Stikstof in het oppervlaktewater

De totale belasting van het oppervlaktewater met stikstofverbindingen is in de periode 1990-2020 bijna gehalveerd, van 154 miljoen kilogram stikstof (N) tot 81 miljoen kilogram. De belangrijkste bronnen voor stikstof in oppervlaktewater zijn uit- en afspoeling vanaf landbouw- en natuurbodems (samen 55 procent), restlozingen vanuit het rioolstelsel en rioolwaterzuiveringsinstallaties (21 procent) en atmosferische depositie (18 procent, exclusief depositie op de Noordzee).

Alle drie zijn indirecte bronnen, waarbij de stikstof in het oppervlaktewater belandt via achtereenvolgens bodem en grondwater, rioolwater en lucht. Directe lozingen van stikstof op het oppervlaktewater, bijvoorbeeld vanuit industrie en huishoudens, spelen nog slechts een marginale rol (7 procent).
De cijfers voor de uit- en afspoeling van landbouw en natuurbodems voor 2020 zijn nog niet geactualiseerd: de cijfers voor 2020 zijn daarom een kopie van de cijfers van 2019.

Belasting oppervlaktewater met stikstof
PeriodeLandbouw uit- en afspoeling bodems1) ( mln kg N)Riolering en rioolwaterzuivering ( mln kg N)Atmosferische depositie ( mln kg N)Natuur uit- en afspoeling bodems1) ( mln kg N)Landbouw en natuur overige bronnen ( mln kg N)Industrie ( mln kg N)Huishoudens ( mln kg N)Overige sectoren ( mln kg N)
199053,942,527,77,47,812,51,80,4
1991
1992
1993
1994
19957138,724,111,25,96,21,40,4
1996
1997
1998
1999
200080,730,922,411,53,94,310,3
2001
2002
2003
2004
200536,523,920,17,73,43,40,70,5
2006
2007
2008
2009
201040,918,516,19,32,92,20,50,3
2011
2012
2013
2014
201547,716,91610,72,42,20,40,2
2016
2017
2018
201937,217,116,77,62,32,10,30,2
2020*37,21714,77,62,21,90,20,2
1)de cijfers voor uit- en afspoeling van landbouw- en natuurbodems voor 2020 zijn nog niet bekend, en voorlopig gelijk gesteld aan 2019.

Variatie in stikstofbelasting vanuit landbouw- en natuurbodems

De meeste bronnen laten in de periode 1990-2020 een geleidelijke daling zien in de stikstofbelasting van het oppervlaktewater, maar dat geldt niet voor de uit- en afspoeling vanaf bodems van landbouw- en natuurgebieden. Dit is het proces waarbij stikstofverbindingen (hetzelfde geldt voor fosforverbindingen) - afkomstig van dierlijke mest of kunstmest - direct met regenwater (afspoeling), of via het grondwater (uitspoeling), vanuit bodems worden afgevoerd naar het oppervlaktewater.

De belasting vanuit deze bron wordt primair bepaald door de hoeveelheden meststoffen die jaarlijks op landbouwbodems worden gebracht, maar ook door verschillen in de jaarlijkse neerslaghoeveelheden. In droge jaren is de uit- en afspoeling beduidend lager dan in nattere jaren. De uit- en afspoeling van stikstof vanaf landbouw- en natuurbodems is in 1990-2020* met bijna 30 procent afgenomen.

Uit- en afspoeling stikstof en neerslag
 Uit- en afspoeling stikstof landbouw- en natuurbodems (mln kg N, mm)Neerslag (landelijk gemiddelde) (mln kg N, mm)
199061,4715
1991
1992
1993
1994
199582,2798
1996
1997
1998
1999
200092,2897
2001
2002
2003
2004
200544,3834
2006
2007
2008
2009
201050,2868,7
2011
2012
2013
2014
201558,4945,2
2016
2017
2018
201944,8866,5
2020*44,8860,2

Minder stikstof in gezuiverd rioolwater door Europese eisen

De bron ‘riolering en waterzuivering’ bestaat uit een aantal deelbronnen, namelijk lozingen uit rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s), regenwaterriolen, riooloverstorten en (tot medio jaren negentig) ongezuiverde rioolstelsels. De belangrijkste deelbron voor stikstofemissie vormen de (rest)lozingen of effluenten van RWZI’s. In Nederland zijn vrijwel alle huishoudens en bedrijven via het riool aangesloten op een van de 315 RWZI’s.

Vooral huishoudens vormen een grote bron van stikstof in het rioolwater: menselijke urine en ontlasting, maar ook schoonmaakmiddelen, bevatten aanzienlijke hoeveelheden stikstof. In RWZI’s wordt de meeste stikstof (en andere verontreinigingen) uit het rioolwater verwijderd, maar er blijft altijd nog een zekere restlozing over. Door strengere Europese regelgeving hebben de waterschappen, die de RWZI’s beheren, deze restlozingen in de periode 1998-2006 sterk moeten verminderen. Dit is gerealiseerd door omvangrijke technologische aanpassingen aan de zuiveringsprocessen. Daardoor is de restlozing van stikstof in de periode 1990-2020 met 64 procent afgenomen. Het landelijke zuiveringsrendement voor stikstof nam hiermee toe van 52 procent in 1990 naar 85 procent in 2020.

Stikstoflozing door riolering en waterzuivering
 Effluent rioolwaterzuivering (mln kg N)Regenwaterriolen (mln kg N)Overstorten (mln kg N)Ongezuiverde rioolstelsels (mln kg N)
199039,31,10,91,2
1991
1992
1993
1994
199536,21,20,80,4
1996
1997
1998
1999
2000291,30,70
2001
2002
2003
2004
200521,71,60,60
2006
2007
2008
2009
201016,61,40,40
2011
2012
2013
2014
201514,61,80,40
2016
2017
2018
201914,42,20,40
2020*14,32,20,40

Naast de lozingen van gezuiverd afvalwater wordt er soms ook nog ongezuiverd en licht verontreinigd regenwater op het oppervlaktewater geloosd. Nederland kent twee typen rioolstelsels: gemengde en gescheiden rioolstelsels. Gemengde rioolstelsels hebben nooduitlaten voor overbelasting bij hevige regenbuien: de overstorten. Het water uit deze overstorten gaat ongezuiverd naar het oppervlaktewater. Bij gescheiden rioolstelsels wordt het hemelwater dat vanaf straten en daken stroomt niet vermengd met afvalwater (dat nog wordt gezuiverd in een RWZI), maar wordt afzonderlijk via een regenwaterriool afgevoerd naar het oppervlaktewater. In regenwaterriolen kan ook vervuiling worden afgevoerd, bijvoorbeeld straatvuil en hondenpoep, maar het regenwater is veel schoner dan het afvalwater uit huishoudens en bedrijven.

Beide typen rioolstelsels zorgen voor een extra lozing van stikstofverbindingen op het oppervlaktewater. In 2020 was dat samen 2,6 miljoen kilogram stikstof, ruim 3 procent van de totale stikstofbelasting van het oppervlaktewater. Doordat het aandeel van gescheiden rioolstelsels toeneemt, is de stikstoflozing via regenwaterriolen in de periode 1990-2020 bijna verdubbeld. De lozing via overstorten is in dezelfde periode gehalveerd door verbeteringen in de gemengde rioolstelsels, zoals grotere bergingscapaciteit.

Atmosferische depositie

Bijna een vijfde (18 procent) van de stikstofbelasting van het oppervlaktewater kan worden toegerekend aan directe atmosferische depositie (droge en natte depositie vanuit de lucht) op het wateroppervlak. De oorspronkelijke bronnen zijn emissies naar de lucht vanuit de landbouw, industrie en het verkeer, zowel uit binnenland als buitenland. De cijfers die in dit dossier worden gepresenteerd hebben alleen betrekking op de stikstofverbindingen die rechtstreeks neerslaan op het zoete oppervlaktewater (binnenwater) en een smalle kuststrook. De atmosferische depositie op de Noordzee (buitenwater) is niet meegenomen.

Overige stikstofbronnen

De overige bronnen van stikstofvervuiling in het oppervlaktewater zijn directe lozingen vanuit industriële bedrijven, de landbouw (exclusief de eerder genoemde uit- en afspoeling), een klein aantal huishoudens zonder rioolaansluiting en overige sectoren.
De directe lozingen vanuit de industrie droegen in 1990 nog voor ruim 8 procent bij aan de totale stikstofbelasting van oppervlaktewater. Door aanpak van deze lozingen is dit aandeel aanzienlijk gedaald, namelijk tot 2 procent in 2020. De landbouw en natuur dragen nog bij aan de rechtstreekse lozing van stikstof naar oppervlaktewater vanuit de glastuinbouw, via uitwerpselen van watervogels, door erfafspoeling en via mest die onbedoeld tijdens uitrijden over landbouwgrond in sloten terecht komt (mee-mesten van sloten). Erfafspoeling vindt plaats als nutriënten (waaronder stikstof) vanuit opslag van kuilvoer op het erf van veeteeltbedrijven met regenwater afspoelen naar omliggende oppervlaktewateren.

Overige stikstofbronnen oppervlaktewater
PeriodeIndustrie (mln kg N)Landbouw en natuur overige bronnen (mln kg N)Huishoudens (mln kg N)Overige sectoren (mln kg N)
199012,57,81,80,5
1991
1992
1993
1994
19956,25,91,40,6
1996
1997
1998
1999
20004,33,910,5
2001
2002
2003
2004
20053,43,40,70,7
2006
2007
2008
2009
20102,22,90,50,4
2011
2012
2013
2014
20152,22,40,40,3
2016
2017
2018
20192,12,30,30,4
2020*1,92,20,20,3