Veel deeltijdwerk in gezondheids- en welzijnszorg

In 1999 werkten er één miljoen mensen in de gezondheids- en welzijnszorg. In deze sector werken naar verhouding veel part-timers. Omgerekend gaat het om 660 000 voltijdbanen. Dat is 10% van de totale werkgelegenheid in Nederland.

Banen in de gezondheids- en welzijnszorg
0649g1.gif (5281 bytes)

Traditioneel werken in de gezondheids- en welzijnszorg veel vrouwen en vrouwen kiezen vaak voor deeltijdwerk. Bijna acht van de tien personeelsleden is vrouw en van hen werkt ruim 80% in een deeltijdbaan. Deze deeltijders bezetten gemiddeld een halve baan. Overigens werken ook de mannelijke werknemers in de sector relatief vaak in deeltijd. Hun deeltijdbanen zijn gemiddeld wel wat groter dan die van de vrouwen.

In de thuiszorg, jeugd- en jongerenwerk wordt het meest in deeltijd gewerkt. Bijna 90% van de werkzame personen in deze sector is dan ook vrouw. Maar ook de mannen werken hier vaak in deeltijd. In de ziekenhuizen zijn de minste deeltijdbanen te vinden. Van de vrouwen werkt nog geen driekwart in deeltijd en van de mannen ruim een kwart.

Aandeel deeltijdbanen in de gezondheids- en welzijnszorg, 1999
0649g2.gif (4864 bytes)

Mannen verdienen meer dan vrouwen

Vorig jaar bedroeg het gemiddelde bruto uurloon van werknemers in de gezondheids- en welzijnszorg 33,70 gulden. Mannen krijgen echter per uur gemiddeld bijna de helft meer salaris dan vrouwen. Dit komt doordat mannen vaker in hogere en wetenschappelijke beroepen werken. Daarentegen heeft meer dan de helft van de vrouwen in deze sector een beroep op middelbaar niveau.

Bovendien zijn de mannen die in deze sector gemiddeld een aantal jaren ouder dan de vrouwen. Dit heeft tot gevolg dat bij gelijke functies de mannen vaak iets meer zullen verdienen vanwege hun langere ervaring. Bij vrouwen die hun beroepsloopbaan geheel of gedeeltelijk hebben onderbroken in verband met kleine kinderen geldt dit natuurlijk nog sterker.

Beroepsniveau in de gezondheids- en welzijnszorg, 1999
0649g3.gif (4557 bytes)

Marijke Hartgers

Bron: CBS, Werken en Leren 2000-2001 (verschijnt binnenkort)