Vrouwen zonder eigen inkomen

4. Discussie

Het demissionair kabinet Schoof heeft in zijn regeerakkoord verschillende maatregelen aangekondigd om de krapte op de arbeidsmarkt te verminderen. Een belangrijk doel is het beter inzetten van het onbenutte arbeidspotentieel, waaronder mensen die momenteel niet actief aan de arbeidsmarkt deelnemen. Het kabinet wil deze groep stimuleren en belemmeringen voor hun deelname wegnemen, waarbij het essentieel is om te begrijpen wie tot deze groep behoren en wat zij nodig hebben om (weer) deel te nemen aan de arbeidsmarkt. Dit onderzoek brengt de diversiteit binnen de totale groep vrouwen zonder persoonlijk inkomen uit arbeid of uitkering, die niet actief deelnemen aan de arbeidsmarkt, met behulp van een clusteranalyse in beeld. In 2022 telde Nederland 288 duizend vrouwen van 15 tot 65 jaar zonder eigen inkomen. Zij zijn gemiddeld 50 jaar oud, veelal moeders met volwassen kinderen, en wonen vaak in stedelijke gebieden. Hoewel zij vaak in huishoudens met een doorsnee financiële welvaart leven (gemiddeld 48e percentiel), zijn zij individueel relatief vaak financieel afhankelijk van een partner. De vier verschillende clusters die naar voren komen, zouden elk op andere manieren gestimuleerd moeten worden de arbeidsmarkt te betreden. Bovendien bestaat er binnen de clusters naar verwachting alsnog veel variatie in de redenen waarom zij niet deelnemen aan de arbeidsmarkt. 

Vrouwen kunnen om verschillende redenen in deeltijd of niet werken, zoals zorgverplichtingen, gebrek aan betaalbare kinderopvang of onvoldoende flexibiliteit in werkuren. Wat betreft de lagere arbeidsparticipatie van vrouwen in vergelijking met mannen, spelen er een aantal factoren een rol. Ten eerste werken vrouwen vaak in deeltijd, wat deels te maken heeft met de zorg voor kinderen of andere zorgverantwoordelijkheden. Ook kunnen maatschappelijke normen en verwachtingen rondom vrouwen in de zorg- of thuisrol een belemmering vormen. Verder blijkt uit onderzoek dat er voor vrouwen in tweeverdienersparen meestal geen financiële drijfveren zijn om meer uren te gaan werken (Van den Brakel, 2023). Ten tweede is er ook een twee keer zo grote groep vrouwen als mannen die niet werkt en daar ook niet naar op zoek en beschikbaar voor is. Ook hierbij zijn zorgtaken vaker dan bij mannen een reden om niet te werken (CBS, 2024a).

Onderzoek van Hogeschool Windesheim (De Vries, Molenaar & Wertheim, 2024) richtte zich verder op vrouwen zonder inkomen op basis van twintig kwalitatieve interviews. Deze vrouwen gaven overwegend aan weldegelijk betaald werk te willen, maar ze zien geen mogelijkheden om dit te realiseren. Drie terugkerende belemmeringen zijn: zorgtaken, fysieke of psychische beperkingen, en het niet kunnen vinden van aansluiting op de arbeidsmarkt door factoren die samenhangen met recente migratie, zoals een beperkte beheersing van de Nederlandse taal en het niet erkend worden van diploma's en werkervaring. 

Uit kwantitatief onderzoek van het CBS onder vrouwen én mannen, in het kader van Emancipatiemonitor (CBS, 2024a), blijkt dat een aanzienlijk deel van de vrouwen om uiteenlopende redenen niet werkt. Opvallend is dat een derde van deze niet-werkende vrouwen aangeeft wél te willen werken, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Daarbij spelen vooral praktische omstandigheden een rol, zoals de beschikbaarheid van een baan met het gewenste aantal uren (17 procent), betere afstemming tussen werk en privé (15 procent), en de nabijheid van het werk (13 procent). Tegelijkertijd geeft twee derde van de niet-werkende vrouwen aan onder geen enkele voorwaarde (opnieuw) te willen werken. Deze groep bestaat deels uit vrouwen die (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zijn of met vervroegd pensioen zijn gegaan (zie paragraaf 6.1 en hoofdstuk 9 van de Emancipatiemonitor). Voor de vrouwen die wel bereid zouden zijn om te werken, ligt de gewenste arbeidsduur gemiddeld op 20 uur per week. Deze bevindingen onderstrepen het belang van maatwerk en flexibiliteit om de arbeidsparticipatie onder vrouwen te bevorderen. 

Het onderzoek van Hogeschool Windesheim en de clusteranalyse van dit artikel maken deel uit van de Nederlandse Economische Veerkracht Coalitie (gefinancierd door NWO), die als doel heeft te begrijpen hoe de economische veerkracht van vrouwen verbeterd kan worden. Het deelproject “Op weg naar werk” richt zich specifiek op vrouwen zonder eigen inkomen uit arbeid of uitkering, en onderzoekt wie deze vrouwen zijn en waarom zij geen betaalde baan hebben of uitkering ontvangen. Nadat deze groep in beeld is gebracht, richt het lopende onderzoek zich op het verdiepen van de vraag welke rol mentale gezondheid speelt bij deze vrouwen. Daarnaast wordt de analyse van gegevens uit een grootschalige survey, uitgevoerd door de Universiteit Utrecht, voortgezet. Hierbij wordt onderzocht welke motivatie, gelegenheid en capaciteiten vrouwen zonder inkomen stimuleren of belemmeren om te werken.

Niet onbelangrijk is waarschijnlijk economische noodzaak - zeker als vrouwen geen (werkende) partner hebben - maar inderdaad ook de intrinsieke motivatie om te werken en een eigen inkomen te verwerven. Uit dezelfde Emancipatiemonitor (CBS, 2024a) blijkt dat niet-werkende vrouwen over het algemeen ook minder belang hechten aan betaald werk dan werkende vrouwen, al vindt ook onder hen een meerderheid werk belangrijk voor persoonlijke ontwikkeling en financiële zelfstandigheid. Werkende vrouwen noemen vaker het belang van een eigen inkomen en economische onafhankelijkheid. Tegelijkertijd tonen niet-werkende vrouwen juist iets vaker ambitie om carrière te maken, zoals de bereidheid om privéleven opzij te zetten en de wens om een toppositie te bekleden.

Financiële afhankelijkheid – met name onder vrouwen die in deeltijd werken of niet actief zijn op de arbeidsmarkt – brengt kwetsbaarheden met zich mee, zoals een verhoogd risico op armoede, beperkte pensioenopbouw en minder autonomie, vooral bij ingrijpende levensgebeurtenissen als echtscheiding of het verlies van een partner (Möhring, 2018). Tegen deze achtergrond rijst de vraag of en hoe de intrinsieke motivatie om (betaald) te werken versterkt kan worden. Zal deze motivatie in de toekomst veranderen onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen, veranderende rolpatronen en beleidsmaatregelen gericht op economische zelfstandigheid?