Auteur: Olaf Koops, Patrick Bogaart, Kathleen Geertjes
Emissies van de Nederlandse landbouw naar productgroepen

5. Aanbevelingen voor vervolgonderzoek

De resultaten zijn tot stand gekomen op basis van de gekozen onderzoeksaanpak binnen de beperkingen van de scope van het onderzoek en de beschikbare gegevens. De belangrijkste resultaten zijn samengevat weergegeven in de samenvatting (hoofdstuk 1). Dit hoofdstuk doet een aantal aanbevelingen om de kwaliteit en zeggingskracht van de resultaten over emissies door landbouwproducten te verbeteren.

Scope

Belangrijkste aanbeveling is om in een vervolgonderzoek de scope van de emissies van de landbouw uit te breiden. Nu zijn alleen de directe emissies (scope 1 emissies) van de landbouw meegenomen. Indirecte emissies in de productieketen van landbouwproducten vallen nu buiten de scope, de zogenaamde scope 2 en scope 3 emissies. Om een volledig beeld van de emissies per landbouwproduct te krijgen, dus inclusief emissies in de hele productieketen, zijn voetafdrukanalyses nodig.

Voor scope 2 emissies gaat het daarbij om de emissies die samenhangen met de opwekking van de gebruikte energie. In beginsel zou op sectoraal niveau een schatting van deze emissies kunnen worden gemaakt door het aandeel van de landbouw en de voedselverwerkende industrie in het totale energiegebruik af te zetten tegen de emissies vanuit de energiesector. Hier zitten echter enkele haken en ogen aan.

  • Ten eerste is de onderverdeling van de betreffende sectoren in aparte productgroepen verre van triviaal. Voor de primaire landbouw is het tot op zekere hoogte mogelijk om het energieverbruik door de landbouw verder op te splitsen. Binnen het CBS loopt op dit moment een project waarbij het verbruik door de glastuinbouw wordt afgesplitst van de overige landbouw. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de inzet van WKK in de glastuinbouw.
  • Ten tweede zullen de emissies van broeikasgassen afhangen van de wijze van productie (fossiel versus duurzaam). Deze informatie is weliswaar beschikbaar vanuit het aanbod, de energieproductie, maar niet vanuit de vraag. De zeggingskracht van bijvoorbeeld ‘duurzame’ energiecertificaten is beperkt. Informatie over energieverbruik per landbouwdeelsector laat zich dus lastig vertalen in bijbehorende scope 2 CO2-emissies.

Scope 3 emissies vinden binnen en buiten Nederland plaats. In een voetafdrukanalyse worden emissie-allocatie methodes vanuit de life-cycle analysis (LCA) gekoppeld aan internationale (‘multi-regionale’) input-output tabellen. Een input-output tabel geeft inzicht in productie- en consumptieketens, LCA methoden koppelen hier emissies aan. Zie bijvoorbeeld Joint Research Centre (2010).

Een kenmerkend voorbeeld van zo’n allocatiemethode zijn de Europese standaarden voor Product Environmental Footprint Category Rules (PEFCR), welke op gedetailleerd niveau voorschrijven hoe bijvoorbeeld de totale directe emissies veroorzaakt door een koe verdeeld dienen te worden over de verschillende producten (melk, vlees, huiden, etc.). PEFCR-richtlijnen zijn opgesteld voor onder andere zuivel28) en veevoer29). Niet alle beschikbare voetafdrukstudies zijn echter consistent met de nationale statistieken en/of kennen een vergelijkbaar detailniveau met betrekking tot productgroepen zoals gebruikt in dit onderzoek. Er lopen binnen Nederland initiatieven om hier meer harmonisatie in aan te brengen30).

In dit onderzoek zijn de emissies van de primaire productie toegeschreven aan het belangrijkste product. Alleen bij het verdelen van de emissies van melkvee is gebruik gemaakt van voetafdrukanalyses voor de allocatie naar melk en vlees (op basis van Doornewaard et al., 2022). LCA-methoden leveren niet alleen informatie op over indirecte emissies van de landbouw elders in de productieketen in binnen- en buitenland. Ook voor een verfijndere allocatie van emissies binnen de landbouw aan landbouwproducten kunnen LCA-methoden van nut zijn. Een volledige toekenning van de emissies veroorzaakt door bijvoorbeeld de melkveehouderij aan alle individuele producten kan worden opgesteld aan de hand van Life Cycle Analyses (LCA’s) en de daarvoor vastgestelde Product Environmental Footprint (PEF) analyses31). Hierbij worden de emissies verdeeld op basis van de biofysische of monetaire aandelen van de uiteindelijke producten. In Nederland zijn deze voorschriften o.a. vertaald naar de Rekenregels voor de Kringloopwijzer32).

Emissies naar water

Voor het herleiden van emissies naar water naar landbouwproducten is aanvullend onderzoek nodig. De uiteindelijke nutriënten-emissies van de landbouw naar water lopen via de bodem en lucht. De WUR beschikt over modellen en methoden om informatie te genereren over hoe nutriënten uiteindelijk via uit- en afspoeling vanaf landbouwgronden en via depositie van emissies naar de lucht in het grond- en oppervlaktewater terechtkomen. Deze zijn in het verleden reeds gebruikt om de herkomst van nutriënten in het oppervlaktewater vast te stellen (Schipper et al., 2019).

Landgebruik

Voor de verdeling van LULUCF-emissies over landbouwproducten (en niet-landbouw) is gebruik gemaakt van de landelijke netto totalen, afkomstig uit het National Inventory Report (RIVM, 2023). Om tot een nauwkeuriger verdeling te komen, verdient het aanbeveling om gebruik te maken van de data die aan het National Inventory Report ten grondslag liggen.

Milieu-impact van gewasbeschermingsmiddelen

In het huidige onderzoek is alleen de totale hoeveelheid werkzame stof meegenomen bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Meer onderzoek is nodig naar het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en de impact op het milieu.

28) https://eda.euromilk.org/uploads/media/PEFCR-DairyProducts_2018-04-25_V1.pdf
29) https://fefacfeedpefcr.eu
30) Zie bijvoorbeeld: https://www.pbl.nl/publicaties/trends-in-nederlandse-voetafdrukken-een-update
31) https://green-business.ec.europa.eu/environmental-footprint-methods_en
32) https://edepot.wur.nl/582185