Auteur: Math Akkermans, Rianne Kloosterman

Gediscrimineerd gevoeld?

Over deze publicatie

Ruim 1 op de 10 Nederlanders (11 procent) van 15 jaar of ouder zegt in 2021 dat hij of zij zich in de afgelopen 12 maanden gediscrimineerd heeft gevoeld. Dat zijn omgerekend ruim 1,6 miljoen mensen. Vrouwen ervoeren iets vaker discriminatie dan mannen, jongere leeftijdsgroepen vaker dan oudere, en homoseksuelen en biseksuelen vaker dan heteroseksuelen. Van de personen met een Marokkaanse, Surinaamse of Nederlands-Caribische herkomst voelden zich 3 op 10 of meer gediscrimineerd. De meest genoemde grond voor discriminatie was ras of huidskleur. Daarna komt discriminatie op grond van nationaliteit. De meest voorkomende manier waarop slachtoffers zich gediscrimineerd voelden is ongelijke behandeling, gevolgd door discriminerende opmerkingen. Minder dan 1 op de 10 mensen die zich in de afgelopen 12 maanden gediscrimineerd voelden heeft dit ergens gemeld.

1. Inleiding

Heeft u zich in de afgelopen 12 maanden gediscrimineerd gevoeld? Op grond waarvan heeft u zich  gediscrimineerd gevoeld? Op welke manier heeft u zich gediscrimineerd gevoeld? Heeft u deze discriminatie gemeld?

Deze vier vragen zijn in de internetenquête van de Veiligheidsmonitor 2021 aan 173 duizend inwoners van Nederland van 15 jaar en ouder gesteld. Op basis van hun antwoorden schetst dit  artikel de discriminatie die in Nederland wordt ervaren. 

Het is voor het eerst dat het thema discriminatie in de tweejaarlijkse Veiligheidsmonitor is onderzocht. Aanleiding hiervoor is de maatschappelijke en politieke urgentie: discriminatie is steeds meer onderwerp van discussie in de samenleving. Denk bijvoorbeeld aan berichtgeving over etnisch profileren door de politie op straat, het institutioneel discrimineren door de Belastingdienst bij de toeslagenaffaire, het discrimineren van mensen op grond van godsdienst of levensovertuiging, en de achterstelling van bepaalde bevolkingsgroepen op de arbeidsmarkt.
Ook op de politieke agenda neemt discriminatie een steeds prominentere plaats in. Zo heeft het kabinet Rutte III de aanpak van discriminatie tot een speerpunt van beleid gemaakt. Deze kabinetsaanpak zal in de komende jaren haar vruchten moeten afwerpen. De aanpak bestaat onder andere uit het nemen van infrastructurele maatregelen (bijvoorbeeld het verbeteren van de toegankelijkheid van antidiscriminatievoorzieningen zoals meldpunten), maatregelen op bepaalde terreinen (bijvoorbeeld de arbeidsmarkt), en specifieke maatregelen die tot doel hebben om een bepaald type discriminatie te bestrijden. Bij deze laatste maatregelen gaat het onder andere om het tegengaan van moslimdiscriminatie, discriminatie op grond van seksuele gerichtheid en discriminatie op grond van beperkingen of handicap (Kamerbrief Kabinetsaanpak van discriminatie, 2020).

In dit artikel gaat het om ervaren discriminatie, dat wil zeggen de mate waarin mensen zelf het gevoel hebben gediscrimineerd te zijn. Ervaren discriminatie hoeft niet altijd overeen te komen met feitelijke discriminatie: ‘het nadelig behandelen van personen omdat zij behoren tot een bepaalde groepering of tot een bepaalde groepering worden gerekend’ (Köbben 1985; Veenman 1990, 2003). Maar ook wanneer er geen feitelijke discriminatie aan ervaren discriminatie ten grondslag ligt, is de ervaring op zichzelf voldoende om te zorgen voor effecten op gedrag en gevoelens van mensen. 
Mensen kunnen letterlijk ziek worden van het ervaren van discriminatie: zo tonen diverse studies een verband aan tussen het ervaren van discriminatie en depressie (Klonoff et al. 2000; Schmitt et al. 2002; Liebkind en Jasinskaja-Lahti 2000). Mensen die discriminatie ervaren kampen met een lager zelfbeeld (Branscombe et al. 1999; Swim et al. 2001) en voelen zich onveiliger in bepaalde situaties (Andriessen et al. 2014).

Ook deze gevoelens van onveiligheid zijn in de Veiligheidsmonitor 2021 gemeten. In dit artikel wordt daarom, naast ervaren discriminatie op zichzelf, ook de samenhang tussen ervaren discriminatie en onveiligheidsgevoelens beschreven.  

Aangezien het thema discriminatie in de Veiligheidsmonitor 2021 voor het eerst onderzocht is, kan geen vergelijking in de tijd worden gemaakt. Met ingang van de volgende editie in 2023 zal dit voor het eerst mogelijk zijn.  

Een werkgever mag bovendien geen onderscheid maken op grond van arbeidsduur (voltijd- of deeltijdwerk) en op grond van het soort contract (tijdelijk of vast). Werkgerelateerde discriminatie is niet alleen in de Veiligheidsmonitor maar ook in de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) onderzocht (zie eind paragraaf 3). 

In het vervolg van dit artikel wordt in paragraaf 2 een algemeen beeld geschetst van de mate waarin inwoners van Nederland zich in 2021 gediscrimineerd voelden en op welke gronden dat het meest gebeurde. Daarna wordt in paragraaf 3 ingezoomd op enkele discriminatiegronden en wordt beschreven in welke mate verschillende bevolkingsgroepen op deze gronden discriminatie ervaren. Paragraaf 4 beschrijft regionale verschillen in het ervaren van discriminatie. Paragraaf 5 beschrijft op welke manieren discriminatie zich manifesteert en in welke mate verschillende bevolkingsgroepen hiermee te maken hebben. In paragraaf 6 staat het melden van discriminatie centraal. Vervolgens wordt de relatie tussen discriminatie en onveiligheidsgevoelens onderzocht (paragraaf 7). Afgesloten wordt met de belangrijkste conclusies. 

2. Discriminatie: algemeen beeld

Ruim 1 op de 10 inwoners van Nederland van 15 jaar of ouder (11 procent) zegt in 2021 dat hij of zij zich in de afgelopen 12 maanden gediscrimineerd heeft gevoeld. Dat zijn omgerekend ruim 1,6 miljoen mensen.

Ruim 3 op de 10 mensen met Marokkaanse herkomst voelden zich gediscrimineerd 

Vrouwen ervoeren iets vaker discriminatie dan mannen, jongere leeftijdsgroepen vaker dan oudere, en homoseksuelen en biseksuelen vaker dan heteroseksuelen. Van degenen met Marokko als herkomst1) voelden 3,5 op de 10 zich gediscrimineerd en van degenen met een Surinaamse of Nederlands-Caribische achtergrond ongeveer 3 op de 10. Van de personen met herkomst overig Afrika en overig Azië gaven 2,5 op de 10 dit aan. Van de personen met een Nederlandse herkomst voelde minder dan 1 op de 10 zich gediscrimineerd.  Behalve naar (etnische) herkomst is ook gekeken naar nationaliteit, het staatsburgerschap zoals geregistreerd in het paspoort of identiteitsbewijs. Van de inwoners met de Marokkaanse nationaliteit gaven bijna 4 op de 10 aan zich in de afgelopen 12 maanden gediscrimineerd te hebben gevoeld (zie maatwerktabel). Van de Chinezen zeiden dit 3,5 op de 10, van de Brazilianen en van de Indonesiërs 3 op de 10.
Wat godsdienst of levensbeschouwing betreft voelden 3 op de 10 islamieten zich gediscrimineerd, (ruim) 2 op de 10 joden, hindoes en boeddhisten, en (minder dan) 1 op de 10 rooms-katholieken en protestanten of gelovigen van een andere Christelijke kerk.

2.1.1 Ervaren discriminatie naar kenmerken, 2021
 voorkolom (%)
Totaal11,2
GeslachtMannen10,6
GeslachtVrouwen11,8
Leeftijd15 tot 25 jaar14,2
Leeftijd25 tot 45 jaar15,8
Leeftijd45 tot 65 jaar10,4
Leeftijd65 jaar of ouder4,7
Seksuele oriëntatieHomo's23,5
Seksuele oriëntatieLesbiennes22
Seksuele oriëntatieBiseksuele mannen18,2
Seksuele oriëntatieBiseksuele vrouwen20,5
Seksuele oriëntatieHetero mannen9,7
Seksuele oriëntatieHetero vrouwen11,1
Herkomst1)Nederland7,7
Herkomst1)Europa (exclusief Nederland)14,8
Herkomst1)Turkije27,4
Herkomst1)Marokko34,6
Herkomst1)Suriname29,8
Herkomst1)Nederlands-Caribisch gebied33
Herkomst1)Indonesië12,1
Herkomst1)Overig Afrika24,4
Herkomst1)Overig Azië24,9
Herkomst1)Overig Amerika en Oceanië19,5
Geloof of levensovertuigingGeen religie of levensbeschouwing9,4
Geloof of levensovertuigingRooms-Katholieke kerk8,3
Geloof of levensovertuigingProtestantse of andere Christelijke kerk/groep10
Geloof of levensovertuigingIslam29,8
Geloof of levensovertuigingJodendom23,4
Geloof of levensovertuigingHindoeisme23,4
Geloof of levensovertuigingBoeddhisme20,6
Geloof of levensovertuigingAndere religie of levensbeschouwing15,2
1) Gebaseerd op land waar persoon zelf of diens ouder(s) geboren is/zijn.
 

Ras/huidskleur meest genoemde grond van discriminatie

Discriminatie kan op een of meerdere gronden zijn ervaren. Van alle inwoners van Nederland voelden de meesten (4 procent) zich gediscrimineerd op grond van hun ras of huidskleur. Daarna volgen discriminatie op grond van nationaliteit (3 procent), geslacht, leeftijd, en godsdienst of levensovertuiging (alle 2 procent). De overige gronden voor discriminatie werden door 1 procent of minder van de Nederlanders genoemd. Drie procent zei dat ze zich gediscrimineerd voelden op basis  van een andere, niet nader genoemde gronden. 

Van de Nederlanders die in 2021 een of meerdere ervaringen met discriminatie hebben gehad ging het bij ruim een op de drie (36 procent) om discriminatie op grond van ras of huidskleur. Bij 27 procent ging het om nationaliteit, bij 20 procent om geslacht en bij 17 procent om respectievelijk leeftijd of godsdienst/levensovertuiging. Bij minder dan 10 procent betrof het de overige bevraagde discriminatiegronden. Bij een substantieel deel, ruim 20 procent, ging het om andere, niet nader genoemde gronden. Mogelijk gaat het hier vaak om discriminatie die ervaren wordt als gevolg van de coronamaatregelen, zoals het moeten tonen van een coronatoegangsbewijs en de verplichting tot het dragen van mondkapjes. Uit cijfers van instanties die meldingen van discriminatie registreren blijkt dat een aanzienlijk deel van de meldingen in 2021 hiermee te maken had (zie ook paragraaf 8.2).

2.1.2 Ervaren discriminatie naar grond, 20211)
 Nederlandse bevolking totaal (%)Nederlandse bevolking met discriminatie-ervaring (%)
Gediscrimineerd gevoeld11,2
op grond van:
Ras, huidskleur4,136,3
Nationaliteit3,026,6
Geslacht2,220,1
Leeftijd1,917,1
Godsdienst of levensovertuiging1,816,5
Politieke overtuiging1,19,5
Handicap of chronische ziekte0,98,2
Seksuele oriëntatie0,98,0
Arbeidsduur (fulltime of parttime)0,54,3
Burgerlijke staat0,54,2
Soort contract (vast of tijdelijk)0,44,0
Transgender zijn0,10,7
Anders2,623,0
1) Er waren meerdere antwoorden mogelijk op de vraag op grond waarvan men zich gediscrimineerd heeft gevoeld in de afgelopen 12 maanden.

1) De herkomst is bepaald op basis van het land waar de persoon zelf of diens ouder(s) geboren is/zijn. Voor meer informatie over de nieuwe herkomstindeling zie de publicatie Nieuwe indeling bevolking naar herkomst. Vervanging van indeling naar migratieachtergrond en westers/niet-westers (CBS, 2022).

3. Gronden van discriminatie

Van de gronden van discriminatie wordt een zestal (ras/huidskleur, nationaliteit, geslacht, leeftijd, seksuele oriëntatie en godsdienst/levensovertuiging) in de paragrafen 3.1 tot en met 3.6 nader uitgesplitst naar bevolkingsgroepen. In paragraaf 3.7 wordt een voorbeeld gegeven hoe discriminatie op meerdere gronden tegelijk kan voorkomen.

3.1 Ras/huidskleur

Mensen met een Surinaamse of Nederlands-Caribische herkomst ervaren vaakst discriminatie op grond van ras/huidskleur

Ruim een kwart van de personen met een Nederlands-Caribische en met een Surinaamse herkomst voelden zich in 2021 gediscrimineerd op grond van hun ras of huidskleur. Van degenen in deze herkomstgroepen die in 2021 discriminatie ervoeren, zei meer dan 80 procent dat dit was vanwege hun ras of huidskleur.

3.1.1 Ervaren discriminatie op grond van ras of huidskleur, 20211)
 Nederlandse bevolking totaal (%)Nederlandse bevolking met discriminatie-ervaring (%)
Nederlands-Caribisch gebied27,081,8
Suriname26,288,0
Marokko22,063,7
Overig Azië18,373,6
Overig Afrika18,274,8
Turkije14,653,4
Overig Amerika en Oceanië9,749,6
Indonesië7,058,3
Europa (exclusief Nederland)2,517,2
Nederland1,216,2
1) Leesvoorbeeld: Van de personen met als herkomst Nederlands-Caribisch gebied voelde 27 procent zich in 2021 gediscrimineerd. Van de personen met als herkomst Nederlands-Caribisch gebied die in 2021 discriminatie hadden ervaren, ervoer (afgerond) 82 procent discriminatie op grond van ras of huidskleur.

3.2 Nationaliteit

Brazilianen en Marokkanen het vaakst gediscrimineerd gevoeld op grond van nationaliteit

Brazilianen (30 procent), Marokkanen (27 procent), en ook Chinezen, Hongaren en Polen (alle drie rond de 25 procent) voelden zich in 2021 het vaakst gediscrimineerd op grond van hun nationaliteit2). Na Nederlanders, kwam dit bij Belgen en mensen met een Indiaas paspoort relatief het minst vaak voor.

3.2.1 Ervaren discriminatie op grond van nationaliteit1)2), 2021
 2021 (%)
Braziliaans29,7
Marokkaans27,0
Chinees25,1
Hongaars24,3
Pools24,3
Indonesisch17,9
Portugees15,8
Turks15,6
Grieks14,5
Bulgaars13,8
Russisch13,8
Italiaans13,5
Spaans12,7
Amerikaans12,5
Roemeens11,9
Brits10,2
Duits9,2
Syrisch8,3
Frans8,2
Belgisch6,3
Indiaas5,8
Nederlands2,3
1) Weergegeven zijn de nationaliteiten met minimaal 100 waarnemingen. 2) Cijfers over de ervaren discriminatie van de Nederlandse bevolking met discriminatie-ervaring die zijn opgenomen in de andere figuren van paragraaf 3 ontbreken hier i.v.m. te weinig waarnemingen.

3.3 Geslacht

Van alle mannen voelde 1 procent zich in 2021 gediscrimineerd op grond van hun sekse, tegen 3 procent van alle vrouwen.
Van de mannen met discriminatie-ervaring zei 10 procent dat dit was op grond van hun geslacht. Van de vrouwen met discriminatie-ervaring gaf bijna 30 procent dit aan.

Jonge vrouwen ervaren het vaakst discriminatie op grond van geslacht

Jonge vrouwen voelden zich het vaakst gediscrimineerd op grond van geslacht: 6 procent van alle 15- tot 25-jarige vrouwen gaf dit aan (zie maatwerktabel). Van de jonge vrouwen met discriminatie-ervaring zei 40 procent dat dit was op grond van hun geslacht.

3.3.1 Ervaren discriminatie op grond van geslacht, 2021
voorkolomNederlandse bevolking totaal (%)Nederlandse bevolking met discriminatie-ervaring (%)
Mannen1,110,3
Vrouwen3,428,7

3.4 Leeftijd

Het percentage van de totale bevolking dat zich in 2021 gediscrimineerd voelde op grond van leeftijd ligt in alle leeftijdsgroepen rond de 2 procent. Onder degenen met discriminatie-ervaring vallen de 65-plussers op. Van hen zei ruim 1 op de 3 dat het ging om leeftijdsdiscriminatie. Bij de andere leeftijdsgroepen varieert dit van bijna 10 procent tot ruim 20 procent.  Er is weinig verschil tussen 65-plus-mannen en -vrouwen op dit punt (zie maatwerktabel). 

3.4.1 Ervaren discriminatie op grond van leeftijd, 2021
voorkolomNederlanse bevolking totaal (%)Nederlandse bevolking met discriminatie-ervaring (%)
15 tot 25 jaar2,618,2
25 tot 45 jaar1,59,3
45 tot 65 jaar2,120,6
65 jaar of ouder1,737,3

3.5 Seksuele oriëntatie

Homo’s voelen zich het vaakst gediscrimineerd op grond van hun seksuele oriëntatie: 17 procent van hen gaf dit aan, van de lesbiennes 12 procent. Bij de biseksuele mannen en vrouwen bedroegen deze percentages respectievelijk 7 en 6.
Van de homo’s met discriminatie-ervaring zeiden meer dan 7 op de 10 dat dit kwam door hun seksuele oriëntatie. Van de lesbiennes met discriminatie-ervaring gaf meer dan de helft dit aan. 

3.5.1 Ervaren discriminatie op grond van seksuele oriëntatie, 2021
 Nederlandse bevolking totaal (%)Nederlandse bevolking met discriminatie-ervaring (%)
Homo's17,172,8
Lesbiennes12,255,4
Biseksuele mannen7,440,9
Biseksuele vrouwen5,727,6
Hetero mannen 0,33,0
Hetero vrouwen0,11,1

3.6 Godsdienst of levensovertuiging

De verschillen in ervaren discriminatie naar geloof of levensovertuiging zijn relatief groot. 
Van de islamieten voelde zich 18 procent gediscrimineerd op grond van hun geloof en van de joden  16 procent. Van de hindoes ervoer 4 procent en van de boeddhisten 2 procent discriminatie. Minder dan 1 procent van de rooms-katholieken en van de personen zonder religie of levensbeschouwing voelden zich in 2021 gediscrimineerd op grond van godsdienst of levensbeschouwing (dan wel op grond van het niet hebben hiervan). 
Van de islamieten met discriminatie-ervaring zeiden meer dan 6 op de 10 dat dit was op grond van hun geloof. Van degenen met een protestants of ander Christelijk geloof die zich in 2021 gediscrimineerd voelden zeiden ruim 2 op de 10 dit.  

3.6.1 Ervaren discriminatie op grond van geloof of levensovertuiging, 2021
 Nederlandse bevolking totaal (%)Nederlandse bevolking met discriminatie-ervaring (%)
Islam18,361,5
Jodendom1)16,0
Hindoeisme3,916,5
Boeddhisme2,311,0
Protestantse of andere Christelijke kerk/groep2,222,2
Rooms-Katholieke kerk0,67,4
Geen religie of levensbeschouwing0,33,0
Andere religie of levensbeschouwing2,315,3
1) Voor Jodendom ontbreken cijfers over de Nederlandse bevolking met discriminatie-ervaring i.v.m. te weinig waarnemingen.

3.7 Ervaren discriminatie op meerdere gronden tegelijk

Mensen kunnen meerdere sociale identiteiten tegelijk hebben. Iemand kan zich bijvoorbeeld identificeren als man, oudere, homoseksueel, Marokkaan en islamiet. Op grond van een of meer van deze sociale identiteiten kan discriminatie worden ervaren. 

Nadere analyse wijst uit dat islamieten bijvoorbeeld zich ongeveer even vaak gediscrimineerd voelden op grond van hun ras/huidskleur en nationaliteit als op grond van hun geloof. Hindoes ervoeren meer discriminatie op grond van ras/huidskleur dan op grond van godsdienst. En boeddhisten voelden zich vaker gediscrimineerd op grond van ras/huidskleur en nationaliteit dan op grond van geloof.

3.7.1 Ervaren discriminatiegronden naar geloof of levensovertuiging, 2021
voorkolomRooms-Katholieke kerk (%)Protestantse of andere Christelijke kerk of groep (%)Islam (%)Jodendom (%)Hindoeisme (%)Boeddhisme (%)
Ras of huidskleur2,73,317,87,320,612,5
Nationaliteit2,21,816,85,04,78,0
Geslacht1,41,52,53,12,83,2
Leeftijd1,71,61,63,52,44,6
Seksuele oriëntatie0,50,50,55,70,32,7
Geloof of levensovertuiging0,62,218,316,03,92,3
 
2) Aantallen naar nationaliteit kunnen fors verschillen van aantallen naar herkomstland. Zo telde Nederland per 1 januari 2021 ongeveer 7 duizend personen met Surinaamse nationaliteit en 358 duizend personen met Surinaamse herkomst (CBS StatLine, 2022a en 2022b). Vanwege dit relatief kleine aantal personen met Surinaamse nationaliteit en overeenkomstige kleine aantal waarnemingen ontbreekt Suriname hier in de lijst van nationaliteiten bijvoorbeeld.

4. Regionale verschillen

In westen en midden van Nederland vaakst discriminatie ervaren

In grote lijnen ervaren de mensen in het westen en midden van ons land het vaakst discriminatie, de mensen in het noordoosten het minst vaak, en neemt het zuiden een tussenpositie in.

Van de provincies is het percentage dat zich gediscrimineerd voelde met respectievelijk 15 en 14 procent het hoogst in Flevoland en Zuid-Holland (zie maatwerktabel), waarbij in deze laatste provincie het COROP-gebied agglomeratie ’s Gravenhage met 17 procent het hoogste percentage mensen met discriminatie-ervaring telt. In de provincie Noord-Holland heeft de agglomeratie Groot-Amsterdam met 16 procent een vergelijkbaar percentage inwoners met discriminatie-ervaring. 

Het laagst is het percentage dat zich gediscrimineerd voelde in de provincies Overijssel (8 procent), Friesland (8 procent) en Drenthe (7 procent), met binnen deze laatste provincie het COROP-gebied Noord-Drenthe met het laagste percentage mensen met discriminatie-ervaring (6 procent).

4.1.1 Ervaren discriminatie naar COROP-gebied, 2021
COROP (%)
Oost-Groningen7,8
Delfzijl en omgeving10,6
Overig Groningen10,0
Noord-Friesland7,6
Zuidwest-Friesland7,0
Zuidoost-Friesland9,2
Noord-Drenthe6,2
Zuidoost-Drenthe8,2
Zuidwest-Drenthe7,0
Noord-Overijssel7,9
Zuidwest-Overijssel7,0
Twente8,6
Veluwe9,7
Achterhoek7,7
Arnhem/Nijmegen9,8
Zuidwest-Gelderland11,6
Utrecht11,5
Kop van Noord-Holland9,8
Alkmaar en omgeving9,5
IJmond10,3
Agglomeratie Haarlem11,9
Zaanstreek13,0
Groot-Amsterdam15,8
Het Gooi en Vechtstreek10,5
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek10,6
Agglomeratie s-Gravenhage16,8
Delft en Westland11,5
Oost-Zuid-Holland10,4
Groot-Rijnmond15,1
Zuidoost-Zuid-Holland11,6
Zeeuwsch-Vlaanderen8,3
Overig Zeeland9,9
West-Noord-Brabant10,9
Midden-Noord-Brabant11,1
Noordoost-Noord-Brabant8,3
Zuidoost-Noord-Brabant9,6
Noord-Limburg10,2
Midden-Limburg7,1
Zuid-Limburg11,0
Flevoland14,9

Hoe meer verstedelijking, des te meer ervaren discriminatie

In de stad is het percentage mensen dat discriminatie ervaart (ruim) twee keer zo groot als op het platteland. In zeer sterk verstedelijkte gemeenten bedroeg het percentage dat zich in 2021 gediscrimineerd voelde 16 procent, tegen 8 procent in niet-stedelijke gemeenten. De verschillen tussen stad en platteland zijn het grootst als het gaat om discriminatie die ervaren wordt op grond van ras of huidskleur en op grond van nationaliteit.

4.1.2 Ervaren discriminatie naar stedelijkheid1), 2021
 Zeer sterk stedelijk (%)Sterk stedelijk (%)Matig stedelijk (%)Weinig stedelijk (%)Niet stedelijk (%)
Gediscrimineerd totaal:16,011,68,77,97,6
op grond van:
Ras of huidskleur7,34,22,52,01,6
Nationaliteit5,33,01,91,61,0
Geslacht3,62,21,81,41,3
Leeftijd2,62,01,71,31,4
Seksuele oriëntatie1,51,00,70,50,4
Godsdienst of levensovertuiging2,81,81,51,30,9
1) Het gaat om de stedelijkheidsgraad van de gemeente waar men woont.

5. Manier van discriminatie

Van de mensen die zich in 2021 gediscrimineerd voelden zeiden de meesten – bijna 60 procent – dat dit (onder andere) kwam door het ervaren van ongelijke behandeling, benadeling of het voortrekken van bepaalde groepen. Bijna 4 op de 10 zeiden dat dit (ook) door discriminerende opmerkingen kwam en ruim 3 op de 10 gaven aan dat ze zich (ook) gediscrimineerd voelden door een negatief beeld of stigmatisering, bijvoorbeeld in de media.

5.1.1 Manier waarop gediscrimineerd in afgelopen 12 maanden, 20211)
 2021 (% personen met discriminatie-ervaring)
Ongelijke behandeling/benadeling/voortrekken van bepaalde groepen59,2
Discriminerende opmerkingen39,4
Negatief beeld/stigmatisering (b.v. in de media)33,6
Negeren/uitsluiten25,9
Het was meer een gevoel dan dat er wat gebeurde17,2
Roddels13,6
Bedreiging5,9
Geweld/agressief gedrag5,3
Vernieling/beschadiging van eigendommen2,3
Anders8,8
1) Meerdere antwoorden mogelijk.
 

Homo’s ervaren vooral discriminerende opmerkingen

De meeste onderscheiden bevolkingsgroepen voelden zich vaker gediscrimineerd door ongelijke behandeling, benadeling, voortrekken van bepaalde groepen dan door discriminerende opmerkingen. Enkele groepen (jongeren, lesbiennes, personen met als herkomst Marokko en Caribisch Nederland, islamieten en boeddhisten) worden met beide manier van discriminatie ongeveer even vaak geconfronteerd. Personen met als herkomst overig Azië en vooral homo’s zijn de enige groepen die vaker met discriminerende opmerkingen werden geconfronteerd dan met ongelijke behandeling.

5.1.2 Ongelijke behandeling en discriminerende opmerkingen naar kenmerken1)2), 2021
 Ongelijke behandelingDiscriminerende opmerkingen
TOTAAL59,239,4
Mannen60,037,4
Vrouwen58,541,1
15 tot 25 jaar56,956,8
25 tot 45 jaar63,142,3
45 tot 65 jaar58,829,5
65 jaar of ouder47,724,3
Homo's41,868,0
Lesbiennes52,857,0
Biseksuele mannen58,752,1
Biseksuele vrouwen65,453,1
Hetero mannen63,833,5
Hetero vrouwen60,439,1
Nederland61,928,8
Europa (exclusief Nederland)56,239,5
Turkije54,450,0
Marokko57,158,0
Suriname65,951,4
Nederlands-Caribisch gebied55,859,3
Indonesië59,141,8
Overig Afrika63,248,6
Overig Azië47,159,3
Overig Amerika en Oceanië59,248,3
Geen religie61,237,7
Rooms-Katholiek56,534,3
Protestants/Christelijk59,535,2
Islam58,154,3
Hindoeisme68,448,2
Boeddhisme50,156,3
Andere religie of levensbeschouwing59,436,9
1) Bij het kenmerk godsdienst of levensovertuiging ontbreekt de categorie Jodendom i.v.m. te weinig waarnemingen. 2) De cijfers van de kenmerken nationaliteit, werk en burgerlijke staat zijn beschikbaar in de maatwerktabel.

6. Melding van discriminatie

Bijna 1 op de 10 mensen die zich in de afgelopen 12 maanden gediscrimineerd voelden heeft dit gemeld bij een of meer instanties. Drie procent meldde het bij de eigen werkgever of opleiding, 2 procent bij de politie, 1 procent bij een meldpunt voor discriminatie, en minder dan een half procent bij het College voor de Rechten van de Mens.

6.1.1 Melding ervaren discriminatie, 20211)
 2021 (% personen met discriminatie-ervaring)
Gemeld totaal9,1
bij volgende instanties:
Mijn werkgever / opleiding3,4
Politie2,4
Een meldpunt voor discriminatie1,1
College voor de Rechten van de Mens0,3
Andere instantie3,4
1) Bij het noemen van instanties waren meerdere antwoorden mogelijk.

Meldingsbereidheid discriminatie het grootst onder biseksuele mannen

Bijna 1 op de 6 biseksuele mannen (16 procent) geeft aan de ervaren discriminatie ergens te hebben gemeld. Ook homo’s maken relatief vaak melding van wat hen overkomen is. Bij oudere leeftijdsgroepen is het percentage dat meldt hoger dan bij jongere. Tussen mannen en vrouwen bestaat weinig verschil in meldingsbereidheid.
Meldingen van discriminatie bij de politie werden het vaakst gedaan door homo’s (6 procent) en biseksuele mannen (5 procent).

6.1.2 Melding ervaren discriminatie naar kenmerken1), 2021
 voorkolomGemeld totaal (% personen met discriminatie-ervaring)Gemeld bij politie (% personen met discriminatie-ervaring)Gemeld bij werk/opleiding (% personen met discriminatie-ervaring)
Totaal9,12,43,4
GeslachtMannen9,13,03,0
GeslachtVrouwen9,01,93,8
Leeftijd15 tot 25 jaar7,41,63,5
Leeftijd25 tot 45 jaar8,32,43,7
Leeftijd45 tot 65 jaar10,92,73,8
Leeftijd65 jaar of ouder9,73,10,9
Seksuele oriëntatieHomo's10,26,32,2
Seksuele oriëntatieLesbiennes8,42,64,4
Seksuele oriëntatieBiseksuele mannen16,35,41,9
Seksuele oriëntatieBiseksuele vrouwen9,31,72,5
Seksuele oriëntatieHetero mannen8,12,13,1
Seksuele oriëntatieHetero vrouwen8,61,74,0
1) Cijfers voor de andere kenmerken zijn beschikbaar in de maatwerktabel.

7. Discriminatie en onveiligheidsgevoelens

Er bestaat een samenhang tussen het ervaren van discriminatie en gevoelens van onveiligheid. Van de mensen die zich in 2021 gediscrimineerd hebben gevoeld, zei 57 procent zich weleens onveilig te voelen, terwijl van de degenen zonder discriminatie-ervaring 30 procent zich weleens onveilig voelt. Van degenen met discriminatie-ervaring voelt 7 procent zich vaak onveilig, bij degenen zonder discriminatie-ervaring is dat 1 procent.

7.1.1 Samenhang onveiligheidsgevoelens en discriminatie-ervaring, 2021
voorkolomGeen discriminatie-ervaring (%)Wel discriminatie-ervaring (%)
Weleens onveilig 30,056,8
vaak onveilig1,37,2

Verschillen in onveiligheidsgevoelens het grootst bij gender gebonden discriminatie 

Discriminatie-ervaring die te maken heeft met gender, zoals transgender zijn, geslacht, seksuele oriëntatie, hangt het sterkst samen met het hebben van onveiligheidsgevoelens. Van de mensen die zich in 2021 gediscrimineerd voelden op grond van respectievelijk transgender zijn, geslacht of seksuele oriëntatie, voelt meer dan 70 procent zich weleens onveilig. Bij mensen met discriminatie-ervaring op grond van ras/huidskleur of op grond van nationaliteit daarentegen heeft ongeveer de helft weleens onveiligheidsgevoelens.  

7.1.2 Samenhang onveiligheidsgevoelens en discriminatie-ervaring naar grond, 2021
 Geen discriminatie-ervaring (% voelt zich weleens onveilig)Wel discriminatie-ervaring (% voelt zich weleens onveilig)
Transgender zijn33,073,2
Geslacht32,172,2
Seksuele oriëntatie32,772,1
Handicap32,770,7
Burgerlijke staat32,967,9
Leeftijd32,467,4
Soort contract32,965,8
Arbeidsduur32,964,4
Politieke voorkeur32,762,5
Geloof of levensovertuiging32,656,1
Ras, huidskleur32,252,3
Nationaliteit32,550,6

8. Conclusie

8.1 Samenvatting

In dit artikel wordt antwoord gegeven op de vraag in welke mate discriminatie in Nederland voorkomt, zowel in het algemeen als verbijzonderd naar verschillende bevolkingsgroepen. Ook wordt beschreven op welke gronden discriminatie plaatsvindt, op welke manieren de discriminatie zich manifesteert, en in welke mate melding ervan wordt gemaakt.

Ruim 1 op de 10 inwoners van Nederland (11 procent) van 15 jaar of ouder zegt in 2021 dat hij of zij zich in de afgelopen 12 maanden gediscrimineerd heeft gevoeld. Dat zijn omgerekend ruim 1,6 miljoen mensen.

Vrouwen ervoeren iets vaker discriminatie dan mannen, jongere leeftijdsgroepen vaker dan oudere, en lesbiennes, homo’s en biseksuelen vaker dan hetero’s. Van de personen met herkomst Marokko, Suriname en Caribisch Nederland voelden zich 3 op de 10 of meer gediscrimineerd. Van de personen uit overig Afrika en overig Azië gaf een kwart dit aan. Van de personen met een Nederlandse herkomst voelde minder dan 1 op de 10 zich gediscrimineerd. Qua nationaliteit voelden inwoners met de Marokkaanse nationaliteit (4 op de 10) en Chinezen (3,5 op de 10) zich in 2021 het vaakst gediscrimineerd. Wat betreft godsdienst of levensbeschouwing voelden islamieten (3 op de 10) zich het vaakst gediscrimineerd, gevolgd door joden, boeddhisten en hindoes (alle (ruim) 2 op de 10).

Discriminatie kan op een of meerdere gronden worden ervaren. De meest genoemde grond was ras of huidskleur (4 procent). Daarna volgen discriminatie op grond van nationaliteit (3 procent), geslacht, leeftijd, en godsdienst of levensovertuiging (alle 2 procent). De overige gronden voor discriminatie werden door 1 procent of minder van de Nederlanders genoemd.

In grote lijnen ervoeren de mensen in het westen en midden van ons land het vaakst discriminatie, de mensen in het noordoosten het minst vaak, en nam het zuiden een tussenpositie in. In de stad is het percentage mensen dat discriminatie ervoer (ruim) twee keer zo groot als op het platteland.

De meest voorkomende manier waarop slachtoffers zich gediscrimineerd voelden is ongelijke behandeling, benadeling of het voortrekken van bepaalde groepen. Dit was het geval bij bijna 6 op de 10 mensen die discriminatie ervoeren in het afgelopen jaar. Bijna 4 op de 10 zeiden dat dit (ook) door discriminerende opmerkingen kwam en ruim 3 op de 10 gaven aan dat ze zich (ook) gediscrimineerd voelden door een negatief beeld of stigmatisering, bijvoorbeeld in de media.

Bijna 1 op de 10 mensen die zich in de afgelopen 12 maanden gediscrimineerd voelden heeft dit gemeld bij een of meer instanties. Drie procent meldde het bij de eigen werkgever of opleiding, 2 procent bij de politie, 1 procent bij een meldpunt voor discriminatie, en minder dan een half procent bij het College voor de Rechten van de Mens.

Er bestaat een samenhang tussen het ervaren van discriminatie en gevoelens van onveiligheid. Van de mensen die zich in 2021 gediscrimineerd voelden, zei ruim de helft zich weleens onveilig te voelen, terwijl van de degenen zonder discriminatie-ervaring 30 procent zich weleens onveilig voelt.

8.2 Ander onderzoek en registratiecijfers discriminatie

SCP-onderzoek ‘Ervaren discriminatie in Nederland’

In 2013 en 2018 heeft het Sociaal en Cultureel Planbureau onderzoek gedaan naar de ervaren discriminatie van Nederlanders (Andriessen, Fernee en Wittebrood, 2014; Andriessen et al., 2020).  Door verschillen in vraagstelling en onderzoeksopzet zijn de uitkomsten van dit SCP-onderzoek niet zonder meer vergelijkbaar met de onderzoeksresultaten op basis van de Veiligheidsmonitor. Zo wordt in het SCP-onderzoek eerst aan de respondent gevraagd of ze in de afgelopen twaalf maanden  op een terrein geparticipeerd hebben, bijvoorbeeld ‘Heeft u in de afgelopen twaalf maanden betaald werk verricht?’. Vervolgens zijn voor elk terrein allerlei (negatieve) situaties geschetst die zich kunnen voordoen. Bijvoorbeeld: ‘Mijn tijdelijke contract is niet verlengd’, of ‘Ik ben ontslagen’. Bij elke situatie waarvan een respondent aangaf die meegemaakt te hebben werd vervolgens de vraag gesteld: ‘Denkt u dat dit te maken had met discriminatie?’, waarbij de respondent kon antwoorden met ‘ja’, ‘nee’, ‘ik twijfel of dit met discriminatie te maken had’. In de vragenlijst van de Veiligheidsmonitor daarentegen is de respondent enkel de vraag gesteld: ‘Heeft u zich in de afgelopen 12 maanden gediscrimineerd gevoeld?, met de antwoordmogelijkheden ‘ja’, ‘nee’, ‘geen antwoord’. Daarna is gevraagd op welke grond en op welke manier(en) de respondent zich in de afgelopen 12 maanden gediscrimineerd heeft gevoeld. Mogelijk is mede aan dit verschil in vraagstelling toe te schrijven dat het SCP-onderzoek een hogere prevalentie van ervaren discriminatie meet, namelijk 27 procent in 2018 (tegen 11 procent in 2021 in de Veiligheidsmonitor). De bevindingen met betrekking tot andere aspecten van ervaren discriminatie zoals de meest/minst getroffen doelgroepen, en meest/minst genoemde gronden en manieren van discriminatie komen in grote lijnen overeen.  Overigens concludeert het SCP dat de prevalentie van de ervaren discriminatie tussen 2013 en 2018 niet wezenlijk veranderd is.  

Rapport Discriminatie in Nederland 2021

Dit rapport geeft inzicht in de discriminatie-incidenten en -meldingen die in Nederland in 2021 door een officiële instantie zijn geregistreerd (Discriminatiecijfers in 2021, 2022). Het gaat om meldingen bij antidiscriminatievoorzieningen (ADV’s) van de gemeenten, door de politie geregistreerde discriminatie-incidenten, verzoeken om een oordeel en meldingen en vragen bij het College voor de Rechten van de Mens, gegevens van het Meldpunt internetdiscriminatie (MiND), en discriminatiecijfers van de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman.
De ADV’s van de gemeenten registreerden 6922 discriminatiemeldingen in 2021, een stijging van 26 procent ten opzichte van 2020. Bij de politie werden 6580 discriminatie-incidenten geregistreerd, een stijging van 7 procent. Het College voor de Rechten van de Mens ontving 739 verzoeken om een oordeel, een stijging van 16 procent, en daarnaast 5286 meldingen en vragen over gelijke behandeling. Dat is bijna twee keer zoveel als in 2020. Bij de Nationale ombudsman kwamen 321 klachten over discriminatie door overheidsinstanties binnen, waarmee het aantal klachten meer dan verdubbelde. Bij meldpunt internetdiscriminatie MiND was juist een afname te zien: daar kwamen 339 meldingen binnen, minder dan de helft van het aantal in 2020. Ook de Kinderombudsman registreerde minder klachten over discriminatie: tien, dat is drie minder dan het jaar ervoor.
Vooral bij de gemeenten kwamen in 2021 veel meldingen binnen over de coronamaatregelen. Het coronatoegangsbewijs en de mondkapjesplicht leidden tot klachten van mensen die zich gediscrimineerd voelden. Bijna een derde van alle meldingen bij gemeenten gingen over 'niet-wettelijke' of 'overige' discriminatiegronden’, een duidelijk toename in vergelijking met eerdere jaren. Ook het College voor de Rechten van de Mens en de Nationale ombudsman ontvingen veel klachten over de coronamaatregelen. Bij de politie gingen de meeste meldingen over discriminatie op basis van herkomst en seksuele geaardheid, maar ook hier steeg het aantal meldingen dat te maken had met de coronamaatregelen. 

8.3 Kanttekeningen en discussie

Zoals in de Inleiding aangegeven gaat het in dit artikel om ervaren discriminatie, dat wil zeggen de mate waarin mensen zelf het gevoel hebben gediscrimineerd te zijn. Ervaren discriminatie hoeft niet altijd overeen te komen met feitelijke discriminatie. Maar ook wanneer er geen feitelijke discriminatie aan ervaren discriminatie ten grondslag ligt, is de ervaring op zichzelf voldoende om te zorgen voor effecten op gedrag en gevoelens van mensen, zoals bijvoorbeeld ook uit de in dit artikel beschreven relatie tussen ervaren discriminatie en onveiligheidsgevoelens blijkt.
Bovendien is het moeilijk, zo niet onmogelijk om op basis van een enquêteonderzoek objectieve discriminatie te meten. Daarvoor eigenen zich observerend of participerend onderzoek, en onderzoek naar documentatie en correspondentie van bedrijven of instanties (zoals bijvoorbeeld in de toeslagenaffaire gebeurt) veel meer.
In de Veiligheidsmonitor 2021 is het thema discriminatie relatief basaal, met een beperkte set van vier vragen onderzocht. Om meer inzicht in andere facetten en achtergronden van discriminatie te krijgen is het de overweging waard om bij de volgende editie van de Veiligheidsmonitor in 2023 het vragenblok over discriminatie uit te breiden met bijvoorbeeld vragen over de:

  • intensiteit en frequentie van de discriminatie: bijvoorbeeld eenmalig/structureel of dagelijks, wekelijks, maandelijks etc.
  • context waarin de discriminatie heeft plaatsgevonden: bijvoorbeeld privé/in thuissituatie, in openbare ruimte, op werk/school etc.
  • dader(s): bijvoorbeeld door onbekenden of bekenden, en indien door bekenden door wie: (ex-)partner, familie, kennissen, werkgevers, leraren, medescholieren/-studenten etc.
  • impact van de discriminatie: wat zijn psychische/emotionele en financiële gevolgen voor het slachtoffer, en in welke concrete problemen/klachten uiten zich deze, bijvoorbeeld slecht slapen, onveilig voelen, vertrouwen in mensen verliezen etc.
  • inschatting van de ernst van de discriminatie: bijvoorbeeld als een strafbaar feit/misdrijf, als verkeerd maar niet als misdrijf, als iets dat toevallig gebeurde etc.
  • reden(en) om discriminatie niet te melden: tegen de achtergrond dat minder dan 1 op 10 personen die discriminatie ervaren dit melden, wordt gevraagd wat de redenen hiervoor zijn, bijvoorbeeld het niet belangrijk vinden, niet geloven in een oplossing, angst voor represailles etc.

Voorbeelden van de concrete uitwerking van bovenstaande vragen zijn beschikbaar in de vragenlijst van de Veiligheidsmonitor 2021 waar deze voor andere thema’s (bijvoorbeeld Pesten, zie pagina 47-50 in de vragenlijst) zijn opgenomen. 

In overleg met de opdrachtgevers en partners van de Veiligheidsmonitor zal uitbreiding van het vragenblok over discriminatie in deze zin of anderszins in de Veiligheidsmonitor 2023 besproken worden. 

Technische toelichting

Bronnen

Dit artikel is gebaseerd op data uit de Veiligheidsmonitor (VM) 2021. Dit enquêteonderzoek, dat tweejaarlijks wordt uitgevoerd in opdracht van het CBS en het Ministerie van Justitie en Veiligheid, heeft als doel om de subjectieve veiligheid en het slachtofferschap van criminaliteit in Nederland in beeld te brengen en te monitoren. Van augustus tot en met oktober 2021 werden ruim 173 000 duizend inwoners van Nederland van 15 jaar of ouder geënquêteerd. De vragen gingen vooral over leefbaarheid en overlast in de woonbuurt, veiligheidsbeleving, slachtofferschap van (traditionele en online) criminaliteit, oordeel van de burger over de politie, en preventie van criminaliteit. Over de onderzoeksuitkomsten is eerder gepubliceerd (CBS, 2020). In de 2021-editie van de Veiligheidsmonitor zijn voor het eerst vragen opgenomen over discriminatie (zie hieronder). De belangrijkste onderzoeksuitkomsten zijn in dit artikel gepresenteerd.

Verder bevat dit artikel data afkomstig uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) 2021, een jaarlijks enquêteonderzoek dat wordt uitgevoerd door het CBS en TNO, in samenwerking met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het doel van NEA is het in kaart brengen van informatie op het gebied van arbeidsomstandigheden, arbeidsongevallen, arbeidsinhoud, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden van werknemers. In de periode 1 oktober tot en met 31 december 2021 werden ongeveer 50 duizend werknemers van 15 tot en met 74 jaar die in Nederland werken via internet geënquêteerd. In de NEA zijn ook vragen opgenomen over discriminatie op het werk (zie hieronder). De belangrijkste onderzoeksuitkomsten met betrekking tot dit thema zijn in dit artikel beschreven.

Vraagstellingen

Veiligheidsmonitor (VM)

De data in de VM waarop dit artikel is gebaseerd zijn verkregen door middel van de volgende vier vraagstellingen:

Heeft u zich in de afgelopen 12 maanden gediscrimineerd gevoeld?

  • Ja 
  • Nee 
  • Geen antwoord

Op grond waarvan heeft u zich in de afgelopen 12 maanden gediscrimineerd gevoeld?  U kunt meerdere antwoorden kiezen. 

  • Ras, huidskleur 
  • Geslacht 
  • Seksuele oriëntatie 
  • Transgender zijn 
  • Politieke overtuiging 
  • Godsdienst of levensovertuiging 
  • Handicap of chronische ziekte 
  • Burgerlijke staat 
  • Leeftijd 
  • Nationaliteit 
  • Arbeidsduur (fulltime of parttime) 
  • Soort contract (vast of tijdelijk) 
  • Anders 
  • Geen antwoord 

Op welke manier(en) heeft u zich in de afgelopen 12 maanden gediscrimineerd gevoeld?  U kunt meerdere antwoorden kiezen. 

  • Door discriminerende opmerkingen 
  • Door ongelijke behandeling / benadeling / voortrekken van bepaalde groepen 
  • Door bedreiging 
  • Door geweld / agressief gedrag 
  • Door vernieling / beschadiging van eigendommen 
  • Door negeren / uitsluiting 
  • Door roddels 
  • Het was meer een gevoel dan dat er iets gebeurde 
  • Door een negatief beeld / stigmatisering (bijvoorbeeld in de media) 
  • Anders 
  • Geen antwoord

Heeft u deze discriminatie gemeld?  U kunt meerdere antwoorden kiezen. 

  • Ja, bij de politie 
  • Ja, bij een meldpunt voor discriminatie 
  • Ja, bij het College voor de Rechten van de Mens 
  • Ja, bij mijn werkgever / opleiding 
  • Ja, bij een andere instantie 
  • Nee 
  • Geen antwoord

Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA)

In de NEA zijn de volgende vragen opgenomen over discriminatie op het werk. 

Bent u in de afgelopen 12 maanden persoonlijk gediscrimineerd op uw werk?  Meerdere antwoorden mogelijk.

  • Nee 
  • Ja, vanwege mijn geslacht
  • Ja, vanwege mijn afkomst, huidskleur of nationaliteit 
  • Ja, vanwege mijn godsdienst of levensovertuiging
  • Ja, vanwege mijn seksuele geaardheid/voorkeur
  • Ja, vanwege mijn leeftijd
  • Ja, vanwege mijn langdurige ziekte, aandoening of handicap
  • Ja, vanwege mijn arbeidsduur (voltijd- of deeltijdwerk) of mijn contractvorm (tijdelijk of vast) 
  • Ja, vanwege mijn politieke voorkeur
  • Ja, vanwege mijn zwangerschap
  • Ja, vanwege een andere reden

Om welke andere reden gaat het dan?

Voor meer informatie zie de NEA-vragenlijst.

Analysemethoden

In dit artikel is gebruik gemaakt van de volgende analysemethoden.

Bivariate analyses

In bivariate analyses is de relatie tussen twee variabelen bekeken, in dit geval de relatie tussen de doelvariabelen over discriminatie de achtergrondkenmerken anderzijds. Met behulp van significantietoetsing is onderzocht of het verband tussen twee variabelen in de populatie statistisch significant is op basis van het steekproefresultaat. De in deze publicatie beschreven verschillen zijn statistisch significant, tenzij anders aangegeven.

Logistische regressieanalyse 

In sommige gevallen bestaat er een samenhang tussen de achtergrondkenmerken. Zo is er een verband tussen ervaren discriminatie en leeftijd (jongeren ervaren vaker discriminatie dan ouderen)  en een verband tussen onveiligheidsgevoelens en leeftijd (jongeren voelen zich vaker onveilig dan ouderen). Met behulp van multivariate logistische regressieanalyses is gekeken of de verschillen naar achtergrondkenmerken in stand blijven wanneer gecorrigeerd wordt voor deze samenhangen tussen deze kenmerken. De in deze publicatie beschreven verschillen blijven na correctie voor deze samenhangen bestaan, tenzij anders aangegeven.

Referenties

Andriessen, I., J. Hoegen Dijkhof, A. van der Torre, E. van den Berg, I. Pulles, J. Iedema en M. de Voogd-Hamelink (2020). Ervaren discriminatie in Nederland II. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Andriessen, I., H. Fernee en K. Wittebrood (2014). Ervaren discriminatie in Nederland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Branscombe, N.R., M.T. Schmitt en R.D. Harvey (1999). Perceiving pervasive discrimination among African Americans: Implications for group identification and well-being. In: Journal of personality and social psychology, jg. 77, nr. 1, p. 135.

CBS (2022). Nieuwe indeling bevolking naar herkomst. Vervanging van indeling naar migratieachtergrond en westers/niet-westers. CBS-reeks Statistische Trends.

CBS StatLine (2022a). Bevolking; geslacht, leeftijd en nationaliteit op 1 januari. CBS

CBS StatLine (2022b). Bevolking met migratieachtergrond; geslacht, leeftijd, 1 januari. CBS

Cijfers en trends – werknemers. NEA Benchmarktool. TNO

Klonoff, E.A., H. Landrine en R. Campbell (2000). Sexist discrimination may account for well-known gender differences in psychiatric symptoms. In: Psychology of Women Quarterly, jg. 24, nr. 1, p. 93-99. 

Köbben, A.J.F. (1985). Oordeel en discriminatie. In: J. Sperna Weiland en J.H.P. Paelinck (red.), Etnische minderheden (p. 53-67). Amsterdam: Boom.

Liebkind, K. en I. Jasinskaja-Lahti (2000). The influence of experiences of discrimination on psychological stress: A comparison of seven immigrant groups. In: Journal of Community & Applied Social Psychology, jg. 10, nr. 1, p. 1-16.

Nationale politie en Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2022). Discriminatiecijfers in 2021. Rotterdam/Den Haag: Art. 1.

Schmitt, M.T., N.R. Branscombe, D. Kobrynowicz en S. Owen (2002). Perceiving discrimination against one’s gender group has different implications for well-being in women and men. In: Personality and Social Psychology Bulletin, jg. 28, nr. 2, p. 197-210.

TK (2020). Kabinetsaanpak van discriminatie. Brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Tweede Kamer, vergaderjaar 2020, 362426. 

Swim, J.K., L.L. Hyers, L.L. Cohen en M.J. Ferguson (2001). Everyday sexism: Evidence for its incidence, nature, and psychological impact from three daily diary studies. In: Journal of Social Issues, jg. 57, nr. 1, p. 31-53.

Veenman, J. (1990). De arbeidsmarktpositie van allochtonen in Nederland, in het bijzonder van Molukkers. Groningen: Wolters-Noordhoff. 

Veenman, J. (2003). Discriminatie op de arbeidsmarkt. De resultaten van Nederlands onderzoek. In: Beleid en Maatschappij, jg. 30, nr. 2, p. 90-99.