Auteur(s): Christianne Hupkens, Robert de Vries

Gezondheid en arbeidsdeelname

De ontwikkeling van de arbeidsmarkt- en inkomenspositie van mensen in relatie tot hun gezondheid

Over deze publicatie

In dit artikel is de arbeidsmarkt- en inkomenspositie van personen die deel hebben genomen aan de Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen 2012 tien jaar gevolgd. Gekeken is naar hun gezondheid in 2012 en hoe het personen met een goede en minder goede gezondheid is vergaan wat betreft de arbeids- en inkomenspositie. Daarbij zijn bij de meting in 2012 drie verschillende gezondheidsindicatoren bekeken: ervaren gezondheid, functiebeperkingen en angststoornis/depressie.

De belangrijkste bevindingen zijn:

– Al bij het eerste meetmoment in 2012 is er een aanzienlijk verschil in het aandeel met werk of een uitkering tussen mensen met een goede en minder goede gezondheid. Deze verschillen worden na verloop van tijd niet veel groter.
– Van de functiebeperkingen horen, zien en bewegen verschilt de arbeidsmarkt- en inkomenspositie het meest tussen mensen met en zonder beperking bij het bewegen.
– In de periode 2013-2017 groeide het aantal flexwerknemers. Deze groei was relatief groot onder personen die hun gezondheid in 2012 als slecht hebben ervaren.
– Het inkomen van personen met een goede gezondheid in 2012 is na verloop van tijd meer gegroeid dan van personen die toen een minder goede gezondheid hadden.

1. Inleiding

Een goede gezondheid en betaald werk gaan vaak samen. Eerder onderzoek heeft laten zien dat mensen met een goede gezondheid vaker betaald werk hebben dan mensen van wie de gezondheid minder goed is (CBS, 2022; Kasper, 2019; Polder, 2017). De laatsten hebben relatief vaak een uitkering. Dit artikel brengt de arbeidsmarktpositie op langere termijn in beeld van mensen met een goede en minder goede gezondheid. Onderzocht wordt hoe het mensen met een goede en minder goede gezondheid verder vergaat wat betreft de arbeids- en inkomenspositie.

Gezondheid is een breed begrip. Om een goed beeld van het verband tussen gezondheid en de arbeidsmarkt- en inkomenspositie te krijgen, worden in dit artikel drie verschillende aspecten van gezondheid onderzocht:

  1. De gezondheid zoals mensen die zelf ervaren. Ervaren gezondheid is een samenvattende gezondheidsmaat, die zowel de lichamelijke als de mentale gezondheid omvat.
  2. Beperkingen in horen, zien en bewegen. In hoeverre hangen deze beperkingen samen met de arbeidsmarkt- en inkomenspositie?
  3. De relatie tussen het risico op een angststoornis of depressie en de arbeidsmarkt- en inkomenspositie.

Vragen die aan bod komen, zijn:

  1. Welk deel van de mensen met een goede en minder goede gezondheid had in 2012 werk of een uitkering en om wat voor type werk (vaste-/flexibele werknemer of zelfstandige, arbeidsduur) en uitkering gaat het? En hoe was dat vijf en tien jaar later?
  2. In hoeverre verschilde de inkomenspositie van mensen met een goede en minder goede gezondheid en hoe was dat vijf en tien jaar later?
  3. Gaan de verschillen tussen mensen met een goede en minder goede gezondheid na vijf en tien jaar verder uiteenlopen als het gaat om werk, uitkering en inkomen?

Waar relevant worden daarbij de verschillen naar geslacht en onderwijsniveau besproken.

2. Gegevens en methode

Voor dit onderzoek wordt informatie over de gezondheid uit de Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen 2012 (in de rest van het artikel spreken we van “Gezondheidsmonitor 2012”) gebruikt en gecombineerd met registerinformatie voor meerdere jaren over de arbeids- en inkomenspositie. Op basis hiervan kan voor alle personen van de Gezondheidsmonitor 2012 worden bekeken wie werk heeft, wie een uitkering ontvangt en wat het inkomen daarbij is. Via de registerdata kan zowel de beginsituatie van mensen als de verdere arbeids- en inkomenspositie in kaart kan worden gebracht. Eerst wordt de situatie in 2012 bekeken en vervolgens die in 2017 en 2022.

2.1 Gezondheidsindicatoren

De Gezondheidsmonitor 2012 is een enquête onder mensen van 19 jaar of ouder over hun gezondheid, welzijn en leefstijl. Dit onderzoek is uitgevoerd door de Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD’en), het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Hierin zijn onder andere vragen opgenomen over de ervaren gezondheid en functiebeperkingen. Daarnaast zijn ook vragen over het risico op een angststoornis of depressie gesteld.

Ervaren gezondheid

Ervaren gezondheid, ook wel subjectieve gezondheid of gezondheidsbeleving genoemd, weerspiegelt het oordeel over de eigen gezondheid. Ervaren gezondheid is een samenvattende gezondheidsmaat van alle relevante gezondheidsaspecten voor de persoon en heeft vaak betrekking op zowel de lichamelijke als de geestelijke gezondheid. De ervaren gezondheid wordt afgeleid uit de antwoorden op de enquêtevraag “Hoe is in het algemeen uw gezondheid?”. Dit geeft het algemene beeld dat mensen hebben over hun gezondheid, waarbij mensen kunnen antwoorden van zeer goed tot zeer slecht (vijf antwoordcategorieën). In dit artikel wordt hiervan de driedeling gepresenteerd:

  1. goed (mensen die ‘goed’ en ‘zeer goed’ antwoorden)
  2. gaat wel
  3. slecht (mensen die ‘slecht’ en ‘zeer slecht’ antwoorden)

Functiebeperkingen

De indicator Functiebeperking in de Gezondheidsmonitor 2012 is gebaseerd op de indicator van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Deze indicator is samengesteld op basis van de antwoorden op zeven vragen over het kunnen uitvoeren van taken zoals kleine letters kunnen lezen, een gesprek met één persoon kunnen voeren of het kunnen dragen van een voorwerp van 5 kilo, zo nodig met hulpmiddelen. Het gaat hierbij niet om tijdelijke problemen.

De antwoordcategorieën van deze vragen zijn:

  1. zonder moeite;
  2. met enige moeite;
  3. met grote moeite;
  4. kan niet.

Een respondent heeft een beperking als op minstens één van de zeven vragen met 'kan niet' of 'met grote moeite' is geantwoord. Dit geeft de totaalindicator van functiebeperking weer.

Daarnaast worden deze zeven items verdeeld over drie typen van functiebeperkingen:

  1. horen;
  2. zien;
  3. bewegen.

Over deze drie functiebeperkingen wordt in de Gezondheidsmonitor 2012 regulier gepubliceerd. Bekeken wordt of er verschillen zijn in de samenhang tussen de drie vormen van functiebeperkingen (horen, zien en bewegen) enerzijds en de indicatoren over werk en uitkering anderzijds.

Angststoornis of depressie

Het risico op een angststoornis of depressie wordt bepaald met behulp van tien vragen over hoe iemand zich voelde in de afgelopen vier weken (Kessler-10 vragenlijst), zoals “Hoe vaak vond u zichzelf afkeurenswaardig, minderwaardig of waardeloos?” en ”Hoe vaak voelde u zich zenuwachtig?”. Antwoordcategorieën variëren van (1) ‘altijd’ tot (5) ‘nooit’. Deze tien vragen vormen een schaal, waarvan de antwoorden zijn samengevat in een score (Kessler et al., 2002). Op basis hiervan kan een driedeling worden gemaakt die in dit artikel wordt gebruikt:

  1. geen of laag risico;
  2. matig risico;
  3. hoog risico op angststoornis of depressie.

2.2 Indicatoren arbeidsmarktpositie en inkomen

Met behulp van registerinformatie worden de volgende aspecten van arbeidsmarktpositie en inkomen bepaald:

  • Voornaamste inkomensbron
  • Arbeidsduur
  • Arbeidsrelatie
  • Inkomen
  • Arbeidsverleden

Voornaamste inkomensbron

De voornaamste inkomensbron geeft een beeld van de arbeidsmarktpositie van een persoon. Op basis hiervan is bepaald of mensen werkzaam zijn of een uitkering ontvangen. Als ze werkzaam zijn, is bekeken of ze werknemer zijn of zelfstandige. Als de voornaamste inkomensbron een uitkering is, is ook informatie over het type uitkering aanwezig. De voornaamste inkomensbron is gebaseerd op gegevens van de Inkomensstatistiek van het CBS.

Arbeidsduur en arbeidsrelatie

Bij de voornaamste inkomensbron is aanvullende informatie beschikbaar over het aantal gewerkte uren per week (arbeidsduur) en de arbeidsrelatie van werknemers (vast of flexibel). Dit is relevant omdat mensen weliswaar betaald werk kunnen hebben, maar dit vanwege hun gezondheid wellicht relatief vaak in deeltijd of in een flexibele arbeidsrelatie doen. Het aantal gewerkte uren kan alleen in beeld worden gebracht voor werknemers, niet voor zelfstandigen. Daarbij wordt een indeling in vier klassen gemaakt, waarbij de laagste een kleine deeltijdbaan en de hoogste een voltijdbaan betreft.

De arbeidsrelatie brengt voor werknemers in beeld of deze vast of flexibel is. Dit biedt informatie over de zekerheid van het werk. Mogelijk wisselen mensen met een minder goede gezondheid steeds van tijdelijke baan en weten relatief weinig van hen een vaste baan te bemachtigen. Daarnaast is bekend of mensen werkzaam zijn als zelfstandige.

Inkomen

Inkomen betreft het persoonlijk jaarinkomen. Het persoonlijk inkomen bestaat uit het persoonlijk bruto-inkomen verminderd met premies inkomensverzekeringen met uitzondering van premies volksverzekeringen. Op het persoonlijk inkomen zijn premies ziektekostenverzekering, belastingen op inkomen en vermogen en premies volksverzekeringen niet in mindering gebracht, omdat deze bestanddelen niet altijd eenduidig toe te rekenen zijn aan de afzonderlijke personen binnen een huishouden. Voor dit artikel is het persoonlijk inkomen ingedeeld in vier groepen van gelijke grootte, oplopend van laagste naar hoogste inkomensgroep. Er is voor het persoonlijk inkomen gekozen, en niet voor een huishoudeninkomen zoals het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen, omdat in dit artikel de persoonlijke gezondheid van mensen en de relatie met hun (verdere) arbeidsdeelname in beeld wordt gebracht.

Recent arbeidsverleden

Het recente arbeidsverleden is op basis van registerinformatie over een periode van vier jaar bepaald. Het gaat daarbij om het aantal gewerkte jaren vóór het meetmoment. Er is een indeling in zes klassen gemaakt:

  1. voortdurend gewerkt;
  2. 3 tot 4 jaar gewerkt;
  3. 2 tot 3 jaar gewerkt;
  4. 1 tot 2 jaar gewerkt;
  5. minder dan 1 jaar gewerkt;
  6. afgelopen 4 jaar niet gewerkt.

In dit artikel wordt gebruik gemaakt van gegevens over arbeidsmarktpositie en inkomen over de jaren 2012, 2017 en 2022. Het peilmoment is daarbij telkens de maand november van het betreffende jaar. Dat is gedaan, omdat de dataverzameling van de Gezondheidsmonitor 2012 voor het overgrote deel aan het einde van het jaar plaatsvond. Daarnaast is november doorgaans een maand zonder al te veel seizoensinvloeden, zodat een seizoencorrectie (CBS, z.d.) niet nodig is.

De gezondheid van mensen wordt alleen gemeten in 2012 (eerste meetmoment): na 2012 is de gezondheid van deze groep mensen niet meer gemeten. In de figuren van dit artikel worden de cijfers van 2017 niet getoond. Deze cijfers staan in de bijlage.

2.3 Leeftijdselectie en achtergrondkenmerken

De analyses worden beperkt tot de deelnemers van de Gezondheidsmonitor 2012 die toen 25 tot 55 jaar waren. Dat is omdat dit onderzoek een tijdselement bevat: er wordt immers gekeken naar de verdere arbeidsdeelname. Mensen van 55 jaar of ouder zijn voor dit onderzoek buiten beschouwing gelaten, omdat een deel van hen de arbeidsmarkt binnen tien jaar zal verlaten en met pensioen zal gaan. Personen jonger dan 25 jaar zijn ook buiten beschouwing gelaten voor dit onderzoek, omdat een deel van hen nog een opleiding volgt en de arbeidsmarkt nog niet heeft betreden. De Gezondheidsmonitor 2012 bevat bijna 400 duizend respondenten, waarvan ruim 130 duizend in de leeftijd van 25 tot 55 jaar.

Daarnaast worden de achtergrondkenmerken geslacht en hoogst behaald onderwijsniveau meegenomen in de analyses van dit onderzoek. Bekend is dat gezondheid samenhangt met onderwijsniveau en geslacht (Kunst, 2010). Hierbij dient te worden bedacht dat mensen met een minder goede gezondheid, functiebeperking of risico op angststoornis of depressie hier ook al tijdens de opleiding mee te maken kunnen hebben gehad, wat invloed gehad kan hebben op het bereikte onderwijsniveau. Omdat ook bekend is dat gezondheid samenhangt met geslacht, wordt nagegaan of er verschillen zijn naar geslacht.

Bij het hoogst behaalde onderwijsniveau worden drie groepen onderscheiden:

  1. Basisonderwijs, vmbo, avo-onderbouw en mbo1
  2. Mbo2-4, havo, vwo
  3. Hbo, wo

De eerste wordt in het vervolg ‘Basisonderwijs, vmbo-diploma’ genoemd. De tweede ‘Mbo2-4’. En de derde ‘Hbo, wo’.

3. Resultaten

In 2012 gaf 82 procent van de 25- tot 55-jarigen aan dat de eigen gezondheid over het algemeen goed was in 2012, 15 procent zei ‘gaat wel’ en 3 procent gaf aan dat deze slecht was. Van de 25- tot 55-jarigen had minimaal 10 procent één functiebeperking. Verder had 60 procent van de onderzochte groep in 2012 geen of een laag risico op angst of depressie, 34 procent een matig risico en 6 procent een hoog risico.

Overigens hoeft een functiebeperking niet altijd samen te gaan met een slechte ervaren gezondheid. Van de mensen met minimaal één functiebeperking zegt 80 procent dat de gezondheid goed is of ‘gaat wel’ in 2012.

3.1 Ervaren gezondheid en arbeidsmarktpositie

In 2012 had 75 procent van de 25- tot 55-jarigen met een goede gezondheid een baan als werknemer en was 12 procent werkzaam als zelfstandige. Daarnaast had 13 procent van hen een uitkering, geen inkomen of was nog onderwijsvolgend. Bij degenen met een slechte gezondheid is het beeld anders. Van hen was 23 procent werknemer en 3 procent zelfstandige. Relatief veel van hen hadden een uitkering. Het gaat dan het vaakst om een uitkering ziekte/arbeidsongeschiktheid (33 procent), gevolgd door een bijstandsuitkering (24 procent). Degenen die aangeven ‘gaat wel’ bij de ervaren gezondheid, hadden ook minder vaak werk dan mensen met een goede gezondheid, maar ze zitten wel wat dichter bij mensen met een goede ervaren gezondheid dan bij mensen met een slechte gezondheid.

3.1.1 Voornaamste inkomensbron van 25- tot 55-jarigen in 2012 en 2022, naar ervaren gezondheid in 2012
   Werknemer (%)Zelfstandige (%)Ontvanger uitkering ziekte/arbeidsongeschiktheid (%)Ontvanger bijstandsuitkering (%)Overige ontvanger uitkering (%)Zonder inkomen/overig (%)
2012Goed 75,311,811,63,56,8
2012Gaat wel56,17,810,58,77,29,7
2012Slecht233,333,424,28,97,3
2022Goed 72,115,42,81,33,64,8
2022Gaat wel52,69,915,97,96,57,2
2022Slecht204,538,522,186,9

Als naar de (arbeids)positie vijf en tien jaar later wordt gekeken, valt op dat de hierboven geschetste situatie weliswaar wat verschuift, maar dat de verschillen niet veel groter worden. Zo is bijvoorbeeld in 2022 onder mensen die in 2012 een slechte gezondheid hadden, het aandeel met een uitkering ziekte/arbeidsongeschiktheid wat gegroeid (naar 39 procent) en het aandeel met een bijstandsuitkering wat afgenomen (naar 22 procent).

Van de achtergrondkenmerken geslacht en onderwijsniveau laat vooral onderwijsniveau een samenhang zien met gezondheid en werk en uitkering. Van de 25- tot 55-jarigen met een slechte gezondheid met basisonderwijs of een vmbo-diploma, had 20 procent in 2012 werk en 72 procent een uitkering. Van degenen met een hbo- of wo-diploma en een slechte gezondheid had 43 procent werk en 52 procent een uitkering. In 2022 was voor degenen met een hbo- of wo-diploma het aandeel met werk gedaald naar 37 procent en het aandeel met een uitkering gegroeid naar 56 procent. Maar dat verschilt nog steeds aanzienlijk van mensen met basisonderwijs of een vmbo-diploma.

Zoals eerder aangegeven, kunnen mensen met een minder goede gezondheid hier al tijdens de opleiding mee te maken hebben gehad. Van de 25- tot 55-jarigen met een slechte gezondheid had 54 procent basisonderwijs of een vmbo-diploma; bij die met een goede gezondheid was dat 22 procent. Hier speelt mee dat ouderen minder vaak gezond zijn en vaker basisonderwijs of een vmbo-diploma hebben dan jongeren, maar ook onder 25- tot 35-jarigen is er een sterke samenhang tussen gezondheid en het behaalde onderwijsniveau.

3.1.2 Voornaamste inkomensbron van 25- tot 55-jarigen in 2012 naar ervaren gezondheid in 2012 en onderwijsniveau
   Werknemer/zelfstandige (%)Uitkering (%)Zonder inkomen/overig (%)
Basisonderwijs of vmbo-diplomaGoed 7911,39,7
Basisonderwijs of vmbo-diplomaGaat wel53,834,511,7
Basisonderwijs of vmbo-diplomaSlecht19,872,38
Mbo2-4 of havo, vwo-diplomaGoed 88,65,46,2
Mbo2-4 of havo, vwo-diplomaGaat wel68,223,18,5
Mbo2-4 of havo, vwo-diplomaSlecht31,161,67,2
Hbo of wo-diplomaGoed 90,63,65,8
Hbo of wo-diplomaGaat wel77,414,97,7
Hbo of wo-diplomaSlecht42,752,15,2

Naar geslacht waren in 2012, 2017 en 2022 de verschillen gering. Het aandeel vrouwen met werk is weliswaar lager dan dat van mannen, maar vrouwen hebben niet vaker een uitkering, ook niet als rekening wordt gehouden met gezondheid. Wel hebben vrouwen vaker dan mannen geen inkomen. Ook hier is geen samenhang met gezondheid. Deze samenhang tussen ‘geen inkomen’ en geslacht is er wel met onderwijsniveau, vooral bij de groep met basisonderwijs of een vmbo-diploma. Onder vrouwen van dit onderwijsniveau is de arbeidsparticipatie doorgaans lager dan bij vrouwen met minimaal een diploma mbo2-4 (CBS, 2020).

Het arbeidsverleden laat zien of mensen in de afgelopen vier jaar voortdurend hebben gewerkt, helemaal niet hebben gewerkt, of een deel van de periode hebben gewerkt. Hieruit komt naar voren dat 24 procent van de 25- tot 55-jarigen in 2012 met een slechte gezondheid in de afgelopen vier jaar voortdurend had gewerkt, tegen 75 procent van de mensen met een goede gezondheid. Na verloop van tijd nam het aandeel dat in de afgelopen vier jaar helemaal niet heeft gewerkt toe voor mensen van wie de gezondheid minder goed is. In 2012 was dit aandeel voor mensen met een slechte gezondheid 42 procent. Dit is toegenomen tot 64 procent in 2022. Hetzelfde geldt voor mensen die hun gezondheid als ‘gaat wel’ ervaren. Daar was het aandeel dat helemaal niet heeft gewerkt, weliswaar lager, maar nam wel toe van 18 naar 27 procent. Daarentegen verandert dit bij mensen met een goede gezondheid nauwelijks en ligt rond de 5 à 6 procent.

3.1.3 Recent arbeidsverleden in 2012 en 2022 van 25- tot 55-jarigen naar ervaren gezondheid in 2012
   Voortdurend gewerkt in de afgelopen 4 jaar (%)3 tot 4 jaar (%)2 tot 3 jaar (%)1 tot 2 jaar (%)1 jaar of minder (%)Niet gewerkt in de afgelopen 4 jaar (%)
2012Goed74,810,65,12,624,9
2012Gaat wel54,110,36,75,45,218,4
2012Slecht24,47,78,28,49,142,2
2022Goed80,96,43,21,91,75,9
2022Gaat wel55,26,84,43,13,726,7
2022Slecht22,23,11,83,64,964,4

3.2 Na verloop van tijd verschil naar type dienstverband

Mensen met een slechte gezondheid hadden in 2012 weliswaar minder vaak werk, maar degenen die werk hadden, deden dat bijna even vaak in een vast dienstverband als mensen met een goede gezondheid. Ongeveer twee derde van de werkzame 25- tot 55-jarigen had een vast dienstverband, zowel mensen met een goede als minder goede gezondheid. Een vast dienstverband is een indicatie voor de zekerheid van het werk.

3.2.1 Arbeidsrelatie van 25- tot 55-jarigen in 2012 en 2022 naar ervaren gezondheid in 2012
   Werknemer, vast dienstverband (%)Werknemer, flexibel dienstverband (%)Zelfstandige (%)
2012Goed66,419,713,9
2012Gaat wel64,822,113,1
2012Slecht64,319,516,2
2022Goed70,711,318
2022Gaat wel68,815,116,1
2022Slecht59,920,419,7

In de periode 2013-2017 nam in het algemeen binnen de werkzame beroepsbevolking het aandeel mensen met een vaste arbeidsrelatie af en met een flexibele arbeidsrelatie toe. Dit was vooral het geval voor mensen met een slechte gezondheid: waar in 2012 nog 64 procent van de mensen met een slechte gezondheid werkzaam was in een vast dienstverband, was dit vijf jaar later 53 procent (zie tabel B.4 van de bijlage, inclusief gegevens voor 2017). Bij mensen met een betere gezondheid is het aandeel met een vast dienstverband in die periode weinig veranderd. Na 2017 nam het aandeel mensen met een vaste arbeidsrelatie binnen de werkzame beroepsbevolking weer toe, zowel bij mensen met een goede als minder goede gezondheid. Maar de achterstand die mensen met een minder goede gezondheid eerder hadden opgelopen, wordt niet meer ingehaald. Uiteindelijk heeft 71 procent van de mensen met een goede gezondheid in 2012 vast werk in 2022, tegen 60 procent van de mensen met een slechte gezondheid in 2012.

Verder werkte 54 procent van de 25- tot 55-jarige werknemers met een goede gezondheid voltijd in 2012. Bij degenen met een slechte gezondheid was dit 38. Deze percentages waren in 2017 en 2022 niet veel veranderd.

3.3 Vooral inkomensverbetering bij een goede gezondheid

In 2012 zaten 25- tot 55-jarigen met een goede gezondheid in 2012 het vaakst in de hoogste inkomensgroep (39 procent). Bovendien groeide dit aandeel na verloop van tijd tot 45 procent in 2022. Bij 25- tot 55-jarigen met een slechte gezondheid zat 9 procent in 2012 in de hoogste inkomensgroep. Vijf en tien jaar later was dat aandeel wat lager. Dit komt niet zozeer doordat het inkomen van mensen met een slechte gezondheid niet is gegroeid in de tussentijd, maar doordat het inkomen van mensen met een goede gezondheid sterker is gegroeid. Mensen met een goede gezondheid komen na verloop van tijd vaker in de hoogste inkomensgroep terecht dan mensen met een minder goede gezondheid .

3.3.1 Persoonlijk inkomen van 25- tot 55-jarigen in 2012 en 2022 naar ervaren gezondheid in 2012
   1e (laagste) inkomensgroep (%)2e inkomensgroep (%)3e inkomensgroep (%)4e (hoogste) inkomensgroep (%)Inkomen onbekend (%)
2012Goed10,317,129,638,94,1
2012Gaat wel14,830,327,620,76,6
2012Slecht19,345,920,19,15,6
2022Goed8,916,126,844,83,4
2022Gaat wel1530,825,522,95,8
2022Slecht22,24717,57,45,8

3.4 Minder vaak werk met een beperking in bewegen

Functiebeperkingen zijn in de Gezondheidsmonitor onderverdeeld in horen, zien en bewegen. Bij de beperking in zien gaat het bijvoorbeeld om moeite met kleine letters lezen of om het herkennen van iemands gezicht op een afstand van 4 meter. Bij 25- tot 55-jarigen zonder een dergelijke beperking was het aandeel met een baan hoger dan bij degenen met één van deze drie beperkingen, met respectievelijk 85 en 50 procent in 2012. Een dergelijk verschil blijft bestaan in 2017 en 2022, maar werd niet groter.

Er zijn echter verschillen tussen mensen met een beperking in horen, zien of bewegen. Vooral degenen met een beperking in bewegen zijn minder vaak werkzaam. Van de 25- tot 55-jarigen met een beperking in bewegen had 37 procent in 2012 werk als werknemer of zelfstandige, terwijl dit 48 procent was bij de functiebeperkingen horen en 55 procent bij een beperking in zien. Onder de personen met een beperking in bewegen was het aandeel met een uitkering het hoogst: 54 procent in 2012. Bij horen en zien was dit 43 en 36 procent.

3.4.1 Voornaamste inkomensbron van 25- tot 55-jarigen in 2012 naar functiebeperkingen in 2012
 Werknemer (%)Zelfstandige (%)Ontvanger uitkering ziekte/arbeidsongeschiktheid (%)Ontvanger bijstandsuitkering (%)Overige ontvanger uitkering (%)Zonder inkomen/overig (%)
Geen beperking 73,911,41,923,77,1
Beperking horen42,2615,616,510,69,3
Beperking zien47,57,411,715,88,49,3
Beperking bewegen31,45,124,4209,39,7

Na verloop van tijd veranderen deze percentages voor mensen met een beperking in bewegen weinig, wel verschuift de uitkering steeds meer richting een uitkering voor ziekte of arbeidsongeschiktheid (30 procent in 2022). Een dergelijke verschuiving is ook te zien bij mensen met een beperking in horen of zien, maar bleef lager met 20 en 16 procent.

Ook zijn er bij de functiebeperkingen verschillen naar onderwijsniveau als het gaat om werk. In 2012 was het aandeel met werk het laagst voor mensen met een beperking in bewegen, met basisonderwijs of een vmbo-diploma (30 procent). Ter vergelijking, van degenen zonder beperking met een dergelijk diploma had bijna drie kwart werk. Mensen met minimaal één functiebeperking en basisonderwijs of een vmbo-diploma hadden het vaakst een uitkering in 2012. Naast een uitkering voor ziekte/arbeidsongeschiktheid (18 procent) ging het relatief vaak om een bijstandsuitkering (19 procent). Het aandeel met bijstand blijft hier ook na tien jaar relatief hoog in vergelijking met de andere onderwijsniveaus (16 tegen 8 procent in 2022). Bij de andere onderwijsniveaus was dit vaker een uitkering ziekte/arbeidsongeschiktheid. Hierbij dient te worden bedacht dat de arbeidsparticipatie hoger is onder mensen met een mbo-, hbo- of wo-diploma en dat alleen mensen die eerder gewerkt hebben, recht hebben op een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Verder hadden vrouwen iets vaker dan mannen een bijstandsuitkering bij minimaal één functiebeperking. Dit verschil nam wat toe na verloop van tijd.

De arbeidsrelatie van werkzame mensen met en zonder beperking verschilde niet veel van elkaar in 2012. Zonder een beperking had toen 66 procent een vast dienstverband, tegen 64 procent voor mensen met minimaal één beperking. In 2017, toen het aandeel mensen in de werkzame beroepsbevolking met een flexibele arbeidsrelatie relatief hoog was, werd dit verschil wat groter en hadden degenen met een beperking wat vaker een flexibele baan. Dit verschil kwam in 2022 weer dichter bij elkaar en was vergelijkbaar met 2012.

Wel zijn er verschillen in arbeidsduur en inkomen die blijvend waren. Vooral 25- tot 55-jarigen met een beperking in bewegen werken relatief vaak in deeltijd, zowel in 2012, 2017 als in 2022. Het aantal uren gewerkte uren is ook van invloed op de inkomenspositie. Degenen met een beperking in bewegen, bevinden zich het minst vaak in de hoogste inkomensgroep (8 procent in 2012). Bij de beperkingen horen en zien, was dit respectievelijk 15 en 17 procent. Overigens was onder mensen zonder functiebeperking het aandeel in de hoogste inkomensgroep met 38 procent aanzienlijk hoger in 2012. Net als bij de ervaren gezondheid groeit het aandeel in de hoogste inkomensgroep alleen significant bij mensen met een goede gezondheid. In dit geval dus bij mensen zonder beperking waar het aandeel in de hoogste inkomensgroep is gestegen naar 43 procent in 2022.

Verder hadden vooral 25- tot 55-jarigen met een beperking in bewegen in de afgelopen vier jaar geheel niet gewerkt. In 2012 bedroeg dit aandeel 38 procent en dit loopt vervolgens op tot 54 procent in 2022. Bij degenen met een beperking in horen en zien was dit in 2022 respectievelijk 40 en 34 procent; dat is ook toegenomen ten opzichte van 2012. Dat laatste geldt niet voor mensen zonder beperking waar in de periode 2012-2022 het aandeel dat geheel niet had gewerkt, in de afgelopen vier jaar 6 à 7 procent bedroeg.

3.5 Minder dan de helft met een hoog risico op angst of depressie werkzaam

Van de 25- tot 55-jarigen met een hoog risico op angst of depressie was 48 procent werkzaam. Bij degenen met een matig of laag risico was dit aanzienlijk hoger met 77 en 88 procent. Hier verandert dit percentage weinig meer in de loop van tijd. Hetzelfde geldt voor de uitkeringen. In 2012 had 43 procent van de mensen met een hoog risico op angst of depressie een uitkering, in 2022 was dit 44 procent. Wel was dit in 2022 vaker een uitkering voor ziekte of arbeidsongeschiktheid dan in 2012 en minder vaak een bijstand- of andere uitkering.

3.5.1 Voornaamste inkomensbron van 25- tot 55-jarigen in 2012 en 2022 naar risico op angst of depressie in 2012
   Werknemer (%)Zelfstandige (%)Ontvanger uitkering ziekte/arbeidsongeschiktheid (%)Ontvanger bijstandsuitkering (%)Overige ontvanger uitkering (%)Zonder inkomen/overig (%)
2012Laag risico76,411,91,11,336,3
2012Matig risico67104,74,25,68,4
2012Hoog risico42,25,617,316,499,6
2022Laag risico72,415,82,61,13,44,7
2022Matig risico65137,83,64,85,8
2022Hoog risico41,77,822,114,77,36,3

In tegenstelling tot de andere gezondheidsindicatoren laat angst/depressie al in 2012 verschillen zien in het type arbeidsrelatie. Van de mensen met een hoog risico op angst of depressie had 58 procent van de werkenden een vaste arbeidsrelatie en 29 procent een flexibele. Bij mensen met een laag risico was dit respectievelijk 68 en 18 procent. Deze verschillen blijven ook in de tijd vrijwel van dezelfde grootte. Mensen met een matig risico op angst of depressie vallen hier steeds tussenin.

Ook hier zijn verschillen tussen de onderwijsniveaus. Van de mensen met een hoog risico op angst of depressie ontvingen met name degenen met een basisonderwijs of een vmbo-diploma een uitkering in 2012 (55 procent). Bij mbo2-4 en de groep hbo en wo was dit lager met respectievelijk 38 en 28 procent. Dat verschil blijft in 2017 en 2022 vrijwel even groot. Verder hadden mannen iets vaker een uitkering dan vrouwen, maar dit verschil neemt na verloop van tijd wat af. 

3.6  Samenvatting van de resultaten

Begin 2012 was er al een aanzienlijk verschil in het aandeel met werk of een uitkering tussen mensen met een goede en minder goede gezondheid. Deze verschillen zijn in de loop van de tijd niet veel groter geworden. Dat geldt zowel voor de algemeen ervaren gezondheid, functiebeperking als het risico op angst of depressie. Wel is te zien dat na verloop van tijd de uitkering wat meer richting een ziekte- en arbeidsongeschiktheidsuitkering verschuift in plaats van een bijstandsuitkering.

3.6.1a Samenvattende tabel: zijn er verschillen in gezondheid?
Ervaren gezondheidFunctiebeperkingAngst/depressie
Werk en uitkeringJaJa, vooral bewegenJa
ArbeidsrelatieNeeNeeJa
ArbeidsduurJaJa, vooral bewegenJa
InkomenJaJa, vooral bewegenJa
ArbeidsverledenJaJa, vooral bewegenJa

3.6.1b Samenvattende tabel: neemt het verschil toe in de (verdere) arbeidsloopbaan?
Ervaren gezondheidFunctiebeperkingAngst/depressie
Werk en uitkeringNeeNeeNee
ArbeidsrelatieJaJa/NeeNee
ArbeidsduurNeeNeeNee
InkomenJaJaJa
ArbeidsverledenJajaJa

Bij de arbeidsrelatie van mensen met werk zijn alleen bij angst of depressie in 2012 (eerste meetmoment) verschillen tussen mensen met een laag, matig of hoog risico hierop. De laatsten hebben vaker een flexibele arbeidsrelatie. Ook deze verschillen worden na verloop van tijd niet veel groter. Opvallend is wel dat bij de algemeen ervaren gezondheid geen verschillen waren in 2012, maar dat in een periode waarin het aandeel flexwerknemers toenam, dit vooral groeide voor mensen die hun gezondheid als slecht ervaren. Dit verschil was daarna blijvend, ook toen in het algemeen het aandeel flexwerkers weer daalde in 2022. Bij mensen met minimaal één functiebeperking nam het aandeel flexwerknemers ook toe in 2017 en groeide het verschil met mensen zonder een beperking. Dit was echter niet blijvend: in 2022 was dit verschil weer afgenomen en vergelijkbaar met 2012.

Daarnaast zijn er bij arbeidsduur vooral verschillen in 2012, waarbij mensen met een minder goede gezondheid minder vaak voltijd werken. Deze verschillen blijven even groot in de volgende tien jaar van hun loopbaan.

Bij inkomen en arbeidsverleden zijn ook verschillen in 2012 tussen mensen met een goede en minder goede gezondheid. Hier worden deze verschillen na verloop van tijd wel groter. Bij het arbeidsverleden zit enige vertraging in de cijfers, omdat gegevens over vier jaar worden meegenomen. Sterke schommelingen in de conjunctuur zijn hier minder snel zichtbaar dan de jaarcijfers over werk en uitkeringen. Het arbeidsverleden is dan ook meer een indicator over hoe structureel het wel of niet hebben van werk is.

Verder laat een functiebeperking in bewegen een sterke samenhang zien met werk, uitkering en inkomen. Bij mensen met een dergelijke beperking was het aandeel met werk doorgaans het laagst, evenals het inkomen. Daarbij hebben ze vaker een uitkering. Bij mensen met beperkingen in horen en zien was deze samenhang minder sterk.

3.6.2 Samenvattende tabel over gezondheid naar werk en uitkering en onderwijsniveau
Zijn er verschillen naar gezondheid?Neemt het verschil toe in de verdere arbeidsloopbaan?
Ervaren gezondheidJa, vooral bij basisonderwijs, vmbo-diploma*Nee**
FunctiebeperkingJa, vooral bij basisonderwijs, vmbo-diploma*Nee**
Angst/depressieJa, vooral bij basisonderwijs, vmbo-diploma* Nee**
* Waarbij naast een ziekte-/arbeidsongeschiktheidsuitkering ook vaker een bijstandsuitkering
** Lichte verschuiving van bijstandsuitkering naar ziekte-/arbeidsongeschiktheidsuitkering

Van de achtergrondkenmerken geslacht en onderwijsniveau laat vooral het onderwijsniveau verschillen zien. Tabel 3.6.2 geeft de samenvatting hiervan voor onderwijsniveau en het arbeidskenmerk werk en uitkering. Hieruit komt naar voren dat mensen met basisonderwijs of een vmbo-diploma het minst vaak werk hebben in 2012 bij een minder goede gezondheid. Dat is zowel te zien bij de ervaren gezondheid, functiebeperking als het risico op angst of depressie. Ook hebben degenen met basisonderwijs of een vmbo-diploma vaker een uitkering en verschilt het type uitkering van de andere onderwijsniveaus. Waar de andere onderwijsniveaus meestal een uitkering voor ziekte of arbeidsongeschiktheid ontvangen bij een slechte gezondheid, komt bij mensen met basisonderwijs of een vmbo-diploma ook vaak een bijstandsuitkering voor. Dit is zowel in 2012, 2017 als 2022 het geval. Wel daalt hierbij het aandeel met een bijstandsuitkering licht in de tijd en neemt het aandeel met een ziekte/arbeidsongeschiktheidsuitkering wat toe.

4. Conclusie en discussie

De resultaten uit dit artikel laten zien dat er bij het eerste meetmoment in 2012 al een verschil is in werk en uitkering, arbeidsduur, inkomen en arbeidsverleden tussen mensen die de gezondheid als goed en mensen die de gezondheid als slecht ervaren. Bij inkomen en arbeidsverleden worden de verschillen na verloop van tijd groter, bij werk en uitkering en arbeidsduur is dit minder het geval. In 2012 (eerste meetmoment) waren er weinig verschillen wat betreft de arbeidsrelatie, maar deze verschillen werden na verloop van tijd wel groter, waarbij mensen die de gezondheid als slecht ervaren relatief vaak een flexibele arbeidsrelatie hadden.

Een vergelijkbaar beeld komt naar voren als het gaat om de functiebeperkingen horen, zien en bewegen, waarbij bovengenoemde verschillen vooral gelden voor mensen met een functiebeperking in bewegen. Voor angst en depressie was er op het beginmoment op alle onderzochte kenmerken van arbeid en inkomen een verschil tussen mensen met een laag en mensen met een hoog risico op angst en depressie. Daarbij werden deze verschillen na verloop van tijd zichtbaar groter bij inkomen en arbeidsverleden.

De gevonden resultaten bieden aanknopingspunten voor verder onderzoek. Allereerst de functiebeperking in bewegen. Deze laat van de functiebeperkingen horen, zien en bewegen de sterkste samenhang zien met werk, uitkering en inkomen. Waarom is juist bij beperkingen in bewegen deze samenhang sterker dan bij horen en zien? Is het bij de functiebeperking horen of zien bijvoorbeeld eenvoudiger om met enige aanpassingen, al dan niet aangeboden door werkgevers, te blijven functioneren en is dit anders voor mensen met een functiebeperking bewegen? In de Gezondheidsmonitor wordt een functiebeperking in bewegen gemeten door middel van een aantal vragen als ’400 meter kunnen lopen zonder stil te staan’, ‘rechtopstaand kunnen bukken en iets van de grond pakken’ en ‘een voorwerp van 5 kilo 10 meter dragen’. Voor mensen die hier moeite mee hebben, vallen bepaalde beroepen dan al snel af. Onderzocht zou kunnen worden in welke beroepen mensen met een functiebeperking horen, zien of bewegen werkzaam zijn en welke beroepen juist buiten beeld blijven. En of mensen met een dergelijke functiebeperking wel kunnen participeren met aanpassing van de werkplek. Ook zou bekeken kunnen worden in hoeverre de bereikbaarheid of toegankelijkheid van het werk voor mensen met een functiebeperking horen, zien en bewegen de mogelijkheid om te participeren vergroot.

Het CBS voert in samenwerking met TNO de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) uit. Daarin zijn vragen gesteld aan werknemers in Nederland over langdurige aandoeningen als gehoorproblemen, problemen met zien en last (pijn, ongemak) bij bewegen. Ook is in de NEA het beroep van werknemers bekend en zijn er vragen opgenomen over aanpassingen van de werkplek vanwege de gezondheid. Bovenstaande vragen over welke beroepen buiten beeld blijven voor mensen met een functiebeperking in horen, zien of bewegen, kunnen mogelijk met de NEA inzichtelijk worden gemaakt.

Daarnaast zou de sterke samenhang tussen gezondheid, het behaalde onderwijsniveau en de arbeidsdeelname nader onderzocht kunnen worden. Vragen die daarbij aan bod kunnen komen, zijn: in hoeverre ondervinden mensen met een minder goede gezondheid al tijdens de onderwijsloopbaan nadeel hiervan waardoor diploma’s in het mbo, hbo of wo minder vaak worden behaald? In hoeverre komt een deel van hen daarna in zijn geheel niet aan werken toe? En betekent dit dat mensen met een minder goede gezondheid vervolgens relatief vaak geen inkomen hebben of een bijstandsuitkering ontvangen in plaats van een ziekte-/arbeidsongeschiktheidsuitkering bijvoorbeeld omdat ze geen recht hebben op een ziekte-/arbeidsongeschiktheidsuitkering? In dit artikel zijn mensen van 25 tot 55 jaar in de tijd gevolgd, waarvan het merendeel de onderwijsloopbaan al heeft beëindigd. Voor onderzoek naar de samenhang tussen gezondheid, behaald onderwijsniveau en de verdere arbeidsdeelname is het echter beter om scholieren met een goede en minder goede gezondheid in de tijd te volgen tot en met het moment dat ze de arbeidsmarkt betreden.

Bronnen

Kasper, H. (2019). Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken Arbeidsmarktpositie en gezondheid (boomportaal.nl)

CBS StatLine: https://opendata.cbs.nl/CBS/nl/dataset/85264NED/table?dl=17B30.

CBS (2020). Longread Opleiding en werk: twee generaties vrouwen vergeleken | CBS

CBS (2022). Nieuwsbericht Vooral 45-plussers met chronische aandoening werken minder (cbs.nl)

CBS (z.d.). Wat is seizoencorrectie? Geraadpleegd op 21 november 2024. https://www.cbs.nl/nl-nl/faq/specifiek/wat-is-seizoencorrectie-.

Polder, J.  (2017). TPEDigitaal 11(1). Gezondheid werkt. Versterking van de arbeidsmarktpositie van laagopgeleiden (tpedigitaal.nl)

GGD’en, CBS en RIVM. Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen 2012 | Gezondheidsmonitor

Kessler R.C., Andrews G., Colpe L.J., Hiripi E., Mroczek D.K., Normand S.L., Walters E.E., Zaslavsky A.M. (2002) Psychol Med. 2002 Aug;32(6):959-76. Short screening scales to monitor population prevalences and trends in non-specific psychological distress.

Kunst A.E. (2011). Een overzicht van sociaal-economische verschillen in gezondheid in Europa. In: Bonneux, L. G. A. (editor). De gezonde levensloop: een geschenk van vele generaties. (Boekaflevering bij jaargang 85(2010) van Mens & Maatschappij). Amsterdam University Press.

Bijlage

B.1a Voornaamste inkomensbron van 25- tot 55-jarigen in 2012 naar ervaren gezondheid in 2012
Goed (%) Gaat wel (%)Slecht (%)
Werknemer75,356,123,0
Zelfstandige11,87,83,3
Ontvanger uitkering ziekte/arbeidsongeschiktheid1,010,533,4
Ontvanger bijstandsuitkering1,68,724,2
Overige ontvanger uitkering3,57,28,9
Zonder inkomen/overig6,89,77,3

B.1b Voornaamste inkomensbron van 25- tot 55-jarigen in 2017 naar ervaren gezondheid in 2012
Goed (%) Gaat wel (%)Slecht (%)
Werknemer73,952,518,4
Zelfstandige14,29,64,2
Ontvanger uitkering ziekte/arbeidsongeschiktheid1,713,337,6
Ontvanger bijstandsuitkering1,69,323,9
Overige ontvanger uitkering3,36,78,5
Zonder inkomen/overig5,48,47,3

B.1c Voornaamste inkomensbron van 25- tot 55-jarigen in 2022 naar ervaren gezondheid in 2012
Goed (%) Gaat wel (%)Slecht (%)
Werknemer72,152,620,0
Zelfstandige15,49,94,5
Ontvanger uitkering ziekte/arbeidsongeschiktheid2,815,938,5
Ontvanger bijstandsuitkering1,37,922,1
Overige ontvanger uitkering3,66,58,0
Zonder inkomen/overig4,87,26,9

B.2a Voornaamste inkomensbron van 25- tot 55-jarigen in 2012 naar ervaren gezondheid in 2012 en onderwijsniveau
Goed (%) Gaat wel (%)Slecht (%)
Basisonderwijs of vmbo-diplomaWerknemer/zelfstandige79,053,819,8
Basisonderwijs of vmbo-diplomaUitkering11,334,572,3
Basisonderwijs of vmbo-diplomaZonder inkomen/overig9,711,78,0
Mbo2-4, havo, vwo-diplomaWerknemer/zelfstandige88,668,231,1
Mbo2-4, havo, vwo-diplomaUitkering5,423,161,6
Mbo2-4, havo, vwo-diplomaZonder inkomen/overig6,28,57,2
Hbo, wo-diplomaWerknemer/zelfstandige90,677,442,7
Hbo, wo-diplomaUitkering3,614,952,1
Hbo, wo-diplomaZonder inkomen/overig5,87,75,2

B.2b Voornaamste inkomensbron van 25- tot 55-jarigen in 2017 naar ervaren gezondheid in 2012 en onderwijsniveau
Goed (%) Gaat wel (%)Slecht (%)
Basisonderwijs of vmbo-diplomaWerknemer/zelfstandige78,951,317,7
Basisonderwijs of vmbo-diplomaUitkering11,838,674,0
Basisonderwijs of vmbo-diplomaZonder inkomen/overig9,310,28,2
Mbo2-4, havo, vwo-diplomaWerknemer/zelfstandige89,166,824,9
Mbo2-4, havo, vwo-diplomaUitkering6,025,768,6
Mbo2-4, havo, vwo-diplomaZonder inkomen/overig4,77,56,6
Hbo, wo-diplomaWerknemer/zelfstandige92,176,337,1
Hbo, wo-diplomaUitkering4,117,555,9
Hbo, wo-diplomaZonder inkomen/overig3,86,47,0

B.2c Voornaamste inkomensbron van 25- tot 55-jarigen in 2022 naar ervaren gezondheid in 2012 en onderwijsniveau
Goed (%) Gaat wel (%)Slecht (%)
Basisonderwijs of vmbo-diplomaWerknemer/zelfstandige78,751,919,3
Basisonderwijs of vmbo-diplomaUitkering13,439,472,9
Basisonderwijs of vmbo-diplomaZonder inkomen/overig7,98,87,7
Mbo2-4, havo, vwo-diplomaWerknemer/zelfstandige88,666,927,6
Mbo2-4, havo, vwo-diplomaUitkering6,926,866,7
Mbo2-4, havo, vwo-diplomaZonder inkomen/overig4,46,45,5
Hbo, wo-diplomaWerknemer/zelfstandige91,776,637,4
Hbo, wo-diplomaUitkering4,918,556,4
Hbo, wo-diplomaZonder inkomen/overig3,45,06,2

B.3a Recent arbeidsverleden in 2012 van 25- tot 55-jarigen naar ervaren gezondheid in 2012
Goed (%) Gaat wel (%)Slecht (%)
Voortdurend gewerkt in de afgelopen 4 jaar74,854,124,4
3 tot 4 jaar10,610,37,7
2 tot 3 jaar5,16,78,2
1 tot 2 jaar2,65,48,4
1 jaar of minder2,05,29,1
Niet gewerkt in de afgelopen 4 jaar4,918,442,2

B.3b Recent arbeidsverleden in 2017 van 25- tot 55-jarigen naar ervaren gezondheid in 2012
Goed (%) Gaat wel (%)Slecht (%)
Voortdurend gewerkt in de afgelopen 4 jaar78,553,618,4
3 tot 4 jaar8,17,64,8
2 tot 3 jaar4,05,53,5
1 tot 2 jaar2,34,55,3
1 jaar of minder1,94,86,1
Niet gewerkt in de afgelopen 4 jaar5,324,062,0

B.3c Recent arbeidsverleden in 2022 van 25- tot 55-jarigen naar ervaren gezondheid in 2012
Goed (%) Gaat wel (%)Slecht (%)
Voortdurend gewerkt in de afgelopen 4 jaar80,955,222,2
3 tot 4 jaar6,46,83,1
2 tot 3 jaar3,24,41,8
1 tot 2 jaar1,93,13,6
1 jaar of minder1,73,74,9
Niet gewerkt in de afgelopen 4 jaar5,926,764,4

B.4a Arbeidsrelatie in 2012 van 25- tot 55-jarigen naar ervaren gezondheid in 2012
Goed (%) Gaat wel (%)Slecht (%)
Werknemer, vast dienstverband66,464,864,3
Werknemer, flexibel dienstverband19,722,119,5
Zelfstandige13,913,116,2

B.4b Arbeidsrelatie in 2017 van 25- tot 55-jarigen naar ervaren gezondheid in 2012
Goed (%) Gaat wel (%)Slecht (%)
Werknemer, vast dienstverband66,463,253,0
Werknemer, flexibel dienstverband17,320,724,9
Zelfstandige16,316,222,1

B.4c Arbeidsrelatie in 2022 van 25- tot 55-jarigen naar ervaren gezondheid in 2012
Goed (%) Gaat wel (%)Slecht (%)
Werknemer, vast dienstverband70,768,859,9
Werknemer, flexibel dienstverband11,315,120,4
Zelfstandige18,016,119,7

B.5a Persoonlijk inkomen in 2012 van 25- tot 55-jarigen naar ervaren gezondheid in 2012
Goed (%) Gaat wel (%)Slecht (%)
1e (laagste) inkomensgroep10,314,819,3
2e inkomensgroep17,130,345,9
3e inkomensgroep29,627,620,1
4e (hoogste) inkomensgroep38,920,79,1
Inkomen onbekend4,16,65,6

B.5b Persoonlijk inkomen in 2017 van 25- tot 55-jarigen naar ervaren gezondheid in 2012
Goed (%) Gaat wel (%)Slecht (%)
1e (laagste) inkomensgroep8,714,420,1
2e inkomensgroep15,830,147,9
3e inkomensgroep27,725,918,2
4e (hoogste) inkomensgroep43,822,87,6
Inkomen onbekend4,06,86,2

B.5c Persoonlijk inkomen in 2022 van 25- tot 55-jarigen naar ervaren gezondheid in 2012
Goed (%) Gaat wel (%)Slecht (%)
1e (laagste) inkomensgroep8,915,022,2
2e inkomensgroep16,130,847,0
3e inkomensgroep26,825,517,5
4e (hoogste) inkomensgroep44,822,97,4
Inkomen onbekend3,45,85,8

B.6a Voornaamste inkomensbron van 25- tot 55-jarigen naar functiebeperkingen in horen in 2012
Geen beperking (%)Wel een beperking (%)
Werknemer71,842,2
Zelfstandige11,16,0
Ontvanger uitkering ziekte/
arbeidsongeschiktheid
3,015,6
Ontvanger bijstandsuitkering2,916,5
Overige ontvanger uitkering4,010,6
Zonder inkomen/overig7,39,3

B.6b Voornaamste inkomensbron van 25- tot 55-jarigen naar functiebeperkingen in zien in 2012
Geen beperking (%)Wel een beperking (%)
Werknemer72,147,5
Zelfstandige11,17,4
Ontvanger uitkering ziekte/
arbeidsongeschiktheid
2,911,7
Ontvanger bijstandsuitkering2,715,8
Overige ontvanger uitkering4,08,4
Zonder inkomen/overig7,29,3

B.6c Voornaamste inkomensbron van 25- tot 55-jarigen naar functiebeperkingen in bewegen in 2012
Geen beperking (%)Wel een beperking (%)
Werknemer73,131,4
Zelfstandige11,25,1
Ontvanger uitkering ziekte/
arbeidsongeschiktheid
2,224,4
Ontvanger bijstandsuitkering2,420,0
Overige ontvanger uitkering3,99,3
Zonder inkomen/overig7,29,7

B.7a Voornaamste inkomensbron in 2012 van 25- tot 55-jarigen naar risico op angst of depressie in 2012
Laag risico (%)Matig risico (%)Hoog risico (%)
Werknemer76,467,042,2
Zelfstandige11,910,05,6
Ontvanger uitkering ziekte/
arbeidsongeschiktheid
1,14,717,3
Ontvanger bijstandsuitkering1,34,216,4
Overige ontvanger uitkering3,05,69,0
Zonder inkomen/overig6,38,49,6

B.7b Voornaamste inkomensbron in 2017 van 25- tot 55-jarigen naar risico op angst of depressie in 2012
Laag risico (%)Matig risico (%)Hoog risico (%)
Werknemer74,365,840,1
Zelfstandige14,511,87,5
Ontvanger uitkering
ziekte/arbeidsongeschiktheid
1,76,219,8
Ontvanger bijstandsuitkering1,34,216,8
Overige ontvanger uitkering35,18,2
Zonder inkomen/overig5,26,87,5

B.7c Voornaamste inkomensbron in 2022 van 25- tot 55-jarigen naar risico op angst of depressie in 2012
Laag risico (%)Matig risico (%)Hoog risico (%)
Werknemer72,46541,7
Zelfstandige15,8137,8
Ontvanger uitkering
ziekte/arbeidsongeschiktheid
2,67,822,1
Ontvanger bijstandsuitkering1,13,614,7
Overige ontvanger uitkering3,44,87,3
Zonder inkomen/overig4,75,86,3