Boeren doen meer aan verbreding, boerinnen hebben vaker een bijbaan

In 2010 waren er in Nederland ruim 72 duizend land- en tuinbouwbedrijven. Een kwart van deze bedrijven deed aan verbreding en bij 38 procent waren er inkomsten door een baan buiten het bedrijf. De boeren doen aanzienlijk vaker aan verbredingsactiviteiten dan de boerinnen en de boerinnen hebben vaker ook nog een baan buiten het bedrijf.

Deelname boeren en boerinnen aan verbreding per grootteklasse, 2010
2012-aandeel-bijbanen-boeren-2010-g1 

Verbreding vooral door boeren

Op bijna een kwart van de boerderijen zijn er verbredingsactiviteiten. Grote bedrijven doen minder aan verbreding dan kleine. Alleen op de kleinste bedrijven wordt naar verhouding weinig aan verbreding gedaan. Voor bedrijven in alle grootteklassen komt verbreding meer voor rekening van de boer dan van de boerin. Verbreding is dus meer een zaak van de boer dan van de boerin. Van de boeren doet 22 procent aan verbreding en van de boerinnen 15 procent. Wel moet hierbij worden opgemerkt dat er flinke verschillen zijn tussen de verbredingsactivitieiten. Het zijn vooral boeren die aan landschaps- en natuurbeheer doen. Bij zorgboerderijen en agrotoerisme speelt de boerin een belangrijkere rol.

Aandeel boeren en boerinnen met bijbanen per grootteklasse, 2010
2012-bijbanen-boeren-2010-g2 

Vooral boerinnen werken buiten bedrijf

Op ruim 38 procent van de agrarische bedrijven hebben boer en/of boerin een baan buiten het bedrijf. Van de boeren heeft 22 procent bijbaan en van de boerinnen 32 procent. Op de bedrijven met een standaardopbrengst kleiner dan 100 duizend euro levert een bijbaan een behoorlijke aanvulling op het inkomen op. Op de bedrijven met een standaardopbrengst van 100 duizend euro of meer hebben de boerinnen veel vaker een bijbaan dan op kleinere bedrijven. De bijbanen leveren vooral een belangrijke bijdrage aan de economische zelfstandigheid van de boerinnen.

Wim de Rooij en Cor Pierik