
Hoeveel wordt er met het openbaar vervoer gereisd?
In 2021 legden alle inwoners van Nederland van 6 jaar of ouder in totaal 10,2 miljard reizigerskilometers af op Nederlands grondgebied met de trein. Daarnaast werd 3,5 miljard kilometer met bus, tram of metro gereisd. Hiermee was het totale openbaar vervoer (ov) goed voor 8 procent van het totaal aantal reizigerskilometers binnen de landsgrenzen.
Er werd vaker gebruik gemaakt van de trein dan van de bus, tram of metro. Gemiddeld verplaatste een inwoner van Nederland in 2021 zich 13 keer met de trein en 14 keer met het overige ov. Over het spoor werd gemiddeld 610 kilometer per persoon afgelegd. Hiervoor was men bijna 17 uur onderweg. Met de bus, tram of metro werd gemiddeld een afstand van 196 kilometer overbrugd in ruim 10,5 uur.
Vervoerswijze | Afgelegde afstand (%) |
---|---|
Personenauto (bestuurder) | 85,6 |
Personenauto (passagier) | 30,2 |
Trein | 10,2 |
Bus/tram/metro | 3,5 |
Fiets | 16,1 |
Lopen | 8,2 |
Overige | 14,7 |
Reismotieven
Het grootste deel van de treinkilometers werd afgelegd om op visite te gaan en te logeren. Hiervoor werd in 2021 gemiddeld 163 kilometer per persoon met de trein gereisd, 27 procent van alle treinkilometers. Daarnaast werden er veel kilometers met de trein gemaakt om van en naar het werk te gaan (22 procent) en voor het volgen van onderwijs, cursussen en kinderopvang (17 procent).
De belangrijkste reisdoelen bij het reizen met de bus, tram of metro waren het volgen van onderwijs, cursussen en kinderopvang en van en naar het werk gaan.. Samen waren ze goed voor de helft van alle kilometers gemaakt met de bus, tram of metro.
Reismotief | Afgelegde afstand (km per persoon) |
---|---|
Van en naar het werk | 133 |
Visite, logeren | 163 |
Onderwijs volgen, cursus, kinderopvang | 101 |
Uitgaan, sport, hobby | 88 |
Winkelen, boodschappen doen | 33 |
Zakelijk, beroepsmatig | 26 |
Overige | 39 |
1)'Diensten, persoonlijke verzorging' en ‘toeren, wandelen’ zijn vanwege het te lage aantal waarnemingen niet opgenomen in de lijst met reismotieven. |
Reisdag en tijdstip
Op doordeweekse dagen reisde men gemiddeld meer kilometers met het ov dan op weekenddagen. Zo legde een inwoner van Nederland van 6 jaar of ouder op een gemiddelde donderdag ruim 2 kilometer af met de trein en 0,7 kilometer met de bus, tram of metro. Op een gemiddelde zondag was dat respectievelijk 1,4 en 0,3 kilometer.
Dag | Trein (km per persoon) | Bus/tram/metro (km per persoon) |
---|---|---|
Zondag | 1,4 | 0,32 |
Maandag | 1,64 | 0,68 |
Dinsdag | 1,6 | 0,58 |
Woensdag | 1,6 | 0,58 |
Donderdag | 2,08 | 0,66 |
Vrijdag | 2,04 | 0,6 |
Zaterdag | 1,33 | 0,36 |
Stedelijkheid
Hoe stedelijker de woonomgeving, hoe meer er gebruik werd gemaakt van het ov. Mensen van 6 jaar of ouder uit zeer sterk stedelijke gebieden verplaatsten zich in 2021 gemiddeld 21 keer met de trein en 29 keer met de bus, tram of metro, bij een persoon woonachtig in een weinig-stedelijke omgeving was dat voor beide typen ov 7 keer. Ook was de gemiddelde afstand die op jaarbasis per persoon werd afgelegd met het ov fors hoger onder mensen uit zeer sterk stedelijke gebieden dan onder mensen uit een weinig-stedelijke woonomgeving: bij het reizen met de trein was deze afstand gemiddeld 3,4 keer zo groot en bij het reizen met het overige ov 1,9 keer.
Regio's | Trein ( km per persoon) | Bus/tram/metro ( km per persoon) |
---|---|---|
Zeer sterk stedelijk | 1082 | 324 |
Sterk stedelijk | 601 | 165 |
Matig stedelijk | 385 | 93 |
Weinig stedelijk | 322 | 169 |
Niet stedelijk | 170 | |
1)'Niet stedelijk bij trein' ontbreekt vanwege het te lage aantal waarnemingen. |
Wie maken er vooral gebruik van het openbaar vervoer?
Onder scholieren en studenten was het aandeel ov-gebruikers relatief hoog: bijna 8 procent van hen maakte op een gemiddelde dag ten minste één reis met de trein, bus, tram of metro. Bij studenten met een ov-studentenkaart met een weekabonnement was dit zelfs bijna 24 procent. Ook waren er naar verhouding veel ov-deelnemers onder mensen die wekelijks 12 tot 30 uur werken, namelijk bijna 5 procent.
Maatschappelijke participatie | OV-gebruik (% van personen van 6 jaar of ouder) |
---|---|
Totaal | 4,2 |
Werkzaam: 12 tot 30 uur pw | 4,6 |
Werkzaam: 30 uur pw of meer | 4,0 |
Student/scholier | 7,9 |
Werkloos | 5 |
Arbeidsongeschikt | |
Gepensioneerd/VUT | 1,5 |
Overige | 2,9 |
1)Personen die op een gemiddelde dag minimaal één rit met het ov maken. De waarde voor 'Arbeidsongeschikt' ontbreekt vanwege het lage aantal waarnemingen. |
Bij vrouwen was in 2021 het aandeel dat op een gemiddelde dag minimaal één rit met het ov maakte ongeveer even groot als bij mannen (rond 4 procent). Daarnaast was onder rijbewijshouders het percentage ov-gebruikers bij mensen zonder auto in het huishouden aanzienlijk hoger dan bij degenen met een auto op eigen naam: 11,8 tegenover 1,4.
Van en naar het werk gaan
Een verplaatsing van of naar het werk kan zijn vanuit huis of vanuit een andere plaats zoals een winkel of de kinderopvang. Vanuit het werk kan men naar huis gaan of naar een andere locatie, of bijvoorbeeld een ommetje maken in de pauze. Het kan een vast werkadres of een tijdelijk werkadres betreffen, waaronder ook adressen waar men tegen betaling als oproepkracht werkt, een bijbaantje heeft of vrijwilligerswerk uitvoert.