Een studie naar de lengteontwikkeling van Nederlanders

2. Databronnen en methoden

2.1 Databronnen

Sinds 1981 houdt het CBS doorlopend een gezondheidsenquête. In de Gezondheidsenquête worden jaarlijks ongeveer 10 duizend personen geïnterviewd, waarbij altijd ook naar hun lengte wordt gevraagd (CBS, 2021a). Sinds 2012 werkt het CBS samen met de GGD’en, GGD GHOR Nederland en het RIVM aan de vierjaarlijkse Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen. Die Gezondheidsmonitor is een grootschalige gezondheidsenquête, waarin, per jaargang, gegevens worden verzameld bij enkele honderdduizenden personen, ook over lengte (CBS, 2021b). Alle lengtegegevens die verzameld zijn in de Gezondheidsenquête (1981 tot en met 2020) en de Gezondheidsmonitor (2012, 2016 en 2020) zijn meegenomen in dit onderzoek.

In de Gezondheidsenquête en de Gezondheidsmonitor zijn door de jaren heen verschillende waarneemmethoden gehanteerd. Dit varieert van papieren vragenlijsten die bij de respondent thuis in aanwezigheid van een interviewer werden ingevuld tot enquêtes die door de respondent zelf online werden ingevuld. Bij alle onderzoeken gaat het om de eigen opgave van lengte: respondenten geven zelf hun lengte op in centimeters, waarbij specifiek wordt gevraagd naar de lengte zonder schoenen.

Naast de gegevens over lengte zijn in dit onderzoek gegevens over het geslacht, de leeftijd, het geboortejaar, de geboorteprovincie en de migratieachtergrond meegenomen. Personen die vanaf 1997 zijn geënquêteerd kunnen gekoppeld worden aan registers. Voor hen kon de informatie over het geboortejaar, de geboorteprovincie en de eventuele migratieachtergrond uit registers gehaald worden. Bij respondenten die vóór 1997 zijn geënquêteerd is het geboortejaar benaderd door de leeftijd af te trekken van het enquêtejaar. Als proxy voor de geboorteprovincie is de provincie genomen waarin de respondent woonde op het enquêtemoment. Als proxy voor migratieachtergrond is de nationaliteit1) genomen.

2.2 Methoden

Alle in dit artikel gepubliceerde cijfers zijn terug te vinden in de maatwerktabel bij dit artikel. De bijbehorende betrouwbaarheidsintervallen zijn berekend met de module Complex samples van SPSS (versie 25).

De lengtegroei sinds 1930

De kern van dit onderzoek gaat over de lengtegroei in de afgelopen decennia. Het onderzoek is beperkt tot personen die in Nederland geboren zijn, geoperationaliseerd als personen met een Nederlandse achtergrond2)  of tweede-generatie migratie-achtergrond. Voor de bepaling van de lengtetrends is de lengte van de respondenten meegenomen die op het moment van enquête minimaal 19 en maximaal 60 jaar oud waren3). Het voordeel van zelfrapportage is dat bijna alle personen op middelbare leeftijd nog de hoogst bereikte lengte uit hun jeugd opgeven, ook als ze in werkelijkheid al iets gekrompen zijn (meer hierover in paragraaf 2.3 en bijlage 1). Aangenomen is daarom dat de lengte die op elke leeftijd in de range van 19 tot en met 60 jaar wordt opgegeven een goede schatting is voor de lengte op 19-jarige leeftijd. Deze lengtes zijn vervolgens toegewezen aan de overeenkomstige geboortecohorten van de respondenten. Van bijvoorbeeld een 50-jarige die is geënquêteerd in 1990 is dat dus geboortejaar 1939 of 1940.

Per geboortecohort is de gemiddelde lengte van alle beschikbare personen in de leeftijd van 19 tot 60 jaar oud berekend. Deze wordt beschouwd als benadering van de gemiddelde lengte op 19-jarige leeftijd voor het betreffende geboortecohort. De gemiddelde lengten worden gepresenteerd voor de afzonderlijke geboortejaren van 1930 tot en met 2001. De reeks is indicatief voor de ontwikkeling van de gemiddelde lichaamslengte van een 19-jarige.

In totaal zijn sinds 1981 1,7 miljoen4)  lengtes gerapporteerd in een gezondheidsenquête. Daarvan zijn er 1,6 miljoen gerapporteerd door personen die in Nederland geboren zijn. Bij 747 duizend opgaven was de respondent op het moment van enquête minimaal 19 en maximaal 60 jaar oud, waarbij sommige respondenten vaker hadden meegedaan. Deze 747 duizend lengtes werden opgegeven door 723 duizend personen, van wie er 719 duizend na 1929 zijn geboren. De gemiddelde bereikte lengte van deze personen is weergegeven per geboortecohort. Trends worden zowel gegeven voor Nederland als per provincie. De uitsplitsingen naar provincie zijn in 10-jaarscohorten weergegeven vanwege het kleinere aantal waarnemingen. Bij de analyses is per geboortejaar gewogen naar de verhouding Nederlandse achtergrond / tweede-generatie migratieachtergrond voor 0-jarigen5).

Migratie en lengte

Naast de weergave van de trend in lengte van Nederlanders wordt ook ingegaan op de samenhang tussen migratie en de lengteontwikkeling. Personen met een (tweede-generatie) migratieachtergrond zijn vaak wat kleiner (Schönbeck et al, 2013). Om inzicht te krijgen in hoe de lengte van Nederlanders zich zou hebben ontwikkeld als er geen migratie was geweest zijn de trends ook weergegeven voor alleen de personen met een Nederlandse achtergrond, en van personen met een Nederlandse achtergrond van wie ook alle vier de grootouders in Nederland geboren zijn.

Een internationale vergelijking

Tot slot wordt in dit artikel een internationale vergelijking weergegeven. Deze vergelijking is gebaseerd op modelschattingen. De informatie hiervoor is ontleend aan twee wereldwijde onderzoeken, die zijn gepubliceerd in 2016 en in 2020. Beide onderzoeken zijn uitgevoerd door de NCD Risk Factor Collaboration6). Het onderzoek uit 2016 publiceerde schattingen voor de lengte op 18-jarige leeftijd van de generaties die zijn geboren in 1896–1996, het onderzoek uit 2020 publiceerde schattingen voor de lengte op 19-jarige leeftijd voor de generaties geboren in 1966–2000. De schattingen in deze onderzoeken betreffen de totale populatie, inclusief de eerste-generatie migranten.

Voor Nederland zijn de schattingen in het onderzoek uit 2020 gebaseerd op 11 onderzoeken7) , waarbij onder andere metingen bij 20 duizend kinderen in de leeftijd van 5 tot 19 jaar werden meegenomen in het model (zie verder NCD-RisC, 2020, Supplementary appendix).

2.3 Afbakening onderzoekspopulatie

De eerste vraag die moet worden beantwoord is: Op welke leeftijden heeft een persoon zijn hoogst bereikte lengte. Wanneer is hij uitgegroeid en wanneer begint de ouderdomskrimp? De tweede vraag is: hoe geschikt is de zelfgerapporteerde lengte voor dit onderzoek?

Op welke leeftijd heeft men de hoogst bereikte lengte?

Vrouwen bereiken hun hoogste lengte meestal op iets jongere leeftijd dan mannen, maar verreweg de meeste mensen zijn uitgegroeid als ze 19 jaar oud zijn. Vanaf middelbare leeftijd kunnen mensen al wat kleiner worden, doordat het kraakbeen tussen de wervelschijven dunner wordt en vocht verliest (WSJ, 2011; MedlinePlus.gov, 2021). Dit proces van kleiner worden versnelt met de leeftijd en komt vanaf ongeveer 60-, 70-jarige leeftijd steeds vaker voor door osteoporotische wervelinzakkingen. De meeste mensen kennen de ouderdomskrimp, niet iedereen erkent deze ook. En niet iedereen zal op de hoogte zijn van de variatie van de lengte binnen de dag. ‘s Ochtends zijn mensen langer dan ’s avonds (Meesterbrein.com; Zeynep et al, 2005; Vuvor and Harrison, 2017; Floyd et al, 2017). Door mechanische druk op de tussenwervelschijven verliezen deze vocht, en daardoor kan een persoon ’s avonds enkele centimeters kleiner zijn. De variatie binnen de dag heeft dus invloed op de betrouwbaarheid van metingen van lichaamslengte. Daarom zou bij onderzoek naar lichaamslengte volgens sommige onderzoekers eigenlijk een correctiefactor moeten worden toegepast voor het tijdstip van de dag.

Is zelfrapportage geschikt voor dit onderzoek?

De meeste mensen laten niet vaak hun lichaamslengte opmeten. Vaak gebeurt dit tijdens de groei door medici of ouders, soms gebeurt dit bij de aanvraag van een identiteitsbewijs. De meeste mensen weten hun hoogst bereikte lengte uit hun jeugd en realiseren zich op hogere leeftijd niet dat ze gekrompen zijn, tenzij dat heel erg opvallend is. Het vermoeden bestaat dat mensen bij het opgeven van de lengte tot een bepaalde leeftijd vrijwel altijd de hoogst bereikte lengte uit de jeugd opgeven, overeenkomend met de lengte op ongeveer 19-jarige leeftijd (Frenken, 2007). Voor dit onderzoek is die hoogst bereikte lengte van belang. Als iedereen de hoogst bereikte lengte uit zijn jeugd op zou geven, zouden ook de zeer oude respondenten meegenomen kunnen worden in de analyse.

Op drie verschillende manieren is onderzocht wat voor dit onderzoek het beste leeftijdsinterval is waarbij zo weinig mogelijk last wordt ondervonden van de ouderdomskrimp en waarbij toch zo ver mogelijk terug kon worden gegaan wat betreft geboortecohort. Dit onderzoek staat uitgebreid beschreven in bijlage 1. Op grond hiervan is besloten dat de zelfgerapporteerde lengte door personen die op het moment dat ze hun lengte opgaven minimaal 19 en maximaal 60 jaar oud waren geschikt is voor dit onderzoek en dus alleen deze leeftijden mee te nemen. Personen die na hun 19de vaker hebben meegedaan aan een gezondheidsenquête doen slechts één keer mee in de analyse, en voor deze personen is de lengte op de jongste deelnameleeftijd genomen.

1)Indien niet Nederlands beschouwd als ‘niet in Nederland geboren’.

2)Personen van wie beide ouders in Nederland geboren zijn. Zij zijn niet per definitie ook zelf in Nederland geboren. Bij de meesten is dit wel het geval.

3)Zij hebben na hun 18e als inwoner van Nederland een enquête ingevuld en, enkele uitzonderingen daargelaten, zijn zij dus in Nederland geboren en opgegroeid.

4)Er worden bij het invullen van de enquête ook typefouten gemaakt. Voor dit onderzoek zijn alleen de plausibele lengtes meegenomen, waarbij voor volwassenen een minimum van 100 cm en een maximum van 250 cm is aangehouden. Indien een lengte tussen 40 en 100 cm is opgegeven is daar 100 cm bij opgeteld.

5)Migratieachtergrond wordt sinds 1996 geregistreerd door het CBS. Voor de jaren vóór 1996 is bij benadering gewogen naar deze verhouding voor de corresponderende leeftijden in 1996 (CBS, 2021d).

6)Dit is een netwerk van gezondheidswetenschappers uit de hele wereld dat nauwkeurige en actuele gegevens levert over risicofactoren voor niet-overdraagbare ziekten (NCD's) voor 200 landen en gebieden. De groep werkt nauw samen met de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), via het WHO Collaborating Centre on NCD Surveillance and Epidemiology aan het Imperial College London. NCD-RisC verzamelt op populatie gebaseerde gegevens van hoge kwaliteit met behulp van geavanceerde statistische methoden, speciaal ontworpen voor het analyseren van NCD-risicofactoren.

7)EPIC Bilthoven 1993–1997, Regenboog Project 1998–2001, Prevention and incidence of Asthma and Mite Allergy (PIAMA) 2004–2006, 2008–2011, 2012–2014, Amsterdam Born Children and their Development Study 2008–2011, 2012–2016, GECKO Drenthe Onderzoek 2011-2013, 2016-2018, Health Life in an urban setting 2011–2015.