Auteur: Olaf Koops, Patrick Bogaart, Kathleen Geertjes
Emissies van de Nederlandse landbouw naar productgroepen

1. Inleiding en onderzoeksopzet

1.1 Inleiding

Op 20 december 2022 is door de Tweede Kamer een motie van het lid Van der Plas (BBB) aangenomen, met als tekst:

“Verzoekt de regering in beeld te brengen, voor de belangrijkste Nederlandse landbouwexportproducten, wat de emissies daarvan zijn op het gebied van water, klimaat en stikstof en dit voor dezelfde productieprocessen voor andere lidstaten, waar de productie zal worden opgevangen als Nederland de productie terugschroeft, in kaart te brengen”

Naar aanleiding hiervan heeft het ministerie van LNV het CBS gevraagd om een overzicht te maken van 1) de belangrijkste landbouwexportproducten, en 2) de emissies naar bodem, water en lucht die hiermee samenhangen. 

Daarnaast heeft LNV Wageningen Environmental Research (WEnR) en Wageningen Economic Research (WEcR) gevraagd om een overzicht te maken van 1) de landen waar de productie zal worden opgevangen als Nederland de productie terugschroeft, en 2) de bijbehorende emissies die dan in het buitenland zouden plaatsvinden.
De antwoorden op de onderzoeksvragen aan het CBS worden in deze webpublicatie weergegeven met cijfers en bijbehorende toelichting. Hierbij is zo veel mogelijk gebruik gemaakt van beschikbare data. De resultaten van alle onderzoeksvragen zijn geïntegreerd in het gezamenlijke syntheserapport ‘Effecten op emissies bij verplaatsing Nederlandse landbouwproductie’ (Lesschen et al,2024). Hierbij is gedurende het onderzoek besloten om bij de berekening van de emissies van landbouwproducten te kiezen voor een andere aanpak om de cijfers internationaal te kunnen vergelijken. In het syntheserapport vindt verdere duiding en beschouwing plaats van de resultaten, de beperkingen van de data en hoe de cijfers wel of niet geïnterpreteerd moeten worden.

1.2 Scope van het onderzoek

Het doel van het onderzoek is om inzicht te geven in emissies van de landbouw naar productgroepen en wat de betekenis is van landbouwproducten voor de Nederlandse export. Het onderzoek richt zich op de vraag waar in de primaire landbouwproductie welke emissies plaatsvinden. De impact van de emissies op bijvoorbeeld natuur blijft buiten beschouwing.

1.2.1 Emissies van de landbouw

In het onderzoek is allereerst een afbakening gemaakt van welke emissies worden meegenomen. In de Kamermotie wordt onderscheid gemaakt naar emissies van landbouwproducten naar water, klimaat, en stikstof. Dit onderzoek richt zich op de emissies naar lucht en bodem die vrijkomen bij de primaire productie van landbouwproducten in Nederland. Hierbij maken we gebruik van beschikbare brondata van de Emissieregistratie (emissies naar de lucht), Mineralenbalans landbouw (emissies naar de bodem) en de Statistiek Gewasbeschermingsmiddelen. Emissies naar klimaat zijn uitgewerkt aan de hand van de uitstoot naar de lucht van broeikasgassen ( CO2, methaan, lachgas) uit de Emissieregistratie. De uitstoot van stikstof is uitgewerkt aan de hand van de uitstoot naar de lucht van stikstofverbindingen (ammoniak (NH3) en NOx) uit de Emissieregistratie en de uitstoot naar de bodem van stikstof uit de Mineralenbalans landbouw. Emissies naar water kunnen op basis van beschikbare gegevens niet direct gekoppeld worden aan landbouwproducten. Daarvoor ontbreekt, binnen de scope van dit onderzoek, informatie over hoe nutriënten uiteindelijk via uit- en afspoeling vanaf landbouwgronden en via depositie van emissies naar de lucht in het grond- en oppervlaktewater terechtkomen. Wel worden de belangrijkste veroorzakers van emissies naar water indirect in beeld gebracht. Dit zijn het bodemoverschot van stikstof en fosfor door mestgebruik en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw.
Verder richt het onderzoek zich alleen op directe emissies in de primaire landbouwsector. De primaire landbouwsector bestaat uit akkerbouw, tuinbouw, veehouderij en agrarische dienstverlening. De directe emissies betreffen de emissies die de landbouw zelf veroorzaakt. Directe emissies worden veroorzaakt door verschillende bronnen. In het onderzoek zijn stationaire bronnen (waaronder mest ook valt), mobiele bronnen in de landbouw en emissies door landgebruik meegenomen. Directe emissies worden ook wel scope 1 emissies genoemd. Er vinden meer emissies plaats in de waardeketen. Naast directe emissies zijn er ook indirecte emissies, oftewel emissies die niet direct door de landbouwsector worden veroorzaakt, maar bij activiteiten die ofwel goederen en diensten produceren die worden gebruikt door de landbouwsector, of juist de producten van de landbouwsector verder verwerken. Deze worden bijvoorbeeld veroorzaakt bij de productie van kunstmest, of bij de teelt van soja in het buitenland. Ook bij de verwerking van landbouwproducten, zoals bijvoorbeeld door de voedingsmiddelenindustrie, worden broeikasgassen uitgestoten. Deze indirecte emissies (“scope 2” en “ scope 3” in IPCC-jargon) vallen buiten de scope van het onderzoek, maar spelen wel een belangrijke rol. Met behulp van voetafdrukanalyses kunnen alle emissies worden meegenomen, scope 1, 2 en 3 bij elkaar. Dit komt aan bod bij de internationale vergelijking van emissies in het onderzoek van WEnR en WEcR. Door uit te gaan van scope 1 emissies sluiten de resultaten wel aan op de totalen van de landbouwsector en is het beter mogelijk om een toedeling te maken naar meerdere productgroepen tegelijk. 

 

Figuur 1.1 Scope 1, 2, en 3 emissies volgens het Greenhouse Gas Protocol

Figuur 1: Scope 1, 2, en 3 emissies volgens het Greenhouse Gas Protocol
Bron: RIVM/CBS (2022)

Tot slot richt het onderzoek zich op het toedelen van emissies naar landbouwproducten. Er is een koppeling nodig tussen broninformatie over emissieoorzaken en afzonderlijke landbouwproducten. Om dit zinvol te kunnen doen, is een clustering gemaakt van landbouwproducten. Indien vanuit de broninformatie geen directe koppeling mogelijk is naar een landbouwproductgroep, is gebruik gemaakt van verdeelsleutels op basis van aanvullende informatie en aannames. 

1.2.2 Exportproducten van de landbouw

Vervolgens is gekeken naar de economische betekenis voor de Nederlandse export van landbouwproducten. Hierbij zijn ook de verwerkte landbouwproducten meegenomen in de definitie (zie hoofdstuk 5). Een deel van de primaire productie, vooral in de veehouderij, wordt eerst verwerkt in de voedingsmiddelenindustrie alvorens de goederen geëxporteerd worden. Om een goed beeld te krijgen van de rol van de primaire landbouw voor de export, is een bredere definitie nodig. Daarom zijn in de definitie ook bewerkingen en bereidingen van de primaire landbouwgoederen meegenomen, zogenaamde secundaire landbouwproducten.

De volgende clusters van landbouwproducten zijn onderscheiden in het onderzoek:

  • Aardappelen en aardappelproducten
  • Overige akkerbouwproducten
  • Sierteelt
  • Glasgroenten en -fruit
  • Overige tuinbouwproducten
  • Zuivel
  • Rund- en kalfsvlees
  • Varkensvlees
  • Pluimveevlees
  • Eieren
  • Overige veehouderij

De akkerbouw is uitgesplitst naar twee productgroepen: aardappelen en overige akkerbouwproducten, zoals uien, granen, en suikerbieten. De tuinbouw is in drieën uitgesplitst naar sierteeltproducten (o.a. bloemen, planten, bloembollen), glasgroenten en -fruit (o.a. tomaten, komkommers, paprika’s, aardbeien onder glas), en overig tuinbouwproducten (o.a. champignons, fruitteelt op open grond). De veehouderij betreft het houden en fokken van dieren voor de vleesproductie en is opgedeeld naar zes productgroepen.  Er is opgedeeld naar dier, waarbij onder overige veehouderij producten vallen uit het houden van o.a. schapen, geiten en paarden.  Daarnaast zijn de productie van melk voor de zuivelindustrie en de productie van eieren als apart cluster meegenomen.  In bijlage 2 is een overzicht gegeven van de afbakening op basis van de classificatie van goederengroepen van de Nationale Rekeningen.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 zijn de aanpak en het resultaat in detail beschreven van de emissies naar de lucht van de landbouw. Het gaat hierbij om de emissies van broeikasgassen, stikstof, fijnstof en vluchtige organische stoffen naar verschillende clusters van productgroepen.
In hoofdstuk 3 zijn de aanpak en het resultaat beschreven van de emissies naar bodem van de landbouw. Het gaat hierbij emissies van stikstof, fosfor en gewasbeschermingsmiddelen naar productgroepen.

Vervolgens gaat hoofdstuk 4 verder met de aanpak en het resultaat van de analyse naar de belangrijkste exportproducten van de landbouw. Het gaat hierbij om de totale exportwaarde en de exportwaarde van landbouwproducten die een sterke samenhang hebben met primaire productie en landbouwemissies in Nederland. 
Tot slot worden in Hoofdstuk 5 een aantal aanbevelingen gedaan om de kwaliteit en zeggingskracht van de resultaten over emissies door landbouwproducten te verbeteren.