Monitor Energiearmoede in Nederland, 2019 en 2020

1. Inleiding

Energiearmoede wordt gedefinieerd als gebrek aan toegang tot (betaalbare) energievoorzieningen in huis (TNO, 2020). Energiearme huishoudens zetten bijvoorbeeld de verwarming niet aan om te bezuinigen op stookkosten of warmen hun eten niet op omdat gas te duur voor ze is. Ze hebben hoge energiekosten ten opzichte van hun inkomen, omdat ze veelal in slecht geïsoleerde huizen wonen en niet de mogelijkheden hebben om te verduurzamen. Een groot deel van deze huishoudens betreft huurders, die zelf geen maatregelen kunnen treffen om hun woning goed te isoleren. Daarnaast is er een groep mensen met slecht geïsoleerde koopwoningen, die onvoldoende middelen hebben om hun huis te verduurzamen. Mensen die wonen in een huis waar het koud is en tocht, hebben vaker lichamelijke en geestelijke gezondheidsklachten. Uit onderzoek van het CBS bleek dat in 2020 ruim 450 duizend huishoudens moeite hebben met het betalen van de energierekening, afhankelijk van de gekozen definities en perioden (CBS, 2023). Door de oplopende energieprijzen zou dit er zelfs meer dan een miljoen kunnen worden (CPB 2022). Ook in andere Europese landen is dit een groeiend probleem. De Europese Commissie wil dat landen dit fenomeen bestrijden (EC, 2021). Om gericht beleid te kunnen ontwikkelen per land is monitoring van energiearmoede nodig in alle Europese landen. TNO heeft in 2020 verkend welke aspecten hierbij komen kijken. Het gaat niet alleen om huishoudens met hoge energiekosten en een laag inkomen of weinig investeringsmogelijkheden, maar ook om mensen die minder energie gebruiken om zo de energiekosten te drukken. In 2021 heeft TNO energiearmoede in kaart gebracht via verschillende dimensies en indicatoren1).

In 2022 heeft het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) het CBS de opdracht gegeven om een jaarlijks te herhalen Monitor Energiearmoede te ontwikkelen, met als basis het onderzoek van TNO (2021). Voor het onderzoek heeft het CBS de indicatoren van TNO overgenomen en verder ontwikkeld (in bijlage A worden de verschillen toegelicht). In deze longread worden resultaten van het onderzoek gepresenteerd op basis van de energiearmoede in 2019 en 2020. Dit zijn de jaren waarvoor de energiearmoede bepaald kan worden op basis van nu beschikbare gegevens over de situatie van huishoudens aangaande hun energieverbruik, inkomenssituatie en woningkwaliteit. Vanwege de huidige hoge energieprijzen is er veel behoefte aan meer actuele cijfers over energiearmoede. Daarom maakt TNO een inschatting van de energiearmoede per eind 2022 op basis van de microdata voor 2020, waarbij rekening gehouden wordt met de energieprijzen en de financiële compensatiemaatregelen uit 2022 en een naar verwachting lager energieverbruik ten opzichte van 2020 in reactie op de hoge energieprijzen (TNO, 2023).

In hoofdstuk 2 worden de indicatoren voor energiearmoede toegelicht. In hoofdstuk 3 wordt voor de totale populatie huishoudens in de monitor het percentage van de verschillende vormen van energiearmoede toegelicht, en wordt ingegaan op de overlap tussen de indicatoren. Vervolgens gaat hoofdstuk 4 dieper in op de achtergrondkenmerken van huishoudens met energiearmoede.
1) De definities van de dimensies zijn geüpdatet om zo beter aan te sluiten op de verbeteringen die het CBS heeft doorgevoerd in de berekening van de indicatoren.