Lopende transacties; sectoren, nationale rekeningen

Lopende transacties; sectoren, nationale rekeningen

Institutionele sectoren Niet-geconsolideerd/geconsolideerd Perioden Middelen Output Marktoutput Productie van IGDFI (mln euro) Middelen Output Marktoutput Overige marktproductie (mln euro) Middelen Belastingen op productie en invoer Totaal (mln euro) Middelen Belastingen op productie en invoer Niet-productgebonden belastingen (mln euro) Bestedingen Belastingen op productie en invoer Totaal (mln euro) Bestedingen Belastingen op productie en invoer Productgebonden belastingen (mln euro) Bestedingen Belastingen op productie en invoer Niet-productgebonden belastingen (mln euro)
Totale binnenlandse sectoren Niet-geconsolideerd 2023* 31.132 1.720.564 114.274 11.732 118.773 106.151 12.622
Totale binnenlandse sectoren Geconsolideerd 2023* 31.132 1.720.564 114.274 11.732 118.773 106.151 12.622
Niet-financiële vennootschappen Niet-geconsolideerd 2023* 1.422.714 6.571 6.571
Niet-financiële vennootschappen Geconsolideerd 2023* 1.422.714 6.571 6.571
Financiële instellingen Niet-geconsolideerd 2023* 31.132 61.232 2.121 2.121
Financiële instellingen Geconsolideerd 2023* 31.132 61.232 2.121 2.121
Monetaire financiële instellingen Niet-geconsolideerd 2023* 30.350 6.400 1.639 1.639
Monetaire financiële instellingen Geconsolideerd 2023* 30.350 6.400 1.639 1.639
Centrale bank Niet-geconsolideerd 2023* 0 536 0 0
Centrale bank Geconsolideerd 2023* 0 536 0 0
Ov. deposito-instellingen en GMF's Niet-geconsolideerd 2023* 30.350 5.864 1.639 1.639
Ov. deposito-instellingen en GMF's Geconsolideerd 2023* 30.350 5.864 1.639 1.639
Overige financiële instellingen Niet-geconsolideerd 2023* 782 27.037 384 384
Overige financiële instellingen Geconsolideerd 2023* 782 27.037 384 384
Beleggingsfondsen m.u.v geldmarktfondsen Niet-geconsolideerd 2023* 8.060 182 182
Beleggingsfondsen m.u.v geldmarktfondsen Geconsolideerd 2023* 8.060 182 182
Ov. fin. inst. excl. beleggingsfondsen Niet-geconsolideerd 2023* 782 18.977 202 202
Ov. fin. inst. excl. beleggingsfondsen Geconsolideerd 2023* 782 18.977 202 202
Ov. fin. intermediairs en hulpbedrijven Niet-geconsolideerd 2023* 782 13.854 193 193
Ov. fin. intermediairs en hulpbedrijven Geconsolideerd 2023* 782 13.854 193 193
Fin. instellingen binnen concernverband Niet-geconsolideerd 2023* 5.123 9 9
Fin. instellingen binnen concernverband Geconsolideerd 2023* 5.123 9 9
Verzekeringsinstel. en pensioenfondsen Niet-geconsolideerd 2023* 27.795 98 98
Verzekeringsinstel. en pensioenfondsen Geconsolideerd 2023* 27.795 98 98
Verzekeringsinstellingen Niet-geconsolideerd 2023* 16.223 57 57
Verzekeringsinstellingen Geconsolideerd 2023* 16.223 57 57
Pensioenfondsen Niet-geconsolideerd 2023* 11.572 41 41
Pensioenfondsen Geconsolideerd 2023* 11.572 41 41
Overheid Niet-geconsolideerd 2023* 8.291 114.274 11.732 1.186 1.186
Overheid Geconsolideerd 2023* 8.291 114.274 11.732 1.186 1.186
Centrale overheid Niet-geconsolideerd 2023* 2.347 106.346 3.804 375 375
Centrale overheid Geconsolideerd 2023* 2.347 106.346 3.804 375 375
Lokale overheid Niet-geconsolideerd 2023* 5.944 7.928 7.928 801 801
Lokale overheid Geconsolideerd 2023* 5.944 7.928 7.928 801 801
Socialezekerheidsfondsen Niet-geconsolideerd 2023* 0 0 0 10 10
Socialezekerheidsfondsen Geconsolideerd 2023* 0 0 0 10 10
Huishoudens incl. IZW's t.b.v. huish. Niet-geconsolideerd 2023* 228.327 2.744 2.744
Huishoudens incl. IZW's t.b.v. huish. Geconsolideerd 2023* 228.327 2.744 2.744
Huishoudens Niet-geconsolideerd 2023* 227.633 2.716 2.716
Huishoudens Geconsolideerd 2023* 227.633 2.716 2.716
IZW's t.b.v. huishoudens Niet-geconsolideerd 2023* 694 28 28
IZW's t.b.v. huishoudens Geconsolideerd 2023* 694 28 28
Buitenland Niet-geconsolideerd 2023* 4.499 890
Buitenland Geconsolideerd 2023* 4.499 890
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel geeft een overzicht van de niet-financiële transacties van de institutionele sectoren van de Nederlandse economie. Niet-financiële transacties bestaan uit lopende transacties en transacties van de kapitaalrekening. De transacties worden ingedeeld naar middelen en bestedingen. Daarnaast worden ook de saldi van de sectoren weergegeven.
Niet-financiële transacties worden geraamd voor de hoofdsectoren van de economie: niet-financiële vennootschappen, financiële instellingen, overheid, huishoudens, instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens en het buitenland. De sectoren financiële instellingen en overheid zijn bovendien nog naar subsectoren uitgesplitst. Sectoren worden zowel geconsolideerd als niet-geconsolideerd gepresenteerd.

Gegevens beschikbaar vanaf:
Jaargegevens vanaf 1995.
Kwartaalgegevens vanaf het eerste kwartaal 1999.

Status van de cijfers:
De gegevens van 1995 tot en met 2020 zijn definitief. Gegevens van 2021, 2022 en 2023 hebben de status voorlopig.

Wijzigingen per 25 maart 2024:
Cijfers over het vierde kwartaal van 2023 en het jaar 2023 zijn beschikbaar.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Jaarcijfers:
De eerste jaarcijfers komen beschikbaar 85 dagen na afloop van het verslagjaar als som van de cijfers van de vier kwartalen van het betreffende jaar. Vervolgens worden na 6 en 18 maanden respectievelijk de voorlopige en definitieve jaarramingen gepubliceerd. Hiernaast worden bij de sectorrekeningen de financiële rekeningen en balansen voor alle verslagperioden jaarlijks gereviseerd. De cijfers komen jaarlijks in juni beschikbaar op StatLine, de elektronische database van het CBS. Daarnaast worden de cijfers jaarlijks in juli in ‘de Nationale rekeningen tabellenset' gepubliceerd.
Kwartaalcijfers:
85 dagen na afloop van een verslagkwartaal komt de eerste kwartaalraming beschikbaar. Mocht daarna nog nieuwe kwartaalinformatie beschikbaar komen, dan kan in september het eerste, en in december het tweede kwartaal nog worden herzien. In maart kunnen de eerste drie kwartalen nog worden bijgesteld. Als in juni nieuwe jaarcijfers beschikbaar komen, dan worden de kwartaalcijfers opnieuw herzien zodat ze aansluiten op die jaarcijfers.
Hiernaast kunnen er tussentijdse actualisaties plaatsvinden om eind maart en eind september de meest actuele gegevens over de overheid aan de Europese Commissie te verstrekken. De gegevens over de kwartalen worden aangesloten op de bijgestelde jaarcijfers.

Toelichting onderwerpen

Middelen
Middelen bestaan uit transacties die de economische waarde van sectoren verhogen (oftewel de inkomsten door sectoren).
Output
Het totaal aan goederen en diensten dat is geproduceerd. Ook wel productie genoemd. Hiervan bestaan drie soorten:
- marktoutput: goederen en diensten die op de markt zijn afgezet of waarvoor dit in de toekomst de bedoeling is.
- output voor eigen finaal gebruik: goederen en diensten voor eigen consumptie of voor investeringen door dezelfde institutionele eenheid als die welke die goederen en diensten heeft geproduceerd.
- niet-marktoutput: goederen en diensten die gratis of tegen economisch niet-significante prijzen aan andere eenheden zijn geleverd.

De output wordt gewaardeerd tegen basisprijzen. Dit zijn de prijzen die door producenten zelf worden ervaren: per bedrijfstak zijn de productgebonden belastingen er namelijk vanaf getrokken en de productgebonden subsidies erbij opgeteld. Door de producent afzonderlijk in rekening gebrachte vervoerskosten zijn niet inbegrepen. Ook de waardeverandering van financiële en niet-financiële activa (productiemiddelen) tijdens de verslagperiode zijn niet inbegrepen.

Inbegrepen is de productie van alle in Nederland opererende bedrijfseenheden, dus ook degenen die in buitenlandse handen zijn. Ook overheidsinstanties en andere niet-commerciële instanties behoren hiertoe.
Marktoutput
Marktoutput bestaat uit de output die op de markt wordt afgezet of waarvoor dit de bedoeling is. De marktoutput omvat:
- producten die tegen een economisch significante prijs worden verkocht;
- producten die worden geruild;
- producten die worden gebruikt voor betalingen in natura (inclusief beloning van werknemers in natura en gemengd inkomen in natura);
- producten die voor eigen gebruik zijn geproduceerd zoals investeringen in eigen beheer, eigen woningdiensten en landbouwproducten voor eigen consumptie door landbouwers.
Productie van IGDFI
Indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (IGDFI).
Traditioneel worden financiële diensten vaak verleend via financiële intermediatie. Dit houdt in dat een financiële instelling, zoals een bank, deposito's aanvaardt van eenheden die hun middelen willen laten renderen, en geld leent aan eenheden die onvoldoende middelen hebben om in hun behoeften te voorzien. De bank voorziet aldus in een mechanisme waardoor de ene eenheid aan de andere eenheid geld kan lenen. De eenheid die de middelen verstrekt, accepteert een rentetarief dat lager is dan het door de geldnemer betaalde tarief. Het 'referentierentetarief' is het tarief waarbij zowel de geldverstrekker als de geldnemer bereid zijn een overeenkomst te sluiten. Het verschil tussen het referentietarief en de werkelijk aan deposanten betaalde en aan geldnemers in rekening gebrachte rente is een indirect gemeten vergoeding voor een dienst van financiële intermediairs. De totale vergoeding voor de IGDFI is de som van de twee impliciet in rekening gebrachte vergoedingen die door de geldnemer en de geldverstrekker zijn betaald.
Overige marktproductie
Marktoutput exclusief indirect gemeten diensten van financiële intermediairs.

Marktoutput bestaat uit de output die op de markt wordt afgezet of waarvoor dit de bedoeling is. De marktoutput omvat:
a) producten die tegen een economisch significante prijs worden verkocht;
b) producten die worden geruild;
c) producten die worden gebruikt voor betalingen in natura (inclusief beloning van werknemers in natura en gemengd inkomen in natura);
d) producten die voor eigen gebruik zijn geproduceerd zoals investeringen in eigen beheer, eigen woningdiensten en landbouwproducten voor eigen consumptie door landbouwers;
e) aan de voorraad gereed product en onderhanden werk toegevoegde producten die zijn bestemd voor een van bovengenoemde vormen van gebruik (inclusief de natuurlijke groei van dieren en gewassen en onvoltooide bouwwerken waarvan de koper nog onbekend is).

Belastingen op productie en invoer
Verplichte betalingen om niet, in geld of in natura, die door de overheid of door de instellingen van de Europese Unie worden opgelegd in verband met de productie of de invoer van goederen en diensten, het in dienst hebben van arbeidskrachten en de eigendom of het gebruik van grond, gebouwen of andere activa die in het productieproces worden aangewend. Dergelijke belastingen zijn verschuldigd ongeacht gemaakte winst. Zowel productgebonden als niet-productgebonden belastingen behoren hiertoe.
Totaal
Niet-productgebonden belastingen
Dit zijn de belastingen op productie die producenten moeten betalen, ongeacht de hoeveelheid of de waarde van de geproduceerde of verkochte producten. Voorbeelden hiervan zijn de onroerendezaakbelasting, reinigingsrechten en rioolrechten betaald door producenten.
Bestedingen
Bestedingen bestaan uit transacties die de economische waarde van sectoren verminderen (oftewel de uitgaven door sectoren).
Belastingen op productie en invoer
Verplichte betalingen om niet, in geld of in natura, die door de overheid of door de instellingen van de Europese Unie worden opgelegd in verband met de productie of de invoer van goederen en diensten, het in dienst hebben van arbeidskrachten en de eigendom of het gebruik van grond, gebouwen of andere activa die in het productieproces worden aangewend. Dergelijke belastingen zijn verschuldigd ongeacht gemaakte winst. Zowel productgebonden als niet-productgebonden belastingen behoren hiertoe.
Totaal
Productgebonden belastingen
Belastingen die moeten worden betaald per eenheid van een bepaald goed dat of bepaalde dienst die is geproduceerd of ingevoerd. De belasting kan een bepaald bedrag per kwantitatieve eenheid van een goed of een dienst zijn, of worden berekend als een bepaald percentage van de prijs per eenheid of van de waarde van de geproduceerde of verhandelde goederen en diensten.
Niet-productgebonden belastingen
Dit zijn de belastingen op productie die producenten moeten betalen, ongeacht de hoeveelheid of de waarde van de geproduceerde of verkochte producten. Voorbeelden hiervan zijn de onroerendezaakbelasting, reinigingsrechten en rioolrechten betaald door producenten.