Lopende transacties; sectoren, nationale rekeningen

Lopende transacties; sectoren, nationale rekeningen

Institutionele sectoren Niet-geconsolideerd/geconsolideerd Perioden Saldi Bruto besparingen (mln euro) Saldi Netto besparingen (mln euro)
Totale binnenlandse sectoren Niet-geconsolideerd 2023* 312.167 142.925
Totale binnenlandse sectoren Geconsolideerd 2023* 312.167 142.925
Niet-financiële vennootschappen Niet-geconsolideerd 2023* 129.435 38.838
Niet-financiële vennootschappen Geconsolideerd 2023* 129.435 38.838
Financiële instellingen Niet-geconsolideerd 2023* 41.892 35.643
Financiële instellingen Geconsolideerd 2023* 41.892 35.643
Monetaire financiële instellingen Niet-geconsolideerd 2023* 11.908 9.120
Monetaire financiële instellingen Geconsolideerd 2023* 11.908 9.120
Centrale bank Niet-geconsolideerd 2023* -1.415 -1.457
Centrale bank Geconsolideerd 2023* -1.415 -1.457
Ov. deposito-instellingen en GMF's Niet-geconsolideerd 2023* 13.323 10.577
Ov. deposito-instellingen en GMF's Geconsolideerd 2023* 13.323 10.577
Overige financiële instellingen Niet-geconsolideerd 2023* 20.805 18.905
Overige financiële instellingen Geconsolideerd 2023* 20.805 18.905
Beleggingsfondsen m.u.v geldmarktfondsen Niet-geconsolideerd 2023* 716 0
Beleggingsfondsen m.u.v geldmarktfondsen Geconsolideerd 2023* 716 0
Ov. fin. inst. excl. beleggingsfondsen Niet-geconsolideerd 2023* 20.089 18.905
Ov. fin. inst. excl. beleggingsfondsen Geconsolideerd 2023* 20.089 18.905
Ov. fin. intermediairs en hulpbedrijven Niet-geconsolideerd 2023* 7.671 6.487
Ov. fin. intermediairs en hulpbedrijven Geconsolideerd 2023* 7.671 6.487
Fin. instellingen binnen concernverband Niet-geconsolideerd 2023* 12.418 12.418
Fin. instellingen binnen concernverband Geconsolideerd 2023* 12.418 12.418
Verzekeringsinstel. en pensioenfondsen Niet-geconsolideerd 2023* 9.179 7.618
Verzekeringsinstel. en pensioenfondsen Geconsolideerd 2023* 9.179 7.618
Verzekeringsinstellingen Niet-geconsolideerd 2023* 389 -868
Verzekeringsinstellingen Geconsolideerd 2023* 389 -868
Pensioenfondsen Niet-geconsolideerd 2023* 8.790 8.486
Pensioenfondsen Geconsolideerd 2023* 8.790 8.486
Overheid Niet-geconsolideerd 2023* 32.742 2.845
Overheid Geconsolideerd 2023* 32.742 2.845
Centrale overheid Niet-geconsolideerd 2023* 13.676 -613
Centrale overheid Geconsolideerd 2023* 13.676 -613
Lokale overheid Niet-geconsolideerd 2023* 14.613 -878
Lokale overheid Geconsolideerd 2023* 14.613 -878
Socialezekerheidsfondsen Niet-geconsolideerd 2023* 4.453 4.336
Socialezekerheidsfondsen Geconsolideerd 2023* 4.453 4.336
Huishoudens incl. IZW's t.b.v. huish. Niet-geconsolideerd 2023* 108.098 65.599
Huishoudens incl. IZW's t.b.v. huish. Geconsolideerd 2023* 108.098 65.599
Huishoudens Niet-geconsolideerd 2023* 107.926 65.617
Huishoudens Geconsolideerd 2023* 107.926 65.617
IZW's t.b.v. huishoudens Niet-geconsolideerd 2023* 172 -18
IZW's t.b.v. huishoudens Geconsolideerd 2023* 172 -18
Buitenland Niet-geconsolideerd 2023*
Buitenland Geconsolideerd 2023*
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel geeft een overzicht van de niet-financiële transacties van de institutionele sectoren van de Nederlandse economie. Niet-financiële transacties bestaan uit lopende transacties en transacties van de kapitaalrekening. De transacties worden ingedeeld naar middelen en bestedingen. Daarnaast worden ook de saldi van de sectoren weergegeven.
Niet-financiële transacties worden geraamd voor de hoofdsectoren van de economie: niet-financiële vennootschappen, financiële instellingen, overheid, huishoudens, instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens en het buitenland. De sectoren financiële instellingen en overheid zijn bovendien nog naar subsectoren uitgesplitst. Sectoren worden zowel geconsolideerd als niet-geconsolideerd gepresenteerd.

Gegevens beschikbaar vanaf:
Jaargegevens vanaf 1995.
Kwartaalgegevens vanaf het eerste kwartaal 1999.

Status van de cijfers:
De gegevens van 1995 tot en met 2020 zijn definitief. Gegevens van 2021, 2022 en 2023 hebben de status voorlopig.

Wijzigingen per 25 maart 2024:
Cijfers over het vierde kwartaal van 2023 en het jaar 2023 zijn beschikbaar.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Jaarcijfers:
De eerste jaarcijfers komen beschikbaar 85 dagen na afloop van het verslagjaar als som van de cijfers van de vier kwartalen van het betreffende jaar. Vervolgens worden na 6 en 18 maanden respectievelijk de voorlopige en definitieve jaarramingen gepubliceerd. Hiernaast worden bij de sectorrekeningen de financiële rekeningen en balansen voor alle verslagperioden jaarlijks gereviseerd. De cijfers komen jaarlijks in juni beschikbaar op StatLine, de elektronische database van het CBS. Daarnaast worden de cijfers jaarlijks in juli in ‘de Nationale rekeningen tabellenset' gepubliceerd.
Kwartaalcijfers:
85 dagen na afloop van een verslagkwartaal komt de eerste kwartaalraming beschikbaar. Mocht daarna nog nieuwe kwartaalinformatie beschikbaar komen, dan kan in september het eerste, en in december het tweede kwartaal nog worden herzien. In maart kunnen de eerste drie kwartalen nog worden bijgesteld. Als in juni nieuwe jaarcijfers beschikbaar komen, dan worden de kwartaalcijfers opnieuw herzien zodat ze aansluiten op die jaarcijfers.
Hiernaast kunnen er tussentijdse actualisaties plaatsvinden om eind maart en eind september de meest actuele gegevens over de overheid aan de Europese Commissie te verstrekken. De gegevens over de kwartalen worden aangesloten op de bijgestelde jaarcijfers.

Toelichting onderwerpen

Saldi
Een saldo wordt verkregen door van de totale waarde van de posten aan de ene zijde van een rekening de totale waarde van de posten aan de andere zijde af te trekken.
Bruto besparingen
Het gedeelte van het nationaal beschikbaar inkomen dat niet voor consumptieve bestedingen is gebruikt. De nationale besparingen zijn de som van de besparingen van alle institutionele sectoren.
Netto besparingen
Het gedeelte van het nationaal beschikbaar inkomen dat niet voor consumptieve bestedingen is gebruikt. De nationale besparingen zijn de som van de besparingen van alle institutionele sectoren. Doorgaans wordt voor de nationale besparingen het netto-begrip gebruikt, dat wil zeggen: na aftrek van het verbruik van vaste activa.