Consumptie huishoudens fors gedaald

De consumptieve bestedingen door huishoudens zijn in het derde kwartaal van 2011 met 1,2 procent gedaald ten opzichte van een jaar eerder. De overheidsconsumptie bleef in deze periode gelijk.

Consumptieve bestedingen

Consumptieve bestedingen

Minder duurzame goederen aangeschaft

De consument gaf vooral minder geld uit aan duurzame goederen. De consumptie hiervan kromp met bijna 3 procent, onder meer door sterk afgenomen autoverkopen. Dat consumenten minder uitgeven komt doordat de koopkracht onder druk staat. De werkloosheid loopt op vanaf de zomer en de cao-loonstijging blijft al ruim een jaar achter bij de inflatie. Ook de aanhoudende onrust op de financiële markten nodigt niet uit tot het doen van (grote) aankopen.

Overheidsconsumptie gelijk gebleven

De totale overheidsconsumptie was in het derde kwartaal van 2011 gelijk aan die van het overeenkomstige kwartaal een jaar eerder. Dit is de eerste stagnatie van de consumptiegroei bij de overheid sinds 2005. De stagnatie wordt veroorzaakt door een daling van de collectieve overheidsconsumptie met 3,8 procent. De collectieve consumptie betreft uitgaven aan overheidsdiensten die niet aan individuele burgers zijn toe te rekenen, zoals die aan politie, defensie en openbaar bestuur. Deze uitgaven zijn gedaald door een afname van het aantal banen bij deze diensten. Ook werden er minder goederen en diensten ingekocht.

Naast de collectieve wordt de individuele overheidsconsumptie onderscheiden, die weer wordt onderverdeeld in consumptie in natura en individualiseerbare consumptie. De consumptie in natura steeg met 3,5 procent. Het gaat hierbij om goederen en diensten die de overheid (grotendeels) gratis aan burgers verstrekt. De belangrijkste uitgaven liggen op het terrein van de zorg, bijvoorbeeld die aan de AWBZ en het Zorgverzekeringsfonds. Deze bleven verder stijgen. De individualiseerbare overheidsconsumptie steeg met 0,2 procent. Het gaat hierbij om uitgaven die niet rechtstreeks ten behoeve van individuele burgers worden gedaan, maar die wel individueel aan burgers zijn toe te rekenen. Het belangrijkste onderdeel hiervan vormen de uitgaven aan onderwijs. Deze zijn sterk afhankelijk van de ontwikkeling van het aantal leerlingen. Zowel in het primaire als secundaire onderwijs daalden de leerlingenaantallen in het derde kwartaal; in het hoger onderwijs namen zij daarentegen toe. Per saldo nam het aantal leerlingen af. Vanwege verhoogde uitgaven aan welzijn en cultuur, nam de individualiseerbare overheidsconsumptie desondanks nog enigszins toe.

Meer informatie over consumptie en het consumentenvertrouwen vindt u in het Conjunctuurbericht.