Auteur: Hans Schmeets
De Heitjes en het sociaal kapitaal in Heerlen

6. Conclusie en discussie

In dit essay is het sociaal kapitaal besproken, met de beide bouwstenen: de participatie en het vertrouwen. Daarbij is uiteengezet wat het sociaal kapitaal is, en hoe dit gemeten wordt in de vorm van een index waar de personen op scoren. Het sociaal kapitaal is opgebouwd uit 9 indicatoren die op het meedoen in de samenleving betrekking hebben, en 8 indicatoren over het onderlinge vertrouwen en het vertrouwen in instituties. Dan blijkt dat Heerlen de laagste score heeft ten opzichte van 50 andere grote gemeenten in de periode van 2012 tot 2020. En dat geldt ook voor de beide bouwstenen: Heerlen staat onderaan op zowel de trede van de participatie- als op de trede van de vertrouwensladder.

Dat is op zich niet verrassend. In eerdere essays was al aangetoond dat Heerlen laag scoort op diverse onderdelen van het sociaal kapitaal. Daar kwam naar voren dat in Heerlen het wantrouwen tussen de burgers groot is, en dat er weinig vertrouwen is in publieke, private en politieke instituties. Daarnaast is het aantal sociale contacten met familie, vrienden en goede kennissen, lager dan gemiddeld, terwijl het burencontact wel spoort met het landelijke beeld. Tevens is de deelname aan het verenigingsleven gering, heeft Heerlen het laagste aandeel vrijwilligers en is de politieke participatie erg laag. Ook de drie andere grote Limburgse gemeenten etaleren lage scores op het sociaal kapitaal. Zo bekleedt Venlo plek 6, Sittard-Geleen komt op plek 8 terecht, en neemt Maastricht positie 15 in. Tevens blijven de grotere gemeenten in Limburg achter in de mate waarin de inwoners gelukkig zijn en zich tevreden met hun eigen leven tonen, en Heerlen bungelt ook hierbij onderaan (Schmeets en Tummers, 2022). En indien de 51 gemeenten niet zouden verschillen in de bevolkingssamenstelling qua man/vrouw verhouding, leeftijdsopbouw, onderwijs- en inkomensniveau, ook dan blijft Heerlen de laagste positie houden in het sociaal kapitaal, in de participatie en in het vertrouwen.

Dit betekent derhalve dat er andere, aanvullende, oorzaken zijn voor het lage sociaal kapitaal in Heerlen. Er is echter weinig grip op mogelijke factoren die zorgen voor weinig verbinding tussen de burger en de samenleving, en evenmin op het diepe onderlinge wantrouwen en het wantrouwen jegens vooral publieke en politieke instituties. In eerdere essays is bijvoorbeeld gewezen op de mijnsluitingen met als gevolg armoede en verloedering. Maar dit biedt geen onderbouwing voor de lage posities in het sociaal kapitaal die ook de drie andere grote steden innemen. Wel biedt het aanvullende onderzoek in de gemeente Heerlen in 2020 al iets meer inzichten, met de tweedeling Heerlen-noord en Heerlen-zuid. In Heerlen-noord is het opgebouwde sociaal kapitaal veel lager dan in Heerlen-zuid. Dat komt zowel tot uitdrukking bij de participatie als bij het vertrouwen.

Dat er grote discrepanties zijn tussen de twee deelgebieden was evenmin verassend. Immers, dat was ook al bekend uit de eerder verschenen essays. Waar het zuidelijke gebied veelal niet veel onderdoet ten opzichte van het landelijke gemiddelde, is vooral in Heerlen-noord sprake van lage participatie- en vertrouwenscijfers. De discrepantie tussen de beide gebieden is echter groter bij de participatie dan bij het vertrouwen. En deze kloven worden smaller indien het gemiddelde opleidings- en inkomensniveau in Heerlen-noord niet veel lager zou zijn dan in Heerlen-zuid. Bij het vertrouwen zou er dan zelfs geen verschil meer te zien zijn tussen de beide stadsdelen. Dit betekent dus dat opleiding en inkomen een achterstandspositie van het sociaal kapitaal in Heerlen-noord. Maar bij het meedoen in de samenleving dient gezocht te worden naar aanvullende factoren.

Er is in eerdere essays gewezen op de grensmigratie. In Heerlen-noord wonen substantieel meer mensen met een migratieachtergrond dan in Heerlen-zuid. Dit kan, conform de constrict-theorie van Putnam (Putnam, 2007), betekenen dat er minder sociale contacten zijn en er minder verbondenheid is, ook tussen personen met een Nederlandse achtergrond. Een verdere aanwijzing hiervoor is dat migratieachtergrond wel van belang is voor het sociaal kapitaal en de participatie in het noordelijke deelgebied, maar geen rol speelt in Heerlen-zuid. Tevens is in eerdere essays gewezen op de vraagkant: indien in Heerlen-noord bijvoorbeeld minder sportverenigingen zijn dan in het zuidelijke deel, dan zal er ook minder behoefte zijn aan vrijwilligers bij sportclubs. En als het aanbod van scholen minder groot is, dan zal er ook minder behoefte zijn aan vrijwilligers. En ook: als er in Heerlen-noord minder verenigingen zijn, dan zal er ook een minder uitbundig verenigingsleven zijn. Hierbij past uiteraard de kanttekening dat er een wisselwerking is tussen vraag en aanbod: indien mensen, om diverse redenen, geen behoefte hebben om vrijwilligerswerk te doen of actief te zijn in verenigingen dan zal dit ook het ontstaan en in stand houden van verenigingen in de weg staan.

In dit essay is tevens ingegaan op de relatie tussen het sociaal kapitaal en het welzijn. Volgens de theorie heeft het opgebouwde sociaal kapitaal een gunstig effect op het welzijn. Er zijn twee uitingen van welzijn onderscheiden: het geluk dat meer een gevoel, een momentopname, weergeeft en de tevredenheid met het eigen leven waarbij mensen zich vooral positioneren ten opzichte van anderen. Deze twee vormen staan bekend als de affectieve (gevoel) versus de cognitieve inschatting (rationele vergelijking). Zowel het geluk als de tevredenheid met het leven zijn in Heerlen en de beide stadsdelen gerelateerd aan het sociaal kapitaal, en de twee bouwstenen van dit kapitaal: de participatie en het vertrouwen. Uit de eerdere studie was al bekend dat Heerlen lage posities inneemt op beide welzijnsaspecten, en dat het welzijn in Heerlen-noord lager is dan in Heerlen-zuid en dan vooral bij de satisfactie met het eigen leven (Schmeets en Tummers, 2022). Dit past in het patroon van de in eerdere essays besproken aspecten van sociaal kapitaal.

Een eerste indicatie dat de samenvattende sociaal kapitaal index gerelateerd is aan het welzijn bieden de correlaties. Deze zijn met 0,22 voor geluk en 0,24 voor de tevredenheid weliswaar duidelijk voorhanden, maar niet erg hoog. Toch laten de regressieanalyses zien dat het sociaal kapitaal, ook na controle voor een groot aantal andere kenmerken, gerelateerd is aan het welzijn: hoe meer sociaal kapitaal, hoe meer welzijn. Een gepaste kanttekening hierbij is dat dit geen hard bewijs is voor de causaliteit. Ten eerste kunnen er nog andere, ook niet gemeten, kenmerken zijn die ervoor kunnen zorgen dat het verband verdwijnt. Als een eerste robuustheidsanalyse is een aantal andere tevredenheidsaspecten, opgenomen zoals de tevredenheid met de eigen financiële situatie, de sociale contacten, en de woonbuurt. Ook dan blijft de relatie tussen sociaal kapitaal en beide welzijnsaspecten voorhanden. Ten tweede kan er ook sprake zijn van een omgekeerde relatie: mensen met meer welzijn gaan meer participeren en etaleren meer vertrouwen. Dus sociaal kapitaal genereert niet welzijn, maar welzijn bevordert het sociaal kapitaal. Het ligt echter meer voor de hand om, conform de theorie, meer geloof te hechten aan de impuls die het sociaal kapitaal geeft aan het geluk en de tevredenheid met het leven dan andersom. De analyses binnen de beide deelgebieden leren dat het sociaal kapitaal zowel in Heerlen-noord als in Heerlen-zuid gerelateerd is aan beide welzijnsaspecten. Dat wijst er op dat in beide gebieden dezelfde mechanismen werken.

We hebben geen duidelijke verklaringen voor het lage sociaal kapitaal en het lage welzijn in Heerlen. Welzijn is vooral gerelateerd aan de subjectieve inschatting van de eigen gezondheid. En ook het sociaal kapitaal speelt een rol. Wat niet is onderzocht, is de rol van religie. In het vorige essay, waarin het welzijn in Heerlen is besproken, is gewezen op de mogelijke rol die religie speelt bij het welzijn (Schmeets en Tummers, 2022). Zo is door Veenhoven geopperd dat het welzijn in Limburg lager is dan in andere provincies door de rol van religie. Het katholieke geloof zou de vrijheid van het individu beperken met als gevolg dat hierdoor het welzijn wordt gedempt1). In de vorm van religieuze binding met de driedeling ‘Geen’, ‘Rooms-Katholiek en ‘Andere’ is onderzocht of in Heerlen het behoren tot de katholieke kerk samen gaat met een lager welzijn. Dat is echter niet het geval. Zo is de groep die zegt katholiek te zijn gemiddeld gelukkiger (7,6) en meer tevreden met het leven (7,6) dan de groep die tot een ‘ander’ gezindte of levensbeschouwelijke groep behoort (7,3 en 7,2) dan wel zich tot geen religieuze groep rekent (7,4 en 7,3). Uit de regressieanalyses, waarbij in de modellen religie is toegevoegd, blijkt vervolgens dat het behoren tot de katholieke kerk niet relevant is voor het geluk en evenmin voor de tevredenheid met het eigen leven.

Inmiddels is het Heerlens-heitje project, na een trage start vanwege Covid-19, flink opgeschaald. Steeds meer mensen maken gebruik van de app waarin klussen worden aangeboden om uit te voeren en waarmee de zogenoemde ‘heitjes’ verdiend kunnen worden. Een van de doelen van het project is om hiermee de sociale cohesie en het welzijn te bevorderen. Om dit vast te stellen is in de periode januari tot mei 2022 in Heerlen een onderzoek gedaan bij de personen die ook in april tot september 2020 aan het onderzoek Sociale samenhang en Welzijn (SSW) hebben meegewerkt. Daarmee kan worden nagegaan of, en zo ja in welke richting, verschuivingen zijn opgetreden in (de indicatoren van) het sociale kapitaal en het welzijn. Daarbij fungeert het landelijke SSW-onderzoek als referentiepunt. Immers: indien niet alleen in Heerlen, maar ook landelijk vergelijkbare veranderingen zijn opgetreden dan is de constatering dat het Heerlens-Heitje project geen aantoonbare gevolgen heeft gehad voor het sociaal kapitaal. Daarbij speelt dat de Covid-19 pandemie ook gevolgen heeft voor de sociale statistieken, zoals de ervaren gezondheid en leefstijl (Reep en Hupkens, 2021), en zoals in diverse essays besproken het vertrouwen (zie ook: Schmeets en Exel, 2022), en diverse vormen van participatie. Dit is ook aangetoond in de veranderingen tussen de kwartalen in de drie indexen: het sociaal kapitaal, het vertrouwen en het sociaal kapitaal.

We zullen het zien. Inmiddels, vanaf 1 oktober 2022, zijn deze data beschikbaar. Een aanvullende onderzoeksvraag is, vanuit het oogpunt van de sociale cohesie, of er iets veranderd is inzake de discrepanties tussen de twee deelgebieden. Indien de kloven kleiner worden, dan is dit een indicatie dat de achterstandspositie van Heerlen-noord ten opzichte van Heerlen-zuid wordt verminderd. Dat vatten we op als een integratieslag die Heerlen doormaakt, waarmee de sociale cohesie in Heerlen wordt versterkt. Naast deze regionale tegenstellingen, wordt langs deze lens ook onderzocht of er een afname is te zien bij de specifieke bevolkingsgroepen, zoals tussen de lager- en hoger opgeleiden, en tussen de mensen met een laag en een hoog inkomen. En gelet op de geschetste samenhang tussen het sociaal kapitaal en het welzijn, is dan tevens te verwachten dat er minder grote contrasten zijn in de mate waarin de Heerlense bevolking een gelukkig en tevreden mens is.

1) Zie: https://www.limburger.nl/cnt/dmf20220513_97327421.