Arbeidsproductiviteit Nederland lager na corona, in eurozone hoger

Productie van zonnepanelen bij Energyra
© CBS / Alrik Swagerman
De arbeidsproductiviteit in Nederland was in het tweede kwartaal van 2022 1,4 procent lager dan in het tweede kwartaal van 2019. In België en Duitsland was deze juist respectievelijk 2,3 en 1,6 procent hoger dan in het tweede kwartaal van 2019. In Frankrijk is de arbeidsproductiviteit 2,6 procent gedaald in dezelfde periode. Dit blijkt uit een analyse van het CBS.

De arbeidsproductiviteit is het bruto binnenlands product (bbp) per gewerkt uur. In de periode tussen het tweede kwartaal van 2019, vóór corona, en het tweede kwartaal van 2022 is het bbp in Nederland toegenomen, maar aangezien het aantal gewerkte uren sterker is toegenomen, is de arbeidsproductiviteit afgenomen.

In de eurozone is het bbp in mindere mate toegenomen dan in Nederland, maar doordat het aantal gewerkte uren in de eurozone minder is toegenomen dan het bbp, is de arbeidsproductiviteit 0,9 procent hoger dan drie jaar eerder. 

Ontwikkeling arbeidsproductiviteit, tweede kwartaal 2022*
LandAantal gewerkte uren (% verandering t.o.v. drie jaar eerder)Bbp (% verandering t.o.v. drie jaar eerder)Bbp per gewerkt uur (% verandering t.o.v. drie jaar eerder)
Eurozone1,22,21,0
Nederland7,45,9-1,4
België0,73,12,3
Duitsland-0,90,71,6
Frankrijk3,71,0-2,6
Bron: CBS, Eurostat
*voorlopige cijfers

Bevolkingsgroei in Nederland groter

Dat het aantal gewerkte uren in Nederland sterker steeg dan in de omliggende landen, hangt onder meer samen met een grotere bevolkingsgroei. Op 1 januari 2022 was de Nederlandse bevolking met 1,8 procent gegroeid ten opzichte van drie jaar eerder. In België, Duitsland en Frankrijk lagen deze percentages lager. Ook het aantal 20- tot 65-jarigen – de leeftijdscategorie waarin veel mensen werken – groeide in Nederland sterker dan in omliggende landen. In Duitsland en Frankrijk nam het aantal 20- tot 65-jarigen zelfs af door vergrijzing.

De grotere bevolkingsgroei in Nederland kan de sterkere toename van het aantal gewerkte uren echter slechts gedeeltelijk verklaren. Ook het aantal gewerkte uren per inwoner nam in Nederland sterker toe. Dit geldt overigens ook voor het aantal gewerkte uren per 20- tot 65-jarige. In Frankrijk nam de arbeidsdeelname ook toe.

Groei bevolking, 1 januari 2022*
LandTotale bevolking (% verandering t.o.v. drie jaar eerder)Leeftijd 20 tot 65 jaar (% verandering t.o.v. drie jaar eerder)
België1,30,6
Duitsland0,3-1,0
Frankrijk0,80,0
Nederland1,81,5
Eurozone0,4
Bron: CBS, Belstat, Destatis, INSEE, Eurostat
Leeftijdsverdeling eurozone onbekend * voorlopige gegevens

Arbeidsproductiviteit vooral lager door overheid en financiële dienstverlening 

De toename of afname van de arbeidsproductiviteit wisselt sterk per bedrijfstak. Voor de arbeidsproductiviteit van bedrijfstakken wordt in plaats van het bruto binnenlands product de bruto toegevoegde waarde in basisprijzen gebruikt. In de bedrijfstak financiële dienstverlening zijn 11,3 procent meer uren gewerkt, terwijl de toegevoegde waarde met bijna 4 procent is afgenomen, waardoor de arbeidsproductiviteit is afgenomen.

De bedrijfstak overheid, onderwijs en zorg is een grote bedrijfstak. Daardoor is de impact van de afname van de arbeidsproductiviteit van deze bedrijfstak op de totale arbeidsproductiviteit relatief groot. De afname van de arbeidsproductiviteit wordt voornamelijk veroorzaakt door een toename van het aantal gewerkte uren met 12,9 procent terwijl de toegevoegde waarde van de bedrijfstak 6,7 procent is toegenomen. 

Ook de bedrijfstak landbouw valt op. Door een afname van het aantal gewerkte uren met 11,7 procent en een toename van de toegevoegde waarde van 1,2 procent, is de productiviteit met 14,6 procent toegenomen. 

Toegevoegde waarde per gewerkt uur per bedrijfstak tweede kwartaal van 2022*
BedrijfstakToegevoegde waarde per gewerkt uur (% verandering t.o.v. drie jaar eerder)
Landbouw, bosbouw, visserij14,6
Nijverheid (excl. bouw)3,3
Informatie en communicatie1,4
Zakelijke dienstverlening1,2
Bouwnijverheid0,0
Handel, vervoer en horeca-0,6
Cultuur, sport recreatie, overige diensten-3,2
Verhuur en handel van onroerend goed-3,7
Overheid, onderwijs en zorg-5,5
Financiële dienstverlening-13,7
Bron: CBS, Eurostat
*voorlopige cijfers