Als een doodsoorzakenverklaring meer dan een doodsoorzaak bevat (ongeveer 80 procent van de formulieren) wordt er één aangewezen als onderliggende doodsoorzaak. ICD-10 definieert een onderliggende doodsoorzaak als: (a) de ziekte of aandoening waarmee de causale reeks van ziekten of aandoeningen die rechtstreeks tot de dood leidt, een aanvang neemt (natuurlijke dood); (b) de omstandigheden van het ongeval of geweld die het letsel veroorzaken waarmee de causale reeks van gebeurtenissen die rechtstreeks tot de dood leidt, een aanvang neemt (niet-natuurlijke dood). Vermeldt het doodsoorzakenformulier bijvoorbeeld dementie als oorzaak van een longontsteking, dan wordt dementie als onderliggende doodsoorzaak aangemerkt en in de statistiek opgenomen. Of, vermeldt het doodsoorzakenformulier bijvoorbeeld een val als oorzaak van een heupfractuur, dan wordt de val als onderliggende doodsoorzaak aangemerkt en in de statistiek opgenomen. De doodsoorzakenstatistiek is een tabellering van onderliggende doodsoorzaken. Voor een globaal beeld van de ontwikkelingen in doodsoorzaken wordt doorgaans naar ICD-10 hoofdgroepen als kanker of hart- en vaatziekten gekeken (CBS kwartaalcijfers). Op dit niveau is kanker de grootste doodsoorzaak. Daarnaast biedt publicatie van afzonderlijke doodsoorzaken, zoals longkanker, hartinfarct of dementie (CBS StatLine: BELDO of uitgebreide lijst) een gedetailleerd beeld van de sterfte in Nederland ten behoeve van onderzoek en beleid. Op dit niveau is dementie de grootste doodsoorzaak in Nederland.
Terug naar artikel