Auteur: Jaap Walhout, Manon Joosten, Sabrina de Regt, Jochem Zweerink
Richting een vo-indicator voor het leerplusarrangement

1. Inleiding

Om onderwijsachterstanden in het voortgezet onderwijs (vo) te verminderen kent het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) extra middelen toe aan scholen onder de ‘Regeling Leerplusarrangement vo’. In de huidige regeling wordt het beschikbare budget verdeeld op basis van het percentage leerlingen per school dat in een armoedeprobleemcumulatie-gebied (apc-gebied)1) woont. OCW vraagt zich af of er een beter criterium mogelijk is voor deze verdeling. Meer specifiek is de vraag of het mogelijk is om een criterium te ontwikkelen dat rekening houdt met de kenmerken van leerlingen zelf (en dus de kans op onderwijsachterstand) en niet zo zeer van het gebied waarin zij wonen.

Als onderdeel van de zoektocht naar een nieuwe verdeelsleutel heeft het CBS op verzoek van OCW de onderwijsachterstandsindicator voor het primair onderwijs (po) herijkt voor het vo zodat deze voor het vo bruikbaar is. In het huidige rapport onderzoekt het CBS diverse manieren waarop de (met de herijkte indicator berekende) onderwijsscores op leerlingniveau kunnen worden geaggregeerd tot achterstandsscores op schoolniveau. Dit omdat de verdeling van de middelen voor het tegengaan van onderwijsachterstanden aan scholen of schoolvestigingen worden toegekend en niet aan leerlingen. Uiteindelijk is het aan OCW om een definitieve keuze te maken over hoe de aggregatieformule eruit komt te zien. OCW dient hiervoor keuzes te maken als: welke leerlingen behoren tot de doelgroep van achterstandsleerlingen? Hoeveel draagt ieder van deze doelgroepleerlingen bij aan de achterstandsscore en daarmee het achterstandsbudget? Is het wenselijk om een drempel in te bouwen op de score per school om versnippering van het beschikbare budget te voorkomen? Worden onderwijsscores op school- of schoolvestigingsniveau geaggregeerd? Worden achterstandsscores voor praktijkonderwijs (pro) en overige vo-leerlingen apart berekend?

De achterstandsscores en de verdelingen van middelen die hieruit resulteren worden in dit rapport met elkaar vergeleken aan de hand van meerdere criteria. Op basis van de criteria moet OCW een keuze maken hoe het geld voor het tegengaan van achterstanden verdeeld kan/moet worden. Er zijn in dit onderzoek meerdere criteria bekeken als output van bovenstaande keuzes (bijvoorbeeld stabiliteit, uitlegbaarheid en uitvoerbaarheid). Bovengenoemde vijf keuzes bleken vooral invloed te hebben op de volgende drie criteria: 1) de versnippering van het budget (doelmatigheid), 2) de verdeling van het budget over het land (stedelijke ten opzichte van landelijke gebieden) en 3) de verdeling van het budget over de onderwijsniveaus. Het effect van de beleidskeuzes op deze criteria wordt daarom op hoofdlijnen beschreven in dit rapport.

Door OCW is een begeleidingscommissie ingesteld die gedurende en na afloop van het onderzoek mee heeft gedacht over de analyses, uitkomsten en beleidsimplicaties. Zie bijlage 1 voor de samenstelling van deze begeleidingscommissie.

Dit rapport is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 beschrijft het voortraject van dit rapport. In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de ontwikkeling en de werking van de vo-indicator op leerlingniveau. In hoofdstuk 3 wordt beschreven wat de verschillende opties zijn om van een onderwijsscore op leerlingniveau te komen tot een verdeling van de middelen op schoolniveau. In hoofdstuk 4 worden de belangrijkste resultaten van dit onderzoek beschreven: welke gevolgen hebben de verschillende beleidskeuzes? Het rapport wordt afgesloten met een samenvatting en korte vooruitblik in hoofdstuk 5.
1) Hier vind je een verdere uitleg over apc-gebieden en de meest recente cijfers.