Herkomst van personen; allochtonen en migratie

Allochtonen

Het CBS rekent tot de allochtonen alle personen van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Er bestaan grote verschillen tussen de diverse groepen allochtonen. Sommige groepen lijken in verschillende opzichten meer op autochtonen dan op andere allochtonen. Om deze reden wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen westerse en niet-westerse allochtonen, waarbij dit onderscheid noodzakelijkerwijs een statistisch, en dus generaliserend, karakter heeft.

Westers en niet-westers

Ongeveer 20 procent van alle inwoners van Nederland wordt tot de allochtonen gerekend. Het betreft in totaal ongeveer 3,3 miljoen personen, van wie 1,8 miljoen niet-westerse en 1,5 miljoen westerse allochtonen. De niet-westerse herkomstgroep neemt snel in omvang toe: in de afgelopen tien jaar is deze bevolkingsgroep met ruim een derde gegroeid.

Onder de westerse allochtonen vormen Duitsers en personen uit het voormalig Nederlands-Indië of Indonesië de grootste herkomstgroepen. Onder de niet-westerse allochtonen zijn het de ‘klassieke’ herkomstgroepen: Turken, Surinamers, Marokkanen en Antillianen/Arubanen.

Naast deze groepen zijn de afgelopen jaren enkele andere groepen sterk in omvang toegenomen: Irakezen, Afghanen, Iraniërs, Chinezen en Somaliërs.

Niet-westerse allochtonen vormen een jonge bevolkingsgroep. Van hen is 35 procent jonger dan 20 jaar. Dit aandeel is twee keer zo groot als dat binnen de westerse allochtonen. Van de autochtonen is 23 procent jonger dan 20 jaar. Met minder dan 4 procent 65-plussers is van vergrijzing onder niet-westerse allochtonen nog nauwelijks sprake. De westerse allochtonen (bijna 16 procent 65-plus) lijken in dit opzicht meer op de autochtonen (ruim 16 procent).

Eerste en tweede generatie

Zowel de eerste generatie als de tweede generatie allochtonen is in aantal toegenomen. De eerste generatie groeit door immigratie, de tweede generatie door geboorte. In totaal behoren bijna 1,7 miljoen allochtonen tot de eerste generatie, waarvan ongeveer tweederde een niet-westerse herkomst heeft.

De tweede generatie telt in totaal ongeveer 1,6 miljoen personen. Anders dan bij de eerste generatie is het aandeel van de westerse allochtonen hier, met ruim 850 duizend personen, het grootst.

Migratie

Het migratiesaldo is het verschil tussen het aantal immigranten en het aantal emigranten. Dit saldo is dus positief als de immigratie de emigratie in omvang overtreft. In de afgelopen jaren was het migratiesaldo van veel kleinere omvang dan de natuurlijke groei (het verschil tussen het aantal geboorten en het aantal sterfgevallen).

In de jaren zestig kwam, als gevolg van een grote vraag naar arbeidskrachten, een omvangrijke stroom arbeidsmigranten naar Nederland. De meesten van deze gastarbeiders, veelal Italianen en Spanjaarden, keerden naar enige tijd weer terug naar het land van herkomst. Daarentegen vestigden migranten uit andere herkomstlanden, vooral Turkije en Marokko, zich vaak permanent. Hierdoor kwamen, na enige tijd, nieuwe immigranten naar Nederland, eerst vooral in het kader van gezinshereniging. Van meer recente datum is de immigratie wegens gezinsvorming. Veel oorspronkelijke immigranten, maar ook hun kinderen, kiezen een partner uit het land van herkomst.

Ook asielmigratie is van betrekkelijk recente datum. Het aantal ingediende asielverzoeken nam sinds de jaren tachtig sterk toe, maar daalde weer sinds de millenniumwisseling. Recent heeft weer een toename plaatsgevonden. Het aantal ingewilligde verzoeken is in de meeste jaren echter aanzienlijk lager geweest dan het aantal ingediende verzoeken.

Nederland kent al lange tijd een relatief sterke immigratie, maar heeft ook perioden van omvangrijke emigratie meegemaakt. In de 19e eeuw vertrokken grote groepen emigranten naar Duitsland, België en de Verenigde Staten. Rond de vorige eeuwwisseling hadden zich in het laatstgenoemde land bijna 100 duizend Nederlanders gevestigd. Ook in de jaren vijftig vond grootschalige emigratie plaats. Ongeveer 330 duizend Nederlanders vertrokken toen naar Canada, Australië, de Verenigde Staten, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika. Toen de Nederlandse economie in de jaren zestig tot bloei kwam, droogde deze stroom emigranten grotendeels op.