Toename EMU-schuld gelijk aan Cross Border Lease

Aan het eind van 1998 bedroeg de Nederlandse overheidsschuld 67% van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Eind 1995 was dat nog 79%. Het schuldpercentage is berekend door het totaal van de opgenomen langlopende leningen, de opgenomen kasgeldlening en de negatieve saldi in rekening-courant te relateren aan het BBP.

Een van de voorwaarden om toe te kunnen treden tot de EMU is dat de overheidsschuld minder is dan 60% van het BBP of dat hij in bevredigende mate afneemt. De afgelopen jaren nam het schuldpercentage steeds af. Het normpercentage is echter nog niet bereikt.

Overheidsschuld, einde jaar

0483g1.gif (5700 bytes)

De totale EMU-schuld voor 1998 komt uit op 520 miljard gulden. Hiervan komt 82% voor rekening van de centrale overheid. De lokale overheid is goed voor 18% van de schuld. Het aandeel van de Sociale Fondsen is nihil.

Toch speelt de lokale overheid een belangrijke rol bij de bepaling van de schuld. De schuld van de lokale overheid neemt namelijk al een aantal jaren af. Die van de centrale overheid loopt daarentegen nog steeds op. Doordat de toename van de schuld van de centrale overheid achterblijft bij de groei van het BBP, daalt hier ook het schuldpercentage.

Gemeenten, waterschappen en provincies

De schuld van de lokale overheid komt ultimo 1998 uit op 91,4 miljard gulden. De gemeenten nemen hiervan vier vijfde deel voor hun rekening. Waterschappen komen met 12% op de tweede plaats, gevolgd door provincies en gemeenschappelijke regelingen met elk 3% van het totaal. De overige schuld komt voor rekening van onderwijsinstellingen en overige instellingen zonder winstoogmerk (overig lokale overheid).

EMU-schuld lokale overheid, 1998

0483g2.gif (4255 bytes)

De schuld van de lokale overheid bestaat aan het eind van 1998 voor 83,8 miljard gulden uit langlopende leningen. In de voorafgaande jaren is de waarde hiervan steeds afgenomen. Eind 1996 lag het bedrag nog 5,6 miljard hoger.

Binnen de lokale overheid laten alleen de waterschappen een afwijkende ontwikkeling zien. De langlopende schuld van de waterschappen verdubbelt in 1996-1998 tot bijna 11 miljard gulden. De oorzaak ligt in de Cross Border Lease constructie die een aantal waterschappen in de laatste twee jaren is aangegaan.

Cross Border Lease

In 1997 en 1998 zijn tien waterschappen een Cross Border Lease transactie aangegaan met betrekking tot de zuiveringsinstallaties. Zij sloten lease-in-lease-out overeenkomsten. Daarbij worden alleen de gebruiksrechten van de installaties verhuurd aan een derde (in Amerika). Deze huurder verhuurt de activa op zijn beurt weer terug aan het betreffende waterschap. Het eigendom wordt hierbij niet overgedragen. Zowel het juridische als het economische eigendom blijven behouden aan het waterschap.

Op de balans van de waterschappen komt deze leaseconstructie tot uitdrukking onder de opgenomen en verstrekte langlopende leningen. Het totaal van de opgenomen langlopende leningen komt eind 1998 uit op 10,7 miljard gulden. De Cross Border Lease bepaalt bij tien van de 65 waterschappen ruim een derde van de opgenomen langlopende leningen.

De schuld uit hoofde van de Cross Border lease telt mee bij de bepaling van de EMU-schuld. De berekende EMU-schuld voor 1998 ligt door deze overeenkomsten 3,6 miljard gulden hoger.

Lia Siebeling