Talen en dialecten in Nederland

1. Inleiding

Het laatste en enige nationale onderzoek gebaseerd op een representatieve steekproef1) naar regionale talen en dialecten was gebaseerd op gegevens verzameld in het Permanent Onderzoek Leefsituatie (POLS) 1998. Dat onderzoek was vooral gericht op het gebruik van dialect in diverse domeinen en meningen over de teloorgang van dialecten (Jongenburger en Goeman, 2009).

Bij zowel de Nederlandse overheid als onderwijsinstellingen is er grote behoefte te weten welke talen er in Nederland het meest gesproken worden en door wie (KNAW, 2018). Deze gegevens zijn nodig om verantwoord taalbeleid te kunnen voeren. In die behoefte probeert deze studie te voorzien. In het CBS-onderzoek sociale samenhang en welzijn (SSW) is gevraagd welke taal of dialect thuis het meest wordt gesproken, en welke talen of dialecten op sociale media worden gebruikt. Zoals gebruikelijk in enquêtes over taal in Nederland worden (I) Nederlands, (II) dialect, (III) regionale taal (Fries, Limburgs en Nedersaksisch2) ) en (IV) een andere taal, zoals Turks en Engels, onderscheiden3).

Eerst wordt een regionaal profiel naar landsdeel, provincie en stedelijkheidgraad gepresenteerd. Daarna worden de resultaten voor diverse bevolkingsgroepen uitgesplitst naar geslacht, leeftijd, opleiding, huishoudenssamenstelling en migratieachtergrond. Ook wordt ingegaan op de plekken waar buitenshuis een dialect, regionale taal of een andere taal wordt gebruikt. Vervolgens komt de meest frequente taalkeuze voor communicatie op sociale media aan de orde4).

1)Taalenquêtes in Nederland worden frequent gehouden, maar dan voor een beperkt gebied (Belemans 2002; Bloemhoff 2008; Extra, 2004; Klinkenberg e.a. 2018; Swanenberg 2006; Van de Velde e.a. 2008); of ze zijn niet representatief voor heel Nederland (Rys e.a., 2016, 2019); of bevragen taalkeuzen in ouder-kindrelaties (Driessen 2006, 2012).

2)Het Fries, Nedersaksisch en Limburgs in Nederland zijn door de Nederlandse overheid erkend als regionale talen onder het Europees Handvest voor Regionale talen of Minderheidstalen. Deze erkenning geeft aan dat zij in belangrijke mate in zinsbouw, morfologie en uitspraak kunnen verschillen van het Nederlands en ook geen variant van of op het Nederlands zijn, zie ook de informatie hierover van de rijksoverheid.

3)Nedersaksisch is relatief weinig gekozen in de lijst met talen. Indien gekozen is voor ‘dialect’ en in de vervolgvraag ‘welk dialect dat is’ bijvoorbeeld ‘Overijssels’ wordt vermeld, dan is dit als Nedersaksisch getypeerd.

4) Met dank aan Henk Bloemhoff, Roeland van Hout, Edwin Klinkenburg, Jos Swanenberg, Arjen Versloot en Martijn Wieling voor hun suggesties op een eerdere versie van dit artikel. De auteurs alleen zijn verantwoordelijk voor deze eindversie.