Functiebeperkingen
De informatie over functiebeperkingen is ontleend aan een internationale standaard op dit terrein, de zogeheten OESO-indicator (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling).
Bij gehoorbeperkingen is de indicator gebaseerd op vragen naar het kunnen volgen van een gesprek met één andere persoon of in een groep van drie of meer personen (zo nodig met hoorapparaat). Bij gezichtsbeperkingen gaat het om vragen naar kunnen lezen van kleine letters in de krant of op een afstand van vier meter iemands gezicht kunnen herkennen (zo nodig met bril of contactlenzen). Bij beweeglijkheidsbeperkingen wordt gevraagd naar kunnen dragen van een voorwerp van vijf kilo, bijvoorbeeld een volle boodschappentas, over een afstand van tien meter; naar uit stand kunnen bukken en iets van de grond oppakken en naar het kunnen lopen van vierhonderd meter zonder stil te staan.
De antwoordcategorieën op deze vragen zijn:
1. ‘zonder moeite’;
2. ‘met enige moeite’;
3. ‘met grote moeite’;
4. ‘kan niet’.
Zij die per deelonderwerp één of meer vragen met ‘met grote moeite’ of ‘kan niet’ hebben beantwoord, zijn beschouwd als functioneel beperkt voor dit onderdeel.
De gegevens over functiebeperkingen zijn afkomstig uit het Permanent Onderzoek Leefsituatie (POLS). De jaarlijkse steekproefomvang van ouderen (55 tot 80 jaar) bedraagt ongeveer 2 500 personen. In dit geval zijn de onderzoeksjaren 2004, 2005 en 2006 uit POLS samengevoegd om een grotere steekproefmassa te verkrijgen en tot betrouwbare schattingen te komen. De hier gepresenteerde cijfers zijn gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht. Bewoners van tehuizen en instellingen zijn uitgesloten van het onderzoek.