De neergang van de textielindustrie

In tegenstelling tot de meeste andere industriële bedrijfstakken in ons land krimpt de textielindustrie al jaren. Zowel de toegevoegde waarde als de werkgelegenheid zijn sinds 1950 gestaag afgenomen.

Belang gedecimeerd

Was de textielindustrie in 1950 nog goed voor zo’n 20 procent van de industriële toegevoegde waarde, in 2002 was dit gezakt naar 2,3 procent.
De ontwikkeling van de werkgelegenheid in de textielindustrie geeft een soortgelijk beeld te zien. In 1950 bedroeg die nog 223 duizend arbeidsjaren, ruim 23 procent van de industriële werkgelegenheid. In 2002 was dit gedaald tot 23,5 duizend (2,6 procent van de industrie).

Werkgelegenheid (werknemers)

Werkgelegenheid (werknemers)

Van Nederland naar Azië

De werkgelegenheid in de textielindustrie daalde het sterkst tot begin jaren tachtig. Daarna trad een zekere stabilisatie op, gevolgd door een verdere daling.

De laatste jaren heeft vooral de kledingindustrie opnieuw klappen opgelopen. Sinds 1995 zijn hier de productie en de toegevoegde waarde met een derde afgenomen. In dezelfde periode (1995–2002) is het volume van de in Nederland door consumenten gekochte kleding en schoenen met een kwart gestegen. De binnenlandse producent is duidelijk door buitenlandse concurrenten verdrongen.

Er is in Nederland, vooral vanwege het kostenaspect, enkel nog plaats voor een klein aantal gespecialiseerde productiebedrijven. De bulk van de textielindustrie is met de opkomst van de Aziatische textielproducenten, de zogenoemde lagelonenlanden, uit ons land verdwenen.

Toegevoegde waarde

Toegevoegde waarde

Van Azië naar Europa en Noord-Afrika

Sinds een tiental jaren is er een omgekeerde beweging merkbaar: de productie keert terug van Azië naar de goedkopere landen in Europa en Noord-Afrika.

Dit komt vooral door veranderingen in het kopersgedrag. Terwijl er in het verleden sprake was van een duidelijk zomer- en winterseizoen, verandert het modebeeld nu veel sneller. De koopkracht van jongeren is flink toegenomen. Zij besteden meer geld aan kleding en zijn modegevoeliger.

De winkelier speelt op nieuwe trends in door sneller van assortiment te wisselen. Dus kleinere winkelvoorraden en vaker uitverkoop. De leveranciers van kleding, schoenen en modeartikelen moeten hierop vlug kunnen reageren. Daarom kiezen zij voor kortere aanvoerlijnen.

Feike Drost

Bron: Nationale rekeningen 2002