Kans op armoede

Armoede is doorgaans beperkt tot financiële armoede en gedefinieerd als: over onvoldoende geld beschikken voor een bepaald minimaal consumptieniveau. Door vast te stellen of het huishoudensinkomen onder een gegeven inkomensgrens ligt, wordt echter voornamelijk bepaald of het huishouden een zeker risico op armoede loopt. Het kan immers zijn dat het huishouden spaargeld achter de hand heeft.

In het artikel is gebruik gemaakt van de beleidsmatige inkomensgrens als armoedegrens. Deze grens is gebaseerd op het beleidsmatig of sociaal minimum: dit is het wettelijk bestaansminimum zoals dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. De norm voor een paar met uitsluitend minderjarige kinderen, bijvoorbeeld, is gelijkgesteld aan de bijstandsuitkering van een paar, aangevuld met de kinderbijslag en kindertoeslag (c.q. kindgebonden budget). De beleidsmatige inkomensgrens is doorgaans boven deze wettelijke bedragen gekozen. Zo gebruiken veel gemeenten voor het bepalen van de doelgroep voor hun armoedebeleid een beleidsmatige inkomensgrens gelijk aan 110 of 120 procent van het sociaal minimum, maar ook andere percentages komen voor. In dit artikel is gekozen voor de 120 procentsvariant van deze grens. Voor een paar met een kind komt deze grens in 2008 overeen met een netto jaarinkomen (inclusief kinderbijslag en kindgebonden budget) van 19 780 euro en voor een alleenstaande ouder met een kind bedraagt deze grens 18 390 euro.

De resultaten zijn afkomstig uit het Inkomenspanelonderzoek van het CBS. Hierin wordt ontvangen kinderalimentatie echter niet geregistreerd, waardoor het besteedbare inkomen van eenoudergezinnen enigszins onderschat wordt.