Auteur(s): Christianne Hupkens, Robert de Vries
Gezondheid en arbeidsdeelname

2. Gegevens en methode

Voor dit onderzoek wordt informatie over de gezondheid uit de Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen 2012 (in de rest van het artikel spreken we van “Gezondheidsmonitor 2012”) gebruikt en gecombineerd met registerinformatie voor meerdere jaren over de arbeids- en inkomenspositie. Op basis hiervan kan voor alle personen van de Gezondheidsmonitor 2012 worden bekeken wie werk heeft, wie een uitkering ontvangt en wat het inkomen daarbij is. Via de registerdata kan zowel de beginsituatie van mensen als de verdere arbeids- en inkomenspositie in kaart kan worden gebracht. Eerst wordt de situatie in 2012 bekeken en vervolgens die in 2017 en 2022.

2.1 Gezondheidsindicatoren

De Gezondheidsmonitor 2012 is een enquête onder mensen van 19 jaar of ouder over hun gezondheid, welzijn en leefstijl. Dit onderzoek is uitgevoerd door de Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD’en), het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Hierin zijn onder andere vragen opgenomen over de ervaren gezondheid en functiebeperkingen. Daarnaast zijn ook vragen over het risico op een angststoornis of depressie gesteld.

Ervaren gezondheid

Ervaren gezondheid, ook wel subjectieve gezondheid of gezondheidsbeleving genoemd, weerspiegelt het oordeel over de eigen gezondheid. Ervaren gezondheid is een samenvattende gezondheidsmaat van alle relevante gezondheidsaspecten voor de persoon en heeft vaak betrekking op zowel de lichamelijke als de geestelijke gezondheid. De ervaren gezondheid wordt afgeleid uit de antwoorden op de enquêtevraag “Hoe is in het algemeen uw gezondheid?”. Dit geeft het algemene beeld dat mensen hebben over hun gezondheid, waarbij mensen kunnen antwoorden van zeer goed tot zeer slecht (vijf antwoordcategorieën). In dit artikel wordt hiervan de driedeling gepresenteerd:

  1. goed (mensen die ‘goed’ en ‘zeer goed’ antwoorden)
  2. gaat wel
  3. slecht (mensen die ‘slecht’ en ‘zeer slecht’ antwoorden)

Functiebeperkingen

De indicator Functiebeperking in de Gezondheidsmonitor 2012 is gebaseerd op de indicator van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Deze indicator is samengesteld op basis van de antwoorden op zeven vragen over het kunnen uitvoeren van taken zoals kleine letters kunnen lezen, een gesprek met één persoon kunnen voeren of het kunnen dragen van een voorwerp van 5 kilo, zo nodig met hulpmiddelen. Het gaat hierbij niet om tijdelijke problemen.

De antwoordcategorieën van deze vragen zijn:

  1. zonder moeite;
  2. met enige moeite;
  3. met grote moeite;
  4. kan niet.

Een respondent heeft een beperking als op minstens één van de zeven vragen met 'kan niet' of 'met grote moeite' is geantwoord. Dit geeft de totaalindicator van functiebeperking weer.

Daarnaast worden deze zeven items verdeeld over drie typen van functiebeperkingen:

  1. horen;
  2. zien;
  3. bewegen.

Over deze drie functiebeperkingen wordt in de Gezondheidsmonitor 2012 regulier gepubliceerd. Bekeken wordt of er verschillen zijn in de samenhang tussen de drie vormen van functiebeperkingen (horen, zien en bewegen) enerzijds en de indicatoren over werk en uitkering anderzijds.

Angststoornis of depressie

Het risico op een angststoornis of depressie wordt bepaald met behulp van tien vragen over hoe iemand zich voelde in de afgelopen vier weken (Kessler-10 vragenlijst), zoals “Hoe vaak vond u zichzelf afkeurenswaardig, minderwaardig of waardeloos?” en ”Hoe vaak voelde u zich zenuwachtig?”. Antwoordcategorieën variëren van (1) ‘altijd’ tot (5) ‘nooit’. Deze tien vragen vormen een schaal, waarvan de antwoorden zijn samengevat in een score (Kessler et al., 2002). Op basis hiervan kan een driedeling worden gemaakt die in dit artikel wordt gebruikt:

  1. geen of laag risico;
  2. matig risico;
  3. hoog risico op angststoornis of depressie.

2.2 Indicatoren arbeidsmarktpositie en inkomen

Met behulp van registerinformatie worden de volgende aspecten van arbeidsmarktpositie en inkomen bepaald:

  • Voornaamste inkomensbron
  • Arbeidsduur
  • Arbeidsrelatie
  • Inkomen
  • Arbeidsverleden

Voornaamste inkomensbron

De voornaamste inkomensbron geeft een beeld van de arbeidsmarktpositie van een persoon. Op basis hiervan is bepaald of mensen werkzaam zijn of een uitkering ontvangen. Als ze werkzaam zijn, is bekeken of ze werknemer zijn of zelfstandige. Als de voornaamste inkomensbron een uitkering is, is ook informatie over het type uitkering aanwezig. De voornaamste inkomensbron is gebaseerd op gegevens van de Inkomensstatistiek van het CBS.

Arbeidsduur en arbeidsrelatie

Bij de voornaamste inkomensbron is aanvullende informatie beschikbaar over het aantal gewerkte uren per week (arbeidsduur) en de arbeidsrelatie van werknemers (vast of flexibel). Dit is relevant omdat mensen weliswaar betaald werk kunnen hebben, maar dit vanwege hun gezondheid wellicht relatief vaak in deeltijd of in een flexibele arbeidsrelatie doen. Het aantal gewerkte uren kan alleen in beeld worden gebracht voor werknemers, niet voor zelfstandigen. Daarbij wordt een indeling in vier klassen gemaakt, waarbij de laagste een kleine deeltijdbaan en de hoogste een voltijdbaan betreft.

De arbeidsrelatie brengt voor werknemers in beeld of deze vast of flexibel is. Dit biedt informatie over de zekerheid van het werk. Mogelijk wisselen mensen met een minder goede gezondheid steeds van tijdelijke baan en weten relatief weinig van hen een vaste baan te bemachtigen. Daarnaast is bekend of mensen werkzaam zijn als zelfstandige.

Inkomen

Inkomen betreft het persoonlijk jaarinkomen. Het persoonlijk inkomen bestaat uit het persoonlijk bruto-inkomen verminderd met premies inkomensverzekeringen met uitzondering van premies volksverzekeringen. Op het persoonlijk inkomen zijn premies ziektekostenverzekering, belastingen op inkomen en vermogen en premies volksverzekeringen niet in mindering gebracht, omdat deze bestanddelen niet altijd eenduidig toe te rekenen zijn aan de afzonderlijke personen binnen een huishouden. Voor dit artikel is het persoonlijk inkomen ingedeeld in vier groepen van gelijke grootte, oplopend van laagste naar hoogste inkomensgroep. Er is voor het persoonlijk inkomen gekozen, en niet voor een huishoudeninkomen zoals het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen, omdat in dit artikel de persoonlijke gezondheid van mensen en de relatie met hun (verdere) arbeidsdeelname in beeld wordt gebracht.

Recent arbeidsverleden

Het recente arbeidsverleden is op basis van registerinformatie over een periode van vier jaar bepaald. Het gaat daarbij om het aantal gewerkte jaren vóór het meetmoment. Er is een indeling in zes klassen gemaakt:

  1. voortdurend gewerkt;
  2. 3 tot 4 jaar gewerkt;
  3. 2 tot 3 jaar gewerkt;
  4. 1 tot 2 jaar gewerkt;
  5. minder dan 1 jaar gewerkt;
  6. afgelopen 4 jaar niet gewerkt.

In dit artikel wordt gebruik gemaakt van gegevens over arbeidsmarktpositie en inkomen over de jaren 2012, 2017 en 2022. Het peilmoment is daarbij telkens de maand november van het betreffende jaar. Dat is gedaan, omdat de dataverzameling van de Gezondheidsmonitor 2012 voor het overgrote deel aan het einde van het jaar plaatsvond. Daarnaast is november doorgaans een maand zonder al te veel seizoensinvloeden, zodat een seizoencorrectie (CBS, z.d.) niet nodig is.

De gezondheid van mensen wordt alleen gemeten in 2012 (eerste meetmoment): na 2012 is de gezondheid van deze groep mensen niet meer gemeten. In de figuren van dit artikel worden de cijfers van 2017 niet getoond. Deze cijfers staan in de bijlage.

2.3 Leeftijdselectie en achtergrondkenmerken

De analyses worden beperkt tot de deelnemers van de Gezondheidsmonitor 2012 die toen 25 tot 55 jaar waren. Dat is omdat dit onderzoek een tijdselement bevat: er wordt immers gekeken naar de verdere arbeidsdeelname. Mensen van 55 jaar of ouder zijn voor dit onderzoek buiten beschouwing gelaten, omdat een deel van hen de arbeidsmarkt binnen tien jaar zal verlaten en met pensioen zal gaan. Personen jonger dan 25 jaar zijn ook buiten beschouwing gelaten voor dit onderzoek, omdat een deel van hen nog een opleiding volgt en de arbeidsmarkt nog niet heeft betreden. De Gezondheidsmonitor 2012 bevat bijna 400 duizend respondenten, waarvan ruim 130 duizend in de leeftijd van 25 tot 55 jaar.

Daarnaast worden de achtergrondkenmerken geslacht en hoogst behaald onderwijsniveau meegenomen in de analyses van dit onderzoek. Bekend is dat gezondheid samenhangt met onderwijsniveau en geslacht (Kunst, 2010). Hierbij dient te worden bedacht dat mensen met een minder goede gezondheid, functiebeperking of risico op angststoornis of depressie hier ook al tijdens de opleiding mee te maken kunnen hebben gehad, wat invloed gehad kan hebben op het bereikte onderwijsniveau. Omdat ook bekend is dat gezondheid samenhangt met geslacht, wordt nagegaan of er verschillen zijn naar geslacht.

Bij het hoogst behaalde onderwijsniveau worden drie groepen onderscheiden:

  1. Basisonderwijs, vmbo, avo-onderbouw en mbo1
  2. Mbo2-4, havo, vwo
  3. Hbo, wo

De eerste wordt in het vervolg ‘Basisonderwijs, vmbo-diploma’ genoemd. De tweede ‘Mbo2-4’. En de derde ‘Hbo, wo’.