Meningen over de eigen bijdrage aan de gezondheidszorg

In dit artikel wordt nagegaan hoe de Nederlandse bevolking denkt over de eigen bijdrage voor een aantal zorgkosten. De resultaten laten zien dat veel mensen voorstander zijn van een eigen bijdrage wanneer de zorgkosten het gevolg zijn van een ongezonde leefstijl, zoals roken en overmatig alcoholgebruik. Wanneer het gaat om de kosten van loophulpmiddelen of de anticonceptiepil, vindt meer dan de helft dat deze volledig moeten worden vergoed.

1. Inleiding

Het Nederlandse zorgstelsel is een complex systeem dat voortdurend verandert. Het bestaat uit twee volksverzekeringen, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Zorgverzekeringswet (ZVW), en wordt gefinancierd met premies van verzekerden, een inkomensafhankelijke premie en een rijksbijdrage. Om het systeem voor iedereen toegankelijk te houden, is er bovendien sprake van risicosolidariteit en inkomenssolidariteit. Verzekeraars zijn verplicht iedereen voor de basiszorgverzekering te accepteren en de premie van deze verzekering is voor iedereen gelijk. Hierdoor dragen mensen met een laag gezondheidsrisico bij aan de zorgkosten van mensen met een hoog gezondheidsrisico en kunnen mensen met een slechte gezondheid verzekerd blijven. Daarnaast kunnen lage inkomens een tegemoetkoming krijgen in de kosten van de zorgpremie, bijvoorbeeld via de zorgtoeslag (DNB, 2005).

De kosten van de gezondheidszorg nemen echter flink toe. Daardoor kan de solidariteit in de gezondheidszorg onder druk komen te staan. Uit eerder onderzoek blijkt dat de meerderheid van de Nederlandse bevolking vindt dat groepen met een hoger gezondheidsrisico, zoals ouderen, mensen met een minder goede gezondheid en mensen die erfelijk belast zijn, geen hogere zorgpremie hoeven te betalen. Mensen met een ongezonde leefstijl kunnen echter op minder solidariteit rekenen. Hun premie zou volgens de helft van de bevolking hoger moeten zijn (Kloosterman, 2011). Het lijkt er dus op dat er meer draagvlak is voor het solidariteitsprincipe wanneer mensen weinig invloed hebben op hun zorgbehoefte en minder wanneer mensen door hun gedrag het risico op gezondheidsproblemen vergroten.
Door de stijgende zorgkosten wordt er steeds vaker een eigen bijdrage gevraagd. Dit geldt bijvoorbeeld voor kraamzorg (Independer, 2012a) en psychologische zorg voor 18-plussers (ministerie van VWS, 2012). Daarnaast zijn er ook zorgkosten die volledig voor eigen rekening komen, tenzij er een aanvullende verzekering is afgesloten, zoals de kosten van de anticonceptiepil voor vrouwen ouder dan 21 jaar (Independer, 2012b).

In dit artikel worden de solidariteitsvoorkeuren van de Nederlandse bevolking opnieuw onderzocht, ditmaal via hun mening over de eigen bijdrage voor een aantal zorgkosten. Er wordt onderscheid gemaakt tussen zorgkosten waar mensen veelal weinig invloed op hebben, zoals de kosten van een rollator of looprekje voor ouderen, en zorgkosten waar mensen zelf meer grip op hebben, zoals kosten die ontstaan als gevolg van roken.

1.2. Achtergrond

Uit eerder onderzoek blijkt dat er een grote solidariteit bestaat met groepen die onmachtig zijn en weinig schuld treffen als het gaat om hun zorgbehoefte (Van Oorschot, 2000, 2005; Van Oorschot en Kalmijn, 2005) Ouderen zijn hiervan een duidelijk voorbeeld. Oud worden is een natuurlijk, onomkeerbaar proces dat vaak samengaat met een grotere behoefte aan zorg. Daarbij komt dat veel mensen zelf ook ouderen in hun directe omgeving hebben, bijvoorbeeld (groot)ouders, en is er vaak de idee dat ouderen in het verleden veel voor onze samenleving hebben gedaan. Ook dat zou aan een sterk solidariteitsgevoel voor ouderen bijdragen. Daarom is de verwachting dat veel mensen voorstander zijn van het volledig vergoeden van de zorgkosten van deze groep, zoals de kosten van een rollator of looprekje. Een ander voorbeeld van een groep die waarschijnlijk vanuit de samenleving op veel steun kan rekenen, zijn mensen die bij een verkeersongeval betrokken zijn geraakt. Ook zij hebben vaak weinig invloed op hun behoefte aan zorg. Het is daarom aannemelijk dat in een dergelijk geval veel mensen vinden dat eventuele zorgkosten volledig moeten worden vergoed.

Groepen die door hun gedrag gezondheidsrisico’s vergroten, zoals rokers en mensen die veel alcohol drinken (Kloosterman, 2011; Bernts, 1991; Van der Star en Van den Berg, 2010), kunnen doorgaans op minder solidariteit rekenen. Dit komt waarschijnlijk doordat mensen vinden dat deze groepen vaker zelf verantwoordelijk zijn voor hun zorgbehoefte. De verwachting is daarom dat relatief veel mensen een eigen bijdrage voor zorgkosten die voortkomen uit een ongezonde leefstijl zullen goedkeuren. Verwacht wordt dat dit ook geldt voor zorgkosten die het gevolg zijn van overgewicht. Hoewel hier ook erfelijke en omgevingsfactoren een rol kunnen spelen, zullen waarschijnlijk veel mensen overgewicht toeschrijven aan een ongezonde leefstijl.
In tegenstelling tot ongezond eten, veel alcohol drinken en roken, is sporten over het algemeen juist goed voor de gezondheid. Desondanks brengt sporten ook zorgkosten met zich mee, bijvoorbeeld doordat mensen blessures oplopen. Omdat het hier niet om een onmachtige groep gaat en bovendien het eigen gedrag hierbij een belangrijke rol speelt, zal ook hier een groot deel van de bevolking waarschijnlijk vinden dat een eigen bijdrage op zijn plaats is.
Er zijn ook zorgkosten die vaak niet uit een directe zorgbehoefte voortkomen. Een duidelijk voorbeeld hiervan is de anticonceptiepil voor vrouwen die (nog) niet zwanger willen worden. Door het ontbreken van een dergelijke directe zorgbehoefte, is ook hier de verwachting dat veel mensen voorstander zullen zijn van een eigen bijdrage.
Naast deze solidariteitsvoorkeuren, zal in deze bijdrage tevens worden onderzocht of mensen vaker achter een volledige vergoeding van zorgkosten staan als het gaat om groepen waartoe zij ook zelf behoren. Volgens Van Oorschot (2006) zijn mensen meer solidair en geven zij meer steun aan mensen die wat betreft hun identiteit dichter bij staan. Dit identiteitsprincipe is ook zichtbaar in eerder onderzoek. Zo laat Kloosterman (2011) onder meer zien dat rokers en zware drinkers minder vaak dan niet-rokers en niet-drinkers een hogere zorgpremie wensen voor rokers en mensen die veel alcohol drinken. Van den Berg en Van der Star (2010) laten verder zien dat rokers bereid zijn om veel meer te betalen voor het zorggebruik van rokers dan niet-rokers.

2. Methode

2.1 Data en methode

Voor dit onderzoek zijn gegevens gebruikt uit het onderzoek Belevingen dat eind 2010 is uitgevoerd. Doel van Belevingen is om, aan de hand van opvattingen, percepties en meningen van volwassen inwoners van Nederland, een beter beeld te krijgen van gevoelens en ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving. In 2010 stond het thema ‘Solidariteit in de gezondheidszorg’ centraal. De respons op dit onderzoek was 59 procent. In totaal zijn gegevens beschikbaar van 3 402 personen van 18 jaar en ouder. Door middel van bivariate analyses wordt voor de verschillende medische kosten nagegaan of er verschillen bestaan tussen een aantal subgroepen in hun mening over de eigen bijdrage. Voor ieder soort medische kosten wordt gekeken naar de meest voor de handliggende subgroepen. Zo wordt onder meer onderzocht of leeftijdsgroepen verschillen in hun mening over de eigen bijdrage aan loophulpmiddelen, en of rokers en niet-rokers verschillen in hun mening over de eigen bijdrage aan de behandelkosten van ziekten die het gevolg zijn van roken.
Daarnaast is telkens gekeken of verschillen tussen subgroepen toegeschreven kunnen worden aan de samenstelling van deze groepen in termen van geslacht, leeftijd en/of opleidingsniveau. Indien dit het geval is, dan wordt hierover gerapporteerd.

2.2 Operationaliseringen

Eigen bijdrage
Aan respondenten is gevraagd om voor verschillende zorgkosten aan te geven of deze (1) helemaal zelf betaald, (2) gedeeltelijk zelf betaald of (3) volledig vergoed zouden moeten worden. Het ging hierbij om de kosten van een rollator of looprekje, de anticonceptiepil, fysiotherapie bij een sportblessure, fysiotherapie na een verkeersongeval en de behandeling van ziekten of aandoeningen die het gevolg zijn van roken, overmatig alcoholgebruik of overgewicht.

Persoonskenmerken
Het identiteitsprincipe wordt onderzocht door naar verwachting relevante persoonskenmerken te relateren aan de opvatting over de eigen bijdrage voor bepaalde zorgkosten. Het gaat hierbij om geslacht, leeftijd, pilgebruik en leefstijl. Bij leefstijl gaat het om het sport- en rookgedrag en om alcoholgebruik. Omdat overgewicht vaak het gevolg is van een ongezonde leefstijl, zal ook dit als een leefstijlkenmerk worden beschouwd.
Het sportgedrag is vastgesteld met de vraag ‘Sport u regelmatig?’ met de antwoordcategorieën ‘ja’ en ‘nee’. Aan de hand van de vragen ‘Rookt u wel eens sigaretten, uit een pakje of zelf gerold?’ en ‘Rookt u elke dag?’ is nagegaan of mensen (1) niet-rokers, (2) niet-dagelijkse rokers of (3) dagelijkse rokers zijn.
Over het alcoholgebruik zijn de volgende vragen gesteld: ‘Drinkt u wel eens alcoholhoudende drank?’, ‘Heeft u het laatste half jaar wel eens 6 of meer glazen alcoholhoudende drank op één dag gedronken?’ en ‘Hoe vaak dronk u het afgelopen half jaar 6 of meer glazen alcoholhoudende drank op één dag?’. Aan de hand hiervan is afgeleid of mensen (1) geen alcohol drinken, (2) matige drinkers of (3) zware drinkers zijn. Een zware drinker drinkt minstens 1 keer per week 6 of meer glazen alcohol op één dag.
Overgewicht is vastgesteld met behulp van de Body Mass Index (BMI). Deze geeft aan of het lichaamsgewicht in verhouding is met de lengte. De BMI wordt vastgesteld door het lichaamsgewicht (in kg) te delen door het kwadraat van de lengte (in meters). Respondenten met een BMI tussen de 18,5 en 25 hebben (1) een gezond gewicht. Een BMI tussen de 25 en 30 wijst op (2) overgewicht en een BMI groter dan 30 op (3) ernstig overgewicht. Personen met een BMI lager dan 18,5 hebben ondergewicht. Omdat dit een zeer kleine groep is, is het niet mogelijk om hier betrouwbare uitspraken over te doen. Daarom zal deze groep buiten beschouwing worden gelaten.

3. Resultaten

3.1 Mening over de eigen bijdrage

Volgens verwachting vinden mensen relatief vaak dat een eigen bijdrage moet worden betaald wanneer de leefstijl het risico op zorgkosten kan vergroten. Zo is een groot deel van de volwassen Nederlandse bevolking voorstander van een eigen bijdrage voor behandelkosten van ziekten die het gevolg zijn van roken of overmatig alcoholgebruik (grafiek 1). Bijna 45 procent vindt dat deze kosten gedeeltelijk zelf moeten worden betaald. Een kleinere groep van ongeveer een kwart vindt zelfs dat deze kosten helemaal voor eigen rekening moeten komen. Een meerderheid vindt ook dat er een eigen bijdrage moet gelden voor ziekten die het gevolg zijn van overgewicht. Bijna de helft pleit voor een gedeeltelijke eigen bijdrage. Een vergelijkbaar beeld komt naar voren bij fysiotherapie bij een sportblessure. In deze gevallen is een minderheid van ongeveer 10 procent voor het volledig zelf betalen van de kosten

1. Mening van de bevolking van 18 jaar en ouder over de eigen bijdrage voor verschillende medische kosten, 2010
Mening van de bevolking van 18 jaar en ouder over de eigen bijdrage voor verschillende medische kosten, 2010

De Nederlandse bevolking heeft vaak een andere mening wanneer mensen hulp nodig hebben door omstandigheden waar zij weinig aan kunnen veranderen. In tegenstelling tot fysiotherapie bij een sportblessure, vindt een ruime meerderheid van 91 procent dat fysiotherapie na een verkeersongeval volledig moet worden vergoed. Slechts 8 procent vindt dat er dan een gedeeltelijke eigen bijdrage zou moeten gelden. Ook de kosten van loophulpmiddelen, die veel door ouderen worden gebruikt, zouden volgens bijna 60 procent van de volwassen bevolking volledig moeten worden vergoed.

Het gebruik van de anticonceptiepil komt meestal niet voort uit een directe zorgbehoefte. Toch vindt ook hier ruim de helft dat de kosten volledig moeten worden vergoed. Tegelijk vindt een relatief groot aandeel, een vijfde, juist dat deze kosten volledig voor eigen rekening moeten komen. Bijna 30 procent vindt dat dit deels het geval moet zijn.

3.2 Leefstijl en de eigen bijdrage aan ziektekosten als gevolg van een ongezonde leefstijl
Niet-rokers vinden vaker dan rokers dat mensen zelf moeten bijdragen aan behandelkosten van aandoeningen die het gevolg zijn van roken (grafiek 2). Zo vindt 29 procent van de niet-rokers dat deze kosten helemaal zelf moeten worden betaald en is het grootste deel met 46 procent voorstander van een gedeeltelijke eigen bijdrage. Van de dagelijkse rokers vindt juist 57 procent dat de medische kosten als gevolg van roken volledig moeten worden vergoed. Niet alleen als het gaat om de premie van de basiszorgverzekering (Kloosterman, 2011), maar ook als het om de eigen bijdrage gaat, zijn de meeste rokers dus solidair met de eigen groep.

2. Mening over de eigen bijdrage voor behandelkosten van ziekten of aandoeningen als gevolg van roken naar rookgedrag, 2010

Mening over de eigen bijdrage voor behandelkosten van ziekten of aandoeningen als gevolg van roken naar rookgedrag, 2010

De verschillen zijn minder groot tussen niet-drinkers, matige drinkers en zware drinkers als het gaat om hun mening over de eigen bijdrage voor behandelkosten van alcohol gerelateerde aandoeningen (grafiek 3). Van de groep die de meeste alcohol drinkt, is een derde voor het volledig vergoeden van deze kosten. Dit is een kwart bij de mensen die geen alcohol drinken. Niet-drinkers vinden vaker dat zorgkosten als gevolg van overmatig alcoholgebruik deels of volledig voor eigen rekening zouden moeten zijn.

3. Mening over de eigen bijdrage voor behandelkosten van ziekten of aandoeningen als gevolg van overmatig alcoholgebruik naar alcoholgebruik, 2010

Mening over de eigen bijdrage voor behandelkosten van ziekten of aandoeningen als gevolg van overmatig alcoholgebruik naar alcoholgebruik, 2010

Ook bij overgewicht is sprake van solidariteit ten aanzien van de eigen groep. Zo vindt 55 procent van de mensen met ernstig overgewicht dat medische kosten als gevolg van overgewicht volledig moeten worden vergoed, tegen 40 procent van de mensen met minder ernstig overgewicht, en 34 procent van de mensen met een gezond gewicht (grafiek 4). Mensen met een minder ernstig overgewicht en mensen met een gezond gewicht vinden vaker dat er een eigen bijdrage moet gelden. Van beide groepen is ongeveer de helft voorstander van een gedeeltelijke eigen bijdrage. Ongeveer 15 procent pleit voor het volledig verhalen van deze zorgkosten. Van de groep die te kampen heeft met ernstig overgewicht is dit respectievelijk 39 en 7 procent.

4. Mening over de eigen bijdrage voor behandelkosten van ziekten of aandoeningen als gevolg van overgewicht naar gewicht, 2010

Mening over de eigen bijdrage voor behandelkosten van ziekten of aandoeningen als gevolg van overgewicht naar gewicht, 2010

3.3 Sportgedrag en de eigen bijdrage voor fysiotherapie bij een sportblessure

Regelmatige sporters vinden met 10 tegen 16 procent minder vaak dan niet-regelmatige sporters dat fysiotherapie bij een sportblessure helemaal zelf moet worden betaald (grafiek 5). Ook dit is in overeenstemming met het identiteitsprincipe. De meerderheid van beide groepen, dus ook van de regelmatige sporters, is echter voorstander van een gedeeltelijke eigen bijdrage. Verwacht werd dat regelmatige sporters juist vaak zouden pleiten voor het volledig vergoeden van fysiotherapiekosten bij een sportblessure. Dit blijkt niet het geval.

5. Mening over de eigen bijdrage voor fysiotherapie bij een sportblessure naar sportgedrag, 2010

Mening over de eigen bijdrage voor fysiotherapie bij een sportblessure naar sportgedrag, 2010

3.4 Leeftijd en de eigen bijdrage voor een rollator of looprekje

Omdat ouderen vaker rollators of looprekjes gebruiken dan jongeren, wordt verwacht dat zij vaker voorstander zijn van het volledig vergoeden van de kosten van deze loophulpmiddelen. Het blijkt echter dat juist jongeren dit vaker vinden dan ouderen (grafiek 6). Ongeveer 65 procent van de 18- tot 35-jarigen vindt dat de kosten van rollators en looprekjes volledig moeten worden vergoed, tegen bijna de helft van de 65-plussers. Van de laatste groep vindt bijna 20 procent dat deze kosten helemaal zelf moeten worden betaald. Bij de 18- tot 35-jarigen is dit slechts 5 procent.

6. Mening over de eigen bijdrage voor een rollator of looprekje naar leeftijd, 2010

Mening over de eigen bijdrage voor een rollator of looprekje naar leeftijd, 2010

Deze grote solidariteit van jongeren zou kunnen komen doordat ze ouderen vaak als een onmachtige, behoeftige groep zien. Dat ze zelf ook vaak ouderen in hun directe omgeving hebben, bijvoorbeeld grootouders, zou ook kunnen meespelen (Van Oorschot, 2000; Van Oorschot en Kalmijn, 2005).

Het beeld dat jongeren meer solidair lijken met oudere leeftijdsgroepen dan ouderen zelf, strookt niet met eerder onderzoek. Zo laat onderzoek naar de mening over de zorgpremie (Kloosterman, 2011) zien dat oudere leeftijdsgroepen vaker pleiten voor een lagere zorgpremie voor ouderen dan jongere leeftijdsgroepen. Wel vindt de meerderheid van alle leeftijdsgroepen, ook van de jongeren, dat de zorgpremie voor ouderen ongewijzigd zou moeten blijven.

3.5 Pilgebruik, geslacht en leeftijd en de eigen bijdrage voor de anticonceptiepil

Om vast te kunnen stellen of het identiteitscriterium opgaat in het geval van de eigen bijdrage voor de anticonceptiepil, is allereerst gekeken naar de groep waarbinnen pilgebruik het meest voorkomt, de 18- tot 35-jarige vrouwen (StatLine, 2010). Van de vrouwen in deze leeftijdscategorie die zelf aan de pil zijn, vindt driekwart dat de anticonceptiepil volledig moet worden vergoed (grafiek 7). Ongeveer 20 procent vindt dat er een gedeeltelijke eigen bijdrage moet worden gevraagd. Slechts 3 procent geeft aan dat de kosten van de pil helemaal zelf zouden moeten worden betaald. Vrouwen tussen de 18 en 35 jaar die de pil niet gebruiken, vinden vaker dat er voor de pil een eigen bijdrage zou moeten worden betaald. Een derde van deze groep is voorstander van een gedeeltelijke eigen bijdrage en 11 procent pleit voor het volledig verhalen van de kosten op de gebruikers. Toch is ook van deze groep de meerderheid met 56 procent voor het volledig vergoeden van de kosten van de anticonceptiepil.

7. Mening van vrouwen (18 tot 35 jaar) over de eigen bijdrage voor de anticonceptiepil naar pilgebruik, 2010

Mening van vrouwen (18 tot 35 jaar) over de eigen bijdrage voor de anticonceptiepil naar pilgebruik, 2010

Mannen zijn over het algemeen vaker voorstander van een eigen bijdrage voor de anticonceptiepil dan vrouwen, en ouderen vaker dan jongeren. Het belang van het criterium ‘identiteit’ is duidelijk opnieuw belangrijk. Jonge vrouwen, en niet mannen en ouderen, vormen immers de doelgroep van pilgebruikers. Wanneer zowel naar geslacht als leeftijd wordt gekeken (grafiek 8), zijn vooral oudere mannen voorstander van een eigen bijdrage voor de anticonceptiepil. Zo vindt ruim 40 procent van de mannen in de leeftijd van 65 jaar of ouder dat de kosten van de anticonceptiepil helemaal zelf moeten worden betaald. Bijna 30 procent vindt dat dit gedeeltelijk het geval moet zijn. Ook oudere vrouwen zijn relatief vaak voor een eigen bijdrage voor de anticonceptiepil. Zo vinden drie op de tien vrouwelijke 65-plussers dat de kosten hiervan helemaal zelf moeten worden betaald. Een vergelijkbaar deel vindt dat er een gedeeltelijke eigen bijdrage moet gelden. Jongeren vinden beduidend minder vaak dat er een eigen bijdrage voor de pil moet worden betaald. Zij vinden juist relatief vaak dat deze kosten volledig zouden moeten worden vergoed. Van de mannen in de leeftijd van 18 tot 35 jaar heeft 59 procent deze opvatting en van de vrouwen in deze leeftijdsgroep 66 procent.

8. Mening over de eigen bijdrage voor de anticonceptiepil naar geslacht en leeftijd, 2010

Mening over de eigen bijdrage voor de anticonceptiepil naar geslacht en leeftijd, 2010

4. Conclusies

In dit artikel is onderzocht in hoeverre de volwassen Nederlandse bevolking vindt dat voor een aantal zorgkosten een eigen bijdrage zou moeten gelden. Voor uiteenlopende medische kosten is gevraagd of deze helemaal zelf moeten worden betaald, gedeeltelijk zelf moeten worden betaald of dat een volledige vergoeding moet gelden. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen aandoeningen waar mensen door hun gedrag in grotere (roken, drinken) of juist in kleinere mate (ouder worden) invloed op hebben.

De resultaten laten zien dat mensen eerder voorstander zijn van een eigen bijdrage wanneer de zorgkosten het gevolg zijn van een ongezonde leefstijl, zoals roken en overmatig alcoholgebruik. Deze uitkomst is in overeenstemming met eerder onderzoek (Kloosterman, 2011; Van der Star en Van den Berg, 2010). Voor behandelkosten van ziekten en aandoeningen die het gevolg zijn van overgewicht geldt dit overigens minder. Er zijn ook duidelijke verschillen in de mening over de eigen bijdrage voor fysiotherapie. Als het gaat om fysiotherapie na een verkeersongeval is een overgrote meerderheid voorstander van volledige vergoeding van de behandelkosten. Voor fysiotherapiekosten bij een sportblessure is juist ruim de helft voor een eigen bijdrage.
Wanneer naar de kosten van loophulpmiddelen, zoals een rollator of looprekje, wordt gekeken of naar de anticonceptiepil, vindt meer dan de helft dat deze kosten volledig moeten worden vergoed. Het deel dat voorstander is van het volledig verhalen van de kosten op de gebruikers is bij de anticonceptiepil groter dan bij de rollator. Hierbij speelt waarschijnlijk mee dat vooral ouderen gebruik maken van rollators en looprekjes. Volgens Van Oorschot (2000; Van Oorschot en Kalmijn, 2005) worden ouderen vaak gezien als een onmachtige, behoeftige groep die steun verdient.

Daarnaast is nagegaan of mensen vaker een volledige vergoeding willen als zij zelf deel uitmaken van de betreffende groep. Uit eerder onderzoek blijkt dat mensen zich vaak solidair voelen met groepen waartoe zijzelf behoren en daardoor eerder steun geven aan deze groepen (Kloosterman, 2011; Van Oorschot, 2006).Dit blijkt ook nu vaak het geval. Zo vinden rokers vaker dan niet-rokers dat behandelkosten van ziekten die het gevolg zijn van roken volledig moeten worden vergoed. Vergelijkbare patronen zijn zichtbaar als het gaat om overgewicht en pilgebruik.
Er zijn echter ook enkele uitzonderingen. Zo verschilt de mening over de eigen bijdrage bij behandelkosten door overmatig alcoholgebruik nauwelijks tussen mensen die geen alcohol drinken, matige drinkers en zware drinkers. Het CBS typeert mensen die minstens één keer per week zes of meer glazen alcohol op één dag drinken als zware drinkers. Mogelijk zien deze mensen zichzelf niet als zware drinkers en identificeren zij zich om die reden minder met mensen die ziektekosten maken vanwege hun alcoholgebruik. Ook tussen regelmatige sporters en niet-regelmatige sporters zijn er weinig verschillen in de mening over de eigen bijdrage bij fysiotherapie na een sportblessure. De verschillen zouden groter kunnen zijn wanneer gekeken zou worden naar sporters en niet-sporters, een onderscheid dat in dit onderzoek niet mogelijk was.
Het meest afwijkende patroon is te zien bij de kosten van een rollator of looprekje. Vooral jongeren vinden dat deze kosten volledig vergoed moeten worden. Ouderen pleiten vaker voor een eigen bijdrage. Het behoren tot een bepaalde groep speelt dus niet altijd een rol bij het oordeel over de eigen bijdrage. Het eerder genoemde argument dat rollators en looprekjes vooral door ouderen worden gebruikt, en jongeren ouderen wellicht vaker als onmachtig en behoeftig bestempelen dan ouderen zelf, kan hiervoor mogelijk een verklaring zijn.

Rianne Kloosterman en Saskia te Riele

Literatuur

Bertns, T., 1991, Leven zonder zorg. Oordelen over risico’s, rechtvaardigheid en solidariteit in de gezondheidszorg. Swets & Zeitlinger B.V., Amsterdam/Lisse.
  • DNB (2005) Het nieuwe zorgstelsel internationaal vergeleken. Kwartaalbericht, december 2005.
  • Independer, 2012a, Zorgverzekering: vergoeding kraamzorg 2012, www.independer.nl,  Hilversum.
  • Independer, 2012b, Anticonceptie en zorgverzekering 2012, www.independer.nl. Hilversum.
  • Kloosterman, R., 2011, Solidariteit in de gezondheidszorg. Bevolkingstrends, 59(3), blz. 33-38.
  • Ministerie van VWS, 2012, Veranderingen in de zorg, www.veranderingenindezorg.nl .Den Haag.
  • StatLine, 2010, Gezondheid, leefstijl, zorggebruik; t/m 2009, CBS, Voorburg/Heerlen, 22 februari 2012.
  • Van Oorschot, W., 2000, Who should get what, and why? On deservingness criteria and the conditionality of solidarity among the public. Policy and politics, 28(1), blz. 33-49.
  • Van Oorschot, W., 2006, Making the difference in social Europe: Deservingness perceptions among citizens of European welfare states. Journal of European Social Policy 16(1), blz. 23-42. 
  • Van Oorschot, W. en M. Kalmijn, 2005, Van je familie moet je het hebben… Familiesolidariteit in Brabant in vergelijkend perspectief. Departement sociaal-culturele wetenschappen, Universiteit van Tilburg.
  • Van den Berg, B. en S. van der Star, 2010, Moreel risico en solidariteit in de zorg. ESB, 95(4594), blz. 598-600.
  • Van der Star, S. en B. van den Berg, 2010, Individual responsibility and health-risk behaviour: A contingent valuation study from the ex ante societal perspective. Health Policy, 101, blz. 300-311.