil zeggen het saldo van aanvoer min afvoer, is 78 kton toegerekend aan de zuivel in 2021. Daarmee is de zuivel goed voor 39 procent van het totale bodemoverschot van stikstof in de landbouw. Het bodemoverschot van de gewassen anders dan ruwvoer wordt toegerekend aan het te oogsten gewas (productgroep) op de bestemming waar de mest wordt toegediend. In de glastuinbouw is de uitstoot van stikstof en fosfor naar de bodem verwaarloosbaar door het geringe areaal.
Het bodemoverschot van fosfor van de landbouw is in 2021 4 kton. Het overschot van fosfor is beperkt en neemt al jaren af. Bij de melk- en rundveehouderij is momenteel sprake van een tekort van fosfor, dat wil zeggen dat er meer fosfor van de bodem onttrokken wordt dan toegediend.
Landbouwproductgroep | Bodemoverschot Stikstof (N) | Bodemoverschot Fosfor (P) |
---|---|---|
Akker- en tuinbouwproducten | ||
Aardappelen | 17 | 2 |
Overige akkerbouw | 30 | 2 |
Sierteelt | 3 | 0 |
Glasgroenten en -fruit | 0 | 0 |
Overige tuinbouw | 16 | 2 |
Veeteeltproducten | ||
Zuivel | 77 | -4 |
Rund- en kalfsvlees | 24 | -2 |
Varkensvlees | 4 | 1 |
Pluimveevlees | 1 | 0 |
Eieren | 1 | 0 |
Overige veehouderij | 28 | 2 |
Totaal Landbouw | 203 | 4 |
3.3 Gewasbeschermingsmiddelen
In de aardappelteelt wordt veel gebruik gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen. In 2020 is 45 procent van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen voor de teelt van poot-, consumptie- en zetmeelaardappelen. In totaal gaat het om meer dan 2,2 kton werkzame stof. Daarnaast worden gewasbeschermingsmiddelen veel ingezet in de sierteelt en overige akkerbouw, onder andere bij de teelt van suikerbieten en zaai-uien.
Figuur 3.3 laat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen per gewas zien in 2020. In totaal zijn 12 van de 42 gewassen in de bronstatistiek goed voor 93 procent van de hoeveelheid werkzame stof aan gewasbeschermingsmiddelengebruik.
Landbouwproductgroep | Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen |
---|---|
Akker- en tuinbouwproducten | |
Aardappelen | 2 172 |
Overige akkerbouw | 1 090 |
Sierteelt | 1 143 |
Glasgroenten en -fruit | 30 |
Overige tuinbouw | 401 |
Veeteeltproducten | |
Zuivel | 87 |
Rund- en kalfsvlees | 32 |
Varkensvlees | 6 |
Pluimveevlees | 1 |
Eieren | 1 |
Overige veehouderij | 18 |
Totaal Landbouw | 4 982 |
l2 | kilogram werkzame stof (in kilogram werkzame stof) |
---|---|
Pootaardappelen | 1051625 |
Lelies (bol) | 600558 |
Consumptieaardappelen | 595782 |
Zetmeelaardappelen | 524973 |
Tulpen open grond | 384600 |
Suikerbieten | 363264 |
Zaai-uien | 356152 |
Peren | 195455 |
Mais, snijmais | 160005 |
Tarwe, winter | 134071 |
Appels | 130936 |
Poot- en plantuien | 115215 |
18) Mineralenbalans landbouw (cbs.nl)
19) Bestrijdingsmiddelengebruik in de landbouw (cbs.nl)
20) De uitstoot van stikstof door verbrandingsprocessen, bijvoorbeeld bij het verwarmen van kassen en het gebruik van mobiele werktuigen, is niet opgenomen in de Mineralenbalans van de landbouw.
21) https://www.wur.nl/nl/show/initiator.htm
22) https://www.cbs.nl/nl-nl/achtergrond/2023/24/vergelijking-afzet-en-gebruik-gewasbeschermingsmiddelen#:~:text=Het%20totale%20gebruik%20van%20alle,2012%2C%202016%2C%20en%202020.
23) Op basis van Doornewaard et al. (2022) is 86,1 procent van de emissies van de melkveehouderij gealloceerd naar melk en 13,9 procent naar rund- en kalfsvlees.
4. Export van Nederlandse landbouwproducten
4.1 Aanpak
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste landbouwexportproducten van Nederland. Naast de totale exportwaarde, wordt ingezoomd op het deel van de export dat komt door primaire productie in Nederland. Dit deel hangt samen met de emissies van de landbouw die in de vorige twee hoofdstukken in kaart zijn gebracht. Er is uitgegaan van een definitie van landbouwgoederen inclusief verwerkte landbouwproducten. Een deel van de primaire productie wordt eerst verwerkt in de voedingsmiddelenindustrie voordat het geëxporteerd wordt.
Het belang van de export is bepaald aan de hand van de exportwaarde (in euro) in 2021 van landbouwproducten. De cijfers zijn afkomstig van de Nationale Rekeningen van het CBS. De Nationale Rekeningen onderscheiden ca. 650 goederengroepen op basis van de CPA-productclassificatie. Landbouwgoederen zijn hier gedefinieerd als alle goederengroepen die vallen onder land- en bosbouwproducten (CPA_A01_A03) en producten van de voedings- en genotmiddelen (CPA_C10_C12). Deze definitie van landbouwproducten is gebaseerd op de uitgangspunten van de jaarlijkse publicatie van Wageningen Economic Research (WEcR) en CBS over de ontwikkeling van de Nederlandse handel in landbouwproducten 24) 25). Landbouwproducten zijn hier gedefinieerd als de primaire en secundaire landbouwgoederen. Primaire landbouwproducten zijn onbewerkte goederen die rechtstreeks uit de natuur dan wel uit de primaire sector komen. Dit zijn de eindproducten die de landbouw produceert, zoals bijvoorbeeld varkens, appels, bloemen, bloembollen en tomaten. Secundaire landbouwgoederen zijn bewerkingen en bereidingen van de primaire landbouwgoederen. De verwerking vindt hoofdzakelijk plaats buiten de landbouwsector in de voedings- en genotmiddelenindustrie. Voorbeelden zijn kaas, frites, chocolade, bier, en bewerkingen van groente en fruit. Landbouwgerelateerde exportgoederen, waaronder landbouwmachines en meststoffen, behoren niet tot de definitie.
Allereerst wordt de totale exportwaarde van landbouwproducten weergegeven. Vervolgens is er een selectie gemaakt van landbouwproducten waarvan de primaire productie grotendeels in de Nederlandse landbouwsector heeft plaatsgevonden. Onder de primaire landbouwsector vallen de branches akkerbouw, tuinbouw, veehouderij en agrarische diensten. Bij de Nederlandse export van primaire landbouwproducten betreft het eindproducten van de landbouwsector zelf. Daarnaast wordt de exportwaarde van de verwerkte landbouwproducten meegenomen die grotendeels zijn gebaseerd op primaire productie in Nederland. Zo wordt inzichtelijk welk deel van de export samenhangt met de directe emissies van de landbouw in Nederland. Een voorbeeld van een verwerkt product is kaas. De productie van rauwe melk door de melkveehouderij is niet zichtbaar in de export omdat deze eerst in Nederland verwerkt worden en vervolgens als kaas, boter, melkpoeder of consumptiemelk de grens over gaan. Een ander voorbeeld is varkensvlees. Varkens worden eerst verwerkt in slachterijen voor ze als varkensvlees geëxporteerd worden. Kaas en varkensvlees zijn meegenomen in het onderzoek om het belang van de Nederlandse landbouw voor de export en de belangrijkste landbouwexportproducten inzichtelijk te maken.
Een deel van de export van landbouwproducten heeft geen directe relatie met de Nederlandse landbouwsector en is niet meegenomen in het onderzoek. Ten eerste bestaat een belangrijk deel van de Nederlandse export uit wederuitvoer. Bij wederuitvoer worden landbouwproducten ingevoerd door een Nederlands ingezetene en in (vrijwel) onbewerkte staat weer uitgevoerd naar het buitenland. Denk bijvoorbeeld aan de invoer van fruit via de haven van Rotterdam, waarvan het grootste deel wederuitvoer is naar Europese bestemmingen. Deze activiteiten hebben geen link met de primaire landbouwproductie in Nederland. Ten tweede bevinden zich in de export van Nederlandse makelij landbouwproducten die alleen in Nederland verwerkt zijn. Voorbeelden zijn koffie, chocola, en zonnebloemolie. De primaire grondstoffen worden geïmporteerd uit het buitenland en in Nederland vindt de verwerking plaats in de voedingsmiddelenindustrie. In de bovengenoemde gevallen heeft de primaire productie volledig in het buitenland plaatsgevonden. Andere voorbeelden zijn minder eenduidig zoals bijvoorbeeld kant- en klare maaltijden, sauzen en soepen. Per landbouwproductgroep uit de Nationale Rekeningen is nagegaan in hoeverre de productie afhankelijk is van invoer en in Nederland geproduceerde landbouwgoederen. Tot slot zijn producten uit de bosbouw en visserij niet meegenomen in het onderzoek. In bijlage 2 is een overzicht gegeven van de selectie en toedeling per goederengroep van de Nationale Rekeningen.
Tot slot is de exportwaarde omgezet naar hoeveelheden (in kilogram) ten behoeve van de modelberekeningen van het WEcR en WEnR onderzoek (Lesschen et al., 2023). Basis voor de omzetting naar hoeveelheden zijn brongegevens van de Materiaalmonitor van het CBS 26). De Materiaalmonitor beschrijft tweejaarlijks de fysieke materiaalstromen - gemeten in miljoenen kilo’s - naar, van en binnen de Nederlandse economie per goederengroep uit de Nationale Rekeningen. Hieruit is de exportwaarde per kilogram afgeleid per NR-productgroep voor het jaar 2020. Voor het jaar 2021 is deze waarde per goederengroep aangepast voor de prijsontwikkeling in 2021 ten opzichte van 2020 uit de Nationale Rekeningen.
4.2 Resultaten
De totale exportwaarde van landbouwproducten bedraagt in 2021 103 miljard euro. Dat is 14 procent van de totale uitvoer van goederen en diensten in Nederland. Het betreft de totale exportwaarde, inclusief wederuitvoer. Figuur 4.1 geeft een overzicht van de 15 belangrijkste exportproducten van Nederland, samen goed voor 68 procent van de totale export van landbouwproducten. De belangrijkste landbouwexportproducten zijn overige voedingsmiddelen 27), fruit, cacaoproducten, bloembollen en planten, en oliën en veekoek. In de top-5 staat alleen ‘bloembollen en planten’ als primair product van de Nederlandse landbouwsector. Bij fruit betreft het grotendeels wederuitvoer waarbij de Nederlandse groothandel en transportsector een belangrijke rol speelt. De andere drie landbouwproductgroepen in de top-5 zijn in de voedingsmiddelenindustrie verwerkte landbouwproducten. Nederland kent een relatief grote verwerkende voedingsmiddelenindustrie.
Label | NL makelij (in miljoen euro) | Wederuitvoer (in miljoen euro) |
---|---|---|
Overige voedingsmiddelen | 6089 | 2450 |
Fruit | 809 | 5614 |
Cacaoproducten | 4487 | 1785 |
Bloembollen en planten | 4941 | 983 |
Olien/Veekoek | 3627 | 2103 |
Groenten | 3477 | 1915 |
Tabaksproducten | 4104 | 665 |
Bloemen | 3215 | 1249 |
Kaas | 3530 | 525 |
Diervoeders | 3016 | 711 |
Overige vleesproducten | 2167 | 1230 |
Bewerkte visproducten | 1227 | 1826 |
Groente-/fruitproducten | 1736 | 1053 |
Varkensvlees | 2489 | 202 |
Kalfs-/rundvlees | 2221 | 465 |
*) Op basis van de goederengroep-indeling voor landbouwproducten uit de Nationale Rekeningen (NR) |
Vervolgens is een selectie gemaakt van productgroepen die samenhang hebben met de primaire landbouw in Nederland. In totaal heeft 41 procent van de totale exportwaarde van landbouwproducten een directe samenhang met de primaire Nederlandse landbouw (zie figuur 4.2). Dit betreft 42 miljard euro, ofwel 5,7 procent van de totale exportwaarde van Nederland in 2021 en 9,9 procent van de totale exportwaarde exclusief wederuitvoer.
De overige 59 procent van de export van landbouwgoederen heeft geen of geringe relatie met de Nederlandse landbouwsector. Bijna 34 procent van de Nederlandse landbouwexport betreft wederuitvoer, in totaal gaat het om 35 miljard euro. Daarnaast is een kwart van de Nederlandse landbouwexport gebaseerd op primaire grondstoffen die in het buitenland worden geproduceerd en in Nederland worden verwerkt (26 miljard euro). Deze exportstromen hebben geen of geringe relatie met de Nederlandse landbouwsector en de emissies van de landbouw. Bij de wederuitvoer spelen de Nederlandse groothandel en transportsector een belangrijke rol. De verwerking van primaire grondstoffen uit het buitenland vindt voornamelijk plaats in de voedingsmiddelenindustrie.
c | Exportwaarde 2021 |
---|---|
NL makelij van eigen bodem | 42012 |
NL makelij van buitenlandse bodem | 26178 |
Wederuitvoer | 35031 |
Figuur 4.3 laat de samenstelling zien van de exportwaarde door primaire landbouwproductie in Nederland naar landbouwproductgroep. Zuivel en sierteelt zijn de belangrijkste exportproducten van de Nederlandse landbouw met een exportwaarde van respectievelijk 9,2 en 8,7 miljard euro.
l2 | NL export 2021 (in miljoen euro) |
---|---|
Aardappelen en -producten | 2740 |
Overige akkerbouw | 4941 |
Sierteelt | 9227 |
Glasgroenten en -fruit | 3811 |
Overige tuinbouw | 2133 |
Zuivel | 8682 |
Rund- en kalfsvlees | 2396 |
Varkens/vlees | 2905 |
Pluimveevlees | 2079 |
Eieren | 422 |
Overige veehouderij | 2676 |
Tot slot geeft figuur 4.4 informatie over het bijhorende gewicht in miljoen kilogram van de export van landbouwproducten met primaire productie in Nederland. In totaal heeft deze export een omvang van 26,4 miljard kilogram in 2021. De grootste fysieke exportstromen zijn afkomstig van producten van de akker- en tuinbouw. Overige producten van de akkerbouw en aardappel/producten hebben de grootste fysieke exportstromen met respectievelijk 6,6 en 4,5 miljard kilogram. Sierteeltproducten, zuivel en vlees hebben een relatief hoge waarde per kilogram.
x | x (in miljoen kilogram) |
---|---|
Aardappelen en -producten | 4504 |
Overige akkerbouw | 6597 |
Sierteelt | 2983 |
Glasgroenten en -fruit | 3491 |
Overige tuinbouw | 1697 |
Zuivel | 2849 |
Rund- en kalfsvlees | 484 |
Varkens/vlees | 1389 |
Pluimveevlees | 1202 |
Eieren | 272 |
Overige veehouderij | 913 |
25)Deze studie gaat uit van cijfers uit de Internationale Handelsstatistiek op basis van de zeer gedetailleerde GN-goederenclassificatie. De GN-hoofdstukken wijken af van de opbouw van de NR-goederengroepen. Ook ontbreken een klein aantal goederengroepen buiten de landbouw en voedingsmiddelenindustrie, zoals katoen, glycerol, en hout.
26)https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/aanvullende-statistische-diensten/2023/herziening-materiaalmonitor-2014-2016-2018-en-update-2020/1-introductie
27)Onder overige voedingsmiddelen vallen bewerkte landbouwproducten als. specerijen, sauzen, bereide maaltijden, en kinder-/dieetvoeding.
5. Aanbevelingen voor vervolgonderzoek
De resultaten zijn tot stand gekomen op basis van de gekozen onderzoeksaanpak binnen de beperkingen van de scope van het onderzoek en de beschikbare gegevens. De belangrijkste resultaten zijn samengevat weergegeven in de samenvatting (hoofdstuk 1). Dit hoofdstuk doet een aantal aanbevelingen om de kwaliteit en zeggingskracht van de resultaten over emissies door landbouwproducten te verbeteren.
Scope
Belangrijkste aanbeveling is om in een vervolgonderzoek de scope van de emissies van de landbouw uit te breiden. Nu zijn alleen de directe emissies (scope 1 emissies) van de landbouw meegenomen. Indirecte emissies in de productieketen van landbouwproducten vallen nu buiten de scope, de zogenaamde scope 2 en scope 3 emissies. Om een volledig beeld van de emissies per landbouwproduct te krijgen, dus inclusief emissies in de hele productieketen, zijn voetafdrukanalyses nodig.
Voor scope 2 emissies gaat het daarbij om de emissies die samenhangen met de opwekking van de gebruikte energie. In beginsel zou op sectoraal niveau een schatting van deze emissies kunnen worden gemaakt door het aandeel van de landbouw en de voedselverwerkende industrie in het totale energiegebruik af te zetten tegen de emissies vanuit de energiesector. Hier zitten echter enkele haken en ogen aan.
- Ten eerste is de onderverdeling van de betreffende sectoren in aparte productgroepen verre van triviaal. Voor de primaire landbouw is het tot op zekere hoogte mogelijk om het energieverbruik door de landbouw verder op te splitsen. Binnen het CBS loopt op dit moment een project waarbij het verbruik door de glastuinbouw wordt afgesplitst van de overige landbouw. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de inzet van WKK in de glastuinbouw.
- Ten tweede zullen de emissies van broeikasgassen afhangen van de wijze van productie (fossiel versus duurzaam). Deze informatie is weliswaar beschikbaar vanuit het aanbod, de energieproductie, maar niet vanuit de vraag. De zeggingskracht van bijvoorbeeld ‘duurzame’ energiecertificaten is beperkt. Informatie over energieverbruik per landbouwdeelsector laat zich dus lastig vertalen in bijbehorende scope 2 CO2-emissies.
Scope 3 emissies vinden binnen en buiten Nederland plaats. In een voetafdrukanalyse worden emissie-allocatie methodes vanuit de life-cycle analysis (LCA) gekoppeld aan internationale (‘multi-regionale’) input-output tabellen. Een input-output tabel geeft inzicht in productie- en consumptieketens, LCA methoden koppelen hier emissies aan. Zie bijvoorbeeld Joint Research Centre (2010).
Een kenmerkend voorbeeld van zo’n allocatiemethode zijn de Europese standaarden voor Product Environmental Footprint Category Rules (PEFCR), welke op gedetailleerd niveau voorschrijven hoe bijvoorbeeld de totale directe emissies veroorzaakt door een koe verdeeld dienen te worden over de verschillende producten (melk, vlees, huiden, etc.). PEFCR-richtlijnen zijn opgesteld voor onder andere zuivel28) en veevoer29). Niet alle beschikbare voetafdrukstudies zijn echter consistent met de nationale statistieken en/of kennen een vergelijkbaar detailniveau met betrekking tot productgroepen zoals gebruikt in dit onderzoek. Er lopen binnen Nederland initiatieven om hier meer harmonisatie in aan te brengen30).
In dit onderzoek zijn de emissies van de primaire productie toegeschreven aan het belangrijkste product. Alleen bij het verdelen van de emissies van melkvee is gebruik gemaakt van voetafdrukanalyses voor de allocatie naar melk en vlees (op basis van Doornewaard et al., 2022). LCA-methoden leveren niet alleen informatie op over indirecte emissies van de landbouw elders in de productieketen in binnen- en buitenland. Ook voor een verfijndere allocatie van emissies binnen de landbouw aan landbouwproducten kunnen LCA-methoden van nut zijn. Een volledige toekenning van de emissies veroorzaakt door bijvoorbeeld de melkveehouderij aan alle individuele producten kan worden opgesteld aan de hand van Life Cycle Analyses (LCA’s) en de daarvoor vastgestelde Product Environmental Footprint (PEF) analyses31). Hierbij worden de emissies verdeeld op basis van de biofysische of monetaire aandelen van de uiteindelijke producten. In Nederland zijn deze voorschriften o.a. vertaald naar de Rekenregels voor de Kringloopwijzer32).
Emissies naar water
Voor het herleiden van emissies naar water naar landbouwproducten is aanvullend onderzoek nodig. De uiteindelijke nutriënten-emissies van de landbouw naar water lopen via de bodem en lucht. De WUR beschikt over modellen en methoden om informatie te genereren over hoe nutriënten uiteindelijk via uit- en afspoeling vanaf landbouwgronden en via depositie van emissies naar de lucht in het grond- en oppervlaktewater terechtkomen. Deze zijn in het verleden reeds gebruikt om de herkomst van nutriënten in het oppervlaktewater vast te stellen (Schipper et al., 2019).
Landgebruik
Voor de verdeling van LULUCF-emissies over landbouwproducten (en niet-landbouw) is gebruik gemaakt van de landelijke netto totalen, afkomstig uit het National Inventory Report (RIVM, 2023). Om tot een nauwkeuriger verdeling te komen, verdient het aanbeveling om gebruik te maken van de data die aan het National Inventory Report ten grondslag liggen.
Milieu-impact van gewasbeschermingsmiddelen
In het huidige onderzoek is alleen de totale hoeveelheid werkzame stof meegenomen bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Meer onderzoek is nodig naar het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en de impact op het milieu.
29) https://fefacfeedpefcr.eu
30) Zie bijvoorbeeld: https://www.pbl.nl/publicaties/trends-in-nederlandse-voetafdrukken-een-update
31) https://green-business.ec.europa.eu/environmental-footprint-methods_en
32) https://edepot.wur.nl/582185
Geraadpleegde bronnen
Rapporten
Brand, C. (2022). De verduurzaming van de landbouw – deel I: productie en verbruik. CBS-reeks Statistische Trends.
Brand, C. (2023). De verduurzaming van de landbouw – deel II: emissies. CBS-reeks Statistische Trends.
CBS (2023c). Herziening materiaalmonitor 2014, 2016, 2018 en update 2020.
Doornewaard et al. (2022). Sectorrapportage Duurzame Zuivelketen - Prestaties 2020 in perspectief. Wageningen Economic Research rapport 2022-002.
Dijk, W. van, et al (2022). Rekenregels van de KringloopWijzer 2022. WUR-rapport.
European Dairy Association (2018). Product Environmental Footprint Category Rules for Dairy Products. EDA report.
IPCC (2023). AR6 Synthesis Report Climate Change 2023.
Joint Reseach Centre (2010). Evaluation of the livestock sector's contribution to the EU greenhouse gas emissions (GGELS). JRC-European Commission report.
Lesschen, J.P., Koops, O., Berkhout, P., Jongeneel, R., Vellinga, T., Bogaart, P. en K. Geertjes (2024). Effecten op emissies bij verplaatsing Nederlandse landbouwproductie. WEnR/WEcR/CBS-publicatie.
Effecten op emissies bij verplaatsing Nederlandse landbouwproductie — Research@WUR
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2023). Harmonised Risk Indicator (HRI) in Nederland. LNV-publicatie 17-08-2023.
KNMI (2023). De staat van ons klimaat 2022. KNMI specials 02
RIVM en CBS (2022). Slidedeck Sturen op scope 2 & 3 emissiereductie.
RIVM (2023). National Inventory Report - Greenhouse gas emissions in the Netherlands 1990-2021. RIVM report 2023-0052.
Schipper, P., Renaud, L. em E. van Boekel (2019). Bronnenanalyse nutriënten stroomgebied Maas. Wageningen, Wageningen Environmental Research, report 2931. https://edepot.wur.nl/468844
Smit, P. en R. van der Meer (2022). Energiemonitor van de Nederlandse glastuinbouw 2021. Rapport 2022-124, Wageningen Economic Research, Den Haag.
Websites
Basisregistratie Gewaspercelen (BRP) - https://data.overheid.nl/dataset/10674-basisregistratie-gewaspercelen--brp-
CBS (2017). Bossen en bodems stoten meer CO2 uit dan ze vastleggen. CBS Nieuwsbericht.
Bossen en bodems stoten meer CO2 uit dan ze vastleggen | CBS
CBS (2023a). Dossier Broeikasgassen - https://www.cbs.nl/nl-nl/dossier/dossier-broeikasgassen
CBS (2023b). Dossier Stikstof - https://www.cbs.nl/nl-nl/dossier/dossier-stikstof
CBS (2023d). Onderzoeksbeschrijving Bestrijdingsmiddelen in de landbouw -https://www.cbs.nl/nl-nl/onze-diensten/methoden/onderzoeksomschrijvingen/korte-onderzoeksbeschrijvingen/bestrijdingsmiddelengebruik-in-de-landbouw
CBS (2023e). Natuurlijk Kapitaal - https://www.cbs.nl/nl-nl/maatschappij/natuur-en-milieu/natuurlijk-kapitaal
CBS (2023f). Vergelijking afzet en gebruik gewasbeschermingsmiddelen –
Vergelijking afzet en gebruik gewasbeschermingsmiddelen | CBS
Compendium voor de Leefomgeving - Emissies naar lucht door de land- en tuinbouw, 1990-2022 | Compendium voor de Leefomgeving (clo.nl)
Emissieregistratie - www.emissieregistratie.nl
Emissieregistratie. NEMA -https://www.emissieregistratie.nl/documentatie/methoderapporten/landbouw
Europese Commissie. Environmental Footprint Methods. https://green-business.ec.europa.eu/environmental-footprint-methods_en
Planbureau voor de Leefomgeving (2023). Voetafdrukken - https://www.pbl.nl/publicaties/trends-in-nederlandse-voetafdrukken-een-update
WUR (2023). Dossier Methaan - https://www.wur.nl/nl/dossiers/dossier/methaan-1.htm
WUR. Model INITIATOR - https://www.wur.nl/nl/show/initiator.htm
WUR. (2023). Grote variatie in broeikasgasemissie op Koeien & Kansen-bedrijven. https://www.wur.nl/nl/show/grote-variatie-in-broeikasgasemissie-op-koeien-kansen-bedrijven.htm
Data
CBS Statline - https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/
CBS StatLine (2023a). Emissies naar lucht op Nederlands grondgebied
CBS StatLine (2023b). Emissies van broeikasgassen berekend volgens IPCC-voorschriften
CBS StatLine (2023c). Mineralenbalans landbouw.
CBS StatLine (2022d). Landbouw; gewassen, dieren, grondgebruik en arbeid op nationaal niveau.
CBS StatLine (2021e). Gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw; werkzame stof, gewas, toepassing.
Bijlage 1. Detailoverzicht van emissies naar landbouwproductgroep
Tabel B.1 geeft het gedetailleerde totaaloverzicht van de verdeling van directe emissies van de landbouw naar landbouwproductgroep in 2021. Per categorie van emissies is zichtbaar wat het relatief belang is van een landbouwproductgroep binnen het totaal van directe emissies van de Nederlandse landbouwsector.
De emissies van de landbouw zijn geconcentreerd bij het houden van melkvee, waarvan het merendeel, ruim 86 procent, kan worden toegerekend aan de melkproductie voor de zuivel.
De meeste broeikasgasuitstoot van de landbouw is toe te rekenen aan de productie van melk voor de zuivel, in totaal 43 procent van de directe broeikasgasuitstoot. Dit komt door de relatief hoge uitstoot van methaan, lachgas en emissies door landgebruik bij het houden van melkvee. Als alleen de uitstoot van CO2 in beschouwing wordt genomen, dan is de uitstoot geconcentreerd in de glastuinbouw bij de productie van glasgroenten, fruit onder glas, en sierteelt.
Ook bij de uitstoot van stikstofverbindingen naar de lucht en bodem, worden de meeste emissies in de landbouw veroorzaakt door het houden van melkvee. Bij de uitstoot van stikstof naar lucht en bodem is het aandeel van zuivel in de landbouw tussen de 39 (bodemoverschot stikstof) en 47 procent (uitstoot van ammoniak naar lucht).
Bij de andere emissies is er een gemengd beeld. De uitstoot van fijnstof is sterk geconcentreerd bij het houden van pluimvee. In de aardappelteelt vindt het hoogste gebruik van gewasbeschermingsmiddelen plaats (45 procent). Bij de uitstoot van NMVOS is het aandeel zuivel 65 procent.
CO₂ (Broeikasgassen) | CH₄ (Broeikasgassen) | N₂O (Broeikasgassen) | LULUCF (Broeikasgassen) | Totaal broeikasgassen | NH₃ (Stikstof naar de lucht) | NOₓ (Stikstof naar de lucht) | N (Bodemoverschot) | P (Bodemoverschot) | PM10 (Fijnstof) | PM2.5 (Fijnstof) | NMVOS | Gewasbeschermingsmiddelen* | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Akker- en tuinbouwproducten | |||||||||||||
Aardappelen | 0 | 0 | 4 | 12 | 3 | 1 | 4 | 8 | . | 1 | 2 | 1 | 44 |
Overige akkerbouw | 2 | 0 | 10 | 11 | 4 | 3 | 11 | 15 | . | 8 | 10 | 2 | 22 |
Sierteelt | 32 | 3 | 1 | 4 | 11 | 0 | 9 | 1 | . | 3 | 12 | 1 | 23 |
Glasgroenten en -fruit | 54 | 6 | 0 | 0 | 18 | 0 | 9 | 0 | . | 2 | 10 | 2 | 1 |
Overige tuinbouw | 3 | 0 | 3 | 1 | 2 | 1 | 7 | 8 | . | 2 | 8 | 1 | 8 |
Veeteeltproducten | |||||||||||||
Zuivel | 6 | 61 | 57 | 51 | 43 | 47 | 41 | 38 | . | 7 | 17 | 65 | 2 |
Rund- en kalfsvlees | 2 | 11 | 16 | 19 | 10 | 14 | 13 | 12 | . | 3 | 6 | 17 | 1 |
Varkensvlees | 0 | 16 | 3 | 1 | 7 | 16 | 2 | 2 | . | 15 | 5 | 4 | 0 |
Pluimveevlees | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 3 | 0 | 0 | . | 18 | 11 | 3 | 0 |
Eieren | 0 | 0 | 1 | 0 | 0 | 10 | 0 | 0 | . | 41 | 15 | 3 | 0 |
Overige veehouderij | 1 | 2 | 5 | 2 | 2 | 5 | 4 | 14 | . | 1 | 4 | 1 | 0 |
Totaal landbouw | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | . | 100 | 100 | 100 | 100 |
*Gewasbeschermingsmiddelen betreft cijfers over het jaar 2020
CO₂ (Broeikasgassen) | CH₄ (Broeikasgassen) | N₂O (Broeikasgassen) | LULUCF (Broeikasgassen) | Totaal (Broeikasgassen) | NH₃ (Stikstof naar de lucht) | NOₓ (Stikstof naar de lucht) | N (Bodemoverschot) | P (Bodemoverschot) | PM 10 (Fijnstof) | PM2.5 (Fijnstof) | NMVOS | Gewasbeschermingsmiddelen* | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Akker- en tuinbouwproducten | |||||||||||||
Aardappelen | Laag | Laag | Laag | Middel | Laag | Laag | Laag | Laag | nvt | Laag | Laag | Laag | Hoog |
Overige akkerbouw | Laag | Laag | Middel | Middel | Laag | Laag | Middel | Middel | nvt | Laag | Laag | Laag | Middel |
Sierteelt | Middel | Laag | Laag | Laag | Middel | Laag | Laag | Laag | nvt | Laag | Middel | Laag | Middel |
Glasgroenten en -fruit | Hoog | Laag | Laag | Laag | Middel | Laag | Laag | Laag | nvt | Laag | Laag | Laag | Laag |
Overige tuinbouw | Laag | Laag | Middel | Middel | Laag | Laag | Middel | Middel | nvt | Laag | Laag | Laag | Laag |
Veeteeltproducten | |||||||||||||
Zuivel | Laag | Hoog | Hoog | Hoog | Hoog | Hoog | Hoog | Middel tot Hoog | nvt | Laag | Middel | Hoog | Laag |
Rund- en kalfsvlees | Laag | Middel | Middel | Middel | Middel | Middel | Middel | Middel | nvt | Laag | Laag | Middel | Laag |
Varkensvlees | Laag | Middel | Laag | Laag | Laag | Middel | Laag | Laag | nvt | Middel | Laag | Laag | Laag |
Pluimveevlees | Laag | Laag | Laag | Laag | Laag | Laag | Laag | Laag | nvt | Middel | Middel | Laag | Laag |
Eieren | Laag | Laag | Laag | Laag | Laag | Laag | Laag | Laag | nvt | Hoog | Middel | Laag | Laag |
Overige veehouderij | Laag | Laag | Laag | Laag | Laag | Laag | Laag | Middel | nvt | Laag | Laag | Laag | Laag |
*Gewasbeschermingsmiddelen betreft cijfers over het jaar 2020
Bijlage 2. NR goederengroepen naar landbouwproductgroep
Tabel B.2 geeft een overzicht van de koppeling van de goederengroepen voor landbouwproducten uit de Nationale Rekeningen (NR) naar de gehanteerde landbouwproductgroepen in dit onderzoek.
ggIOnr | NR IO goederengroep | NL makelij met primaire productie in Nederland |
---|---|---|
111150 | Granen | Ja, Overige akkerbouw |
111890 | Oliehoudende zaden | Nee |
113510 | Aardappelen | Ja, Aardappelen en -producten |
113690 | Zaaizaden | Ja, Sierteelt |
113900 | Groenten | Ja, meerdere (Overige akkerbouw, Glasgroenten en -fruit, Overige tuinbouw) |
115100 | Tabak | Nee |
119200 | Bloemen | Sierteelt |
119900 | Ov.akkerbouwgewassen | Ja, Overige akkerbouw |
124569 | Fruit | Deels, 'Appels' en 'Overig fruit' onder Overige tuinbouw |
127899 | Overige gewassen | Nee |
130900 | Bloembol/plant/stek | Ja, Sierteelt |
141199 | Rund/kalf | Ja, Rund- en kalfsvlees |
141290 | Rauwe melk | Ja, Zuivel |
146100 | Varkens/biggen | Ja, Varkensvlees |
147100 | Pluimvee | Ja, Pluimveevlees |
147200 | Eieren | Ja, Eieren |
149900 | Ov.dieren&-producten | Ja, Overige veehouderij |
160000 | Agrarische diensten | Nee |
200000 | Bosbouwproducten | Nee |
300000 | Verse VisWaterd(-pr) | Nee |
1011119 | Kalfs-/rundvlees | Ja, Rund- en kalfsvlees |
1011129 | Varkensvlees | Ja, Varkensvlees |
1012000 | Pluimveevlees | Ja, Pluimveevlees |
1019000 | Ov.vlees-/slachtprod | Ja, Overige veehouderij |
1020000 | BewerkVisWaterd(-pr) | Nee |
1031000 | Aardappelprod. | Ja, Aardappelen en -producten |
1032000 | Vruchten-/groentesap | Ja, Overige tuinbouw |
1039000 | Groente-/fruitprod | Ja, Overige akkerbouw |
1041000 | Oliën/Veekoek | Nee |
1042000 | Margar.ea.spijsvett. | Nee |
1051112 | Consumptiemelk | Ja, Zuivel |
1051200 | Melkpoeder | Ja, Zuivel |
1051300 | Boter(-olie) | Ja, Zuivel |
1051400 | Kaas | Ja, Zuivel |
1059000 | Ov.zuivelprod/-grdst | Ja, Zuivel |
1061000 | Rijst-/graanprod. | Nee |
1062000 | Zetmeelproducten | Nee |
1070000 | Brood/Bakkerijprod. | Nee |
1081000 | Suiker&bijprod. | Nee |
1082000 | Cacao/choco(-prod.) | Nee |
1083000 | Koffie/thee | Nee |
1089900 | Ov.voedingsmiddelen | Ja, meerdere (Glasgroenten en -fruit, Overige akkerbouw, Zuivel) |
1090000 | Diervoeders | Nee |
1101234 | Wijn&Gedistil.drank | Nee |
1105600 | Bier/mout | Nee |
1107000 | Niet-alcoh.dranken | Nee |
1200000 | Tabaksproducten | Nee |