Verspreiding bospaddenstoelen toegenomen

Bospaddelstoelen Schaapje
Sinds het midden van de jaren negentig nemen bospaddenstoelen in aantal toe. Met name de paddenstoelen die via schimmeldraden samenleven met bomen (ectomycorrhiza-vormende paddenstoelen) deden het in de periode 1994–2013 beter dan in de decennia daarvoor (jaren 1965–1985). Voorbeelden van dergelijke soorten zijn de hanenkam, de vliegenzwam en het gewoon eekhoorntjesbrood. Dit blijkt uit nieuwe analyses van het CBS op basis van verspreidingsgegevens van bospaddenstoelen.
Bospaddenstoelen zijn in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw sterk in aantal achteruitgegaan. Deze achteruitgang wordt mede toegeschreven aan de neerslag van stikstof in natuurgebieden, met name afkomstig uit de landbouw en het verkeer. Vanaf eind jaren tachtig zijn diverse milieumaatregelen genomen, die ervoor hebben gezorgd dat de stikstofdepositie vanaf 1994 met bijna een derde is afgenomen.

Grafiek Verandering in verspreiding van bospaddestoelen

Stikstofgevoelige soorten sterkst toegenomen


Vooral de ectomycorrhiza-vormende paddenstoelen zijn gevoelig voor hoge concentraties stikstof in de bodem, al zijn er grote verschillen in de mate van gevoeligheid. Binnen deze groep zijn de meest stikstofgevoelige soorten in de periode tot 1985 het sterkst achteruitgegaan. In de periode 1994–2013 nam de verspreiding van deze groep paddenstoelen met gemiddeld 5 procent per jaar toe. Soorten als de slijmige spijkerzwam en het schaapje lijken van de verminderde stikstofdepositie te profiteren. De verspreiding van stikstoftolerante ectomycorrhiza-vormende soorten, zoals de levermelkzwam en de kastanjeboleet, bleef echter nagenoeg gelijk.

Bospaddelstoelen Slijmige spijkerzwam

Andere groepen bospaddenstoelen namen ook in verspreiding toe, zij het minder sterk. Zo nam de verspreiding van soorten die leven van dood organisch materiaal in de bosbodem (saprotrofe soorten), waaronder de grote stinkzwam en groene anijstrechterzwam, en paddenstoelen die floreren op hout (zoals de berkenzwam en de dennenzwavelkop) met 1 procent toe.

Minder stikstofneerslag


In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw was de neerslag van stikstof uit de lucht veel hoger dan nu. Door tal van milieumaatregelen is de uitstoot van stikstof door het verkeer en de landbouw vanaf midden jaren negentig sterk teruggedrongen. Het ligt dan ook voor de hand de oorzaak van de toename van het aantal bospaddenstoelen in recente jaren met name toe te schrijven aan de verminderde neerslag van stikstof. De daling van de uitstoot van verzurende stoffen als zwaveldioxide kan de recente toename niet verklaren. Deze uitstoot nam al in de vroege jaren tachtig af.

Oudere bossen


Zowel bodembewonende, saprotrofe paddenstoelen - die leven van dood organisch materiaal in de bosbodem – als houtpaddenstoelen zijn in de periode 1994–2013 licht vooruit gegaan in verspreiding. Ook in de jaren 1965–1985 lieten deze groepen bospaddenstoelen al een lichte stijging zien. De oorzaak hiervoor is waarschijnlijk het ouder worden van de bossen in Nederland. Dood hout blijft tegenwoordig steeds vaker op de bosbodem liggen, waarmee een groter aanbod aan geschikt substraat beschikbaar komt voor deze paddenstoelen.

Nieuwe analyses


In oktober 2015 berichtte het CBS over de achteruitgang van bospaddenstoelen in de jaren 1999–2014. Deze achteruitgang bleek uit analyse van aantalsgegevens uit het paddenstoelenmeetnet van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM). De negatieve trend was niet eenvoudig te verklaren, zeker niet in het licht van de afname van de stikstofdepositie.
Nieuwe analyses van verspreidingsgegevens hebben geleid tot het inzicht dat bospaddenstoelen, met name de stikstofgevoelige ectomycorrhiza-soorten, in de recente periode juist zijn toegenomen. Dit beeld is beter te rijmen met de vermindering van de stikstofdepositie vanaf het midden van de jaren negentig.