Vakantiekolonies en de zegeningen van bos, duin en zee

/ Auteur: Ronald van der Bie
Zee en duinen
© CBS / Alrik Swagerman
In 1883 ging Arnold Kerdijk, die toen tevens één van de leden van de nieuwe Centrale Commissie voor de Statistiek was (de voorganger van het CBS), met twintig Amsterdamse bleekneusjes naar Austerlitz. Daar konden de kinderen een paar weken aansterken: goed eten en veel frisse boslucht opsnuiven. Ze knapten er zichtbaar van op. Zeker zo belangrijk was dat de kinderen er tegelijkertijd wat beschaving leerden.

Beschavingswerk

Het hele gezin Kerdijk was meegegaan naar Austerlitz: moeder Kerdijk, de vier kinderen, het kindermeisje en een onderwijzer met zijn vrouw voor de dagelijkse leiding. De kinderen volgden een strak dagprogramma. Dagelijks maakten zij lange wandelingen en deden zij hun werkjes: het maken van sierlijstjes om prentbriefkaarten. De Kerdijks leerden de kinderen ook wat goede manieren, zoals dagelijks wassen, baden en tanden poetsen. Na de vakantie werd de ‘beschavende invloed’ van het koloniewerk voortgezet. Mevrouw Kerdijk nodigde de meisjes elke week een avond bij zich thuis uit. Dan las zij hen voor en leerde hen naaien en breien. Als dank voor bewezen diensten is in 1907 het nieuwe koloniehuis in Egmond aan Zee naar Kerdijk vernoemd.

Vakantiekolonies

Het fenomeen vakantiekolonie was in ons land niet onbekend. Zieke, behoeftige kinderen konden sinds 1873 terecht in het kinderherstellingsoord Bethanië in Zeist, opgericht vanuit het Réveil en gevestigd in een voormalig Nederlands hervormd weeshuis. De kinderen kwamen er terecht na bemiddeling door plaatselijke liefdadigheidsverenigingen en diaconieën. Vakantiekolonies voor gezonde kinderen waren er in ons land niet, wel in het buitenland. Kerdijk kende de enthousiaste verhalen uit Zwitserland en Duitsland, maar viel definitief voor het idee na het lezen van een artikel over het nut van herstellingsoorden in het ‘Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde’ van de arts-hygiënist dr. Samuel Coronel. Dat was een vroege pionier op het gebied van gezondheidsvraagstukken. Coronel had in zijn artikel een beroep gedaan op de ‘weldadigheidszin’ van zijn vermogende landgenoten en hen opgeroepen om de vorming van schoolkinderkolonies, die aarzelend was begonnen, verder te ontwikkelen. Dat moest dan niet gebeuren op basis van ‘ziekelijke philantropie’, maar van ‘verstandige economie’, opdat de kolonies ‘kweekplaatsen van gezondheid zouden zijn voor ons opkomend geslacht.’

Maatschappelijke vrede

Kerdijk had de handschoen opgenomen en was verrukt geweest over de resultaten: ‘Wie het uiterlijk, de gelaatskleur, de gansche lichaamshouding der meeste huiswaarts keerenden vergeleek met hetgeen hij bij hun vertrek had gezien, moest den naam van gezondheidskolonies gewettigd verklaren. Maar wie de kinderen daarbuiten mocht gadeslaan, aan de waschtafels ’s avonds of ’s ochtends, op hun wandelingen en bij hun spelen, in hun onderling verkeer en in hun omgang met de volwassenen, begreep welk goed zaad uit opvoedkundig oogpunt daar werd gezaaid.’ Zeker zo belangrijk was het dat de kolonies bijdroegen aan wat Kerdijk ‘de bevordering van de maatschappelijke vrede’ noemde, het verzachten van de klassentegenstelling. Kerdijks initiatief leidde al in 1884 in Amsterdam tot de oprichting van ‘De Amsterdamse Vereeniging voor Gezondheids- en Vacantiekolonies’ die het op grotere schaal voortzette. Kort daarna kwamen ook in Den Haag, Rotterdam, Groningen en Leeuwarden dergelijke initiatieven van de grond. Het ‘Centraal Genootschap voor Kinderherstellings- en Vacantiekolonies’ bundelde in 1901 de krachten van de op dat moment bestaande lokale verenigingen. Later kregen de vakantiekolonies een rol bij de preventie van tuberculose.

Eetzaal koloniehuis Kerdijk
© Historisch Egmond

Harde hand

In de jaarverslagen jubelden de Genootschapsleden over het eigen werk. Over de bereikte volumes: het aantal van 200 duizend verpleegdagen was in 1926 gepasseerd. En over de resultaten: sommige kinderen waren in enkele weken wel 9 pond aangekomen. Dankzij ‘de zegeningen van duin en zee’ waren de kinderen bovendien gezonder, levenslustiger en socialer. Waren de organiserende verenigingen tevreden, de kinderen vonden de koloniedagen vaak een ramp, want de beschaving werd met harde hand geleerd: niet voor het bord pap met de dekendikke melkvellen leeg was van tafel, wandelen in marspas, om acht uur naar bed, slapen op de rechterzij en streng straffen bij bedplassen.

Denktank voor aanpak van sociale vraagstukken

Arnold Kerdijk (1846–1905) was in 1892 één van de leden van de nieuwe Centrale Commissie voor de Statistiek (1892), de voorganger van het CBS. De oprichting van deze commissie wortelt in de discussie over de sociale kwestie, één van de grote vraagstukken die het publieke debat in ons land in de tweede helft van de 19e eeuw beheersten. Rondom dit debat vormde zich een groep opinieleiders, vooral in progressief-liberale kringen, die de belangrijke discussieplatforms bemanden, de meningsvorming beïnvloedden, oproepen deden voor (statistisch) onderzoek en de beleidsvoorbereiding ondersteunden. De commissie bestond uit dertig leden. Met z’n allen vormden ze een denktank, een beleidswetenschappelijk forum, voor de aanpak van sociale vraagstukken. De onderzoeken en statistieken van de Centrale Commissie voor de Statistiek vormden de grondslag voor de voorbereiding en evaluatie van overheidsbeleid.

Wapenfeiten van Arnold Kerdijk
Arnold Kerdijk zat in de Tweede Kamer waar hij vooral druk was met het parlementaire commissiewerk. Zijn belangrijkste wapenfeiten liggen echter in het praktische beschavingswerk. Hij was propagandist voor de verbruikscoöperatie en reisde door het land om de coöperatie te promoten. Hij was ook één van de eersten die experimenteerde met de uitzending van kinderen naar vakantiekolonies. Tevens was hij betrokken bij de oprichting van volkshuizen, een soort vormingscentra waar de arbeider cursussen kon volgen die hem konden helpen hogerop te komen. Arbeiders konden er ook terecht voor rechtshulp en gepaste ontspanning in de vorm van lees-, concert- en toneelavonden.