Niet-technologische vernieuwing ook essentieel

In de periode 1996-1998 was 40% van de ondernemingen innovatief. In de jaren 1994-1996 lag dit percentage op 37. Met ‘innovatief zijn’ wordt hier bedoeld het uitvoeren van vernieuwende technologische activiteiten met als doel nieuwe producten of productieprocessen te realiseren.

Zes van de tien bedrijven vernieuwen dus niet in technologische zin. Van deze groep geeft ruim 80% aan dat ze zulke innovaties helemaal niet nodig vinden. Bijna de helft vernieuwt echter wél in niet-technologische zin. Het gaat dan om vernieuwingen op de gebieden van strategie, marketing, (re)organisatie en management.

Vaak worden beide vormen van innovatie in samenhang doorgevoerd. Zo ontplooien bijna vier van de vijf bedrijven met technologische innovatie bovendien activiteiten op niet-technologisch gebied. Het lijkt zelfs, dat harde (technologische) vernieuwing voornamelijk succesvol is in combinatie met zachte (niet-technologische) innovatie. Volgens de innovatoren die dat kunnen aangeven, draagt namelijk vooral de niet-technologische vernieuwing bij aan de versterking van de concurrentiepositie.

Invloed niet-technologische vernieuwing op concurrentiepositie
0687g1.gif (4510 bytes)

Loont innoveren?

Innoverende bedrijven realiseren een hogere omzetgroei dan niet-innoverende bedrijven. Vaak duurt het echter enkele jaren voordat de effecten van vernieuwing duidelijk zichtbaar worden. Er gaat immers vaak enige tijd overheen voordat onderzoek leidt tot een nieuw product of productieproces. Vervolgens duurt het dan nog weer enige tijd voordat de kinderziektes uit het nieuwe proces zijn verholpen. Daarna duurt het enkele jaren voordat de nieuwe producten hun weg op de markt volledig hebben gevonden.

Omzetgroei 1994-1996
0687g2.gif (5222 bytes)

R&D-uitgaven stagneren in 1998

Van 1994 tot 1997 groeiden de R&D-uitgaven gemiddeld met ruim 8% per jaar. Door de jaren heen nemen ondernemingen (het bedrijfsleven) het grootste deel van deze uitgaven voor hun rekening. Dit ging gepaard met toenemende innovatieve inspanningen van het bedrijfsleven. Hogere R&D-uitgaven leiden dus na verloop van tijd tot meer innovaties.

In 1998 bedragen de Nederlandse uitgaven aan onderzoek (R&D) slechts 0,9% meer dan in 1997. Het gaat daarbij om een bedrag van 15,1 miljard gulden.

R&D-uitgaven
0687g3.gif (5762 bytes)

Luuk Klomp en André Meurink

Bron: CBS, Kennis en economie 2000