Arbeidsomstandigheden na scheiding

2. Methode

Gegevens over zoekgedrag, arbeidsomstandigheden, arbeidsbeleving en gezondheid zijn in deze bijdrage ontleend aan steekproefenquêtes. Scheidingsdatum en samenwoonduur, nodig om vast te stellen of iemand tot de gescheidenen of samenblijvers gerekend moet worden, ontbreken hierin. Op basis van een uniek (gepseudonimiseerd) persoonsnummer dat iedere persoon in de enquête heeft, kunnen deze gegevens worden onttrokken aan de Basisregistratie personen. Gescheidenen en samenblijvers kunnen op deze wijze in de enquête geïdentificeerd worden.
Wie behoren tot de gescheidenen en de samenblijvers?

  • Een gescheiden persoon is iemand die gescheiden is en vóór de scheiding ten minste twee jaar heeft samengewoond. Bij gehuwde stellen betreft de scheiding niet het formele, juridische einde van het huwelijk (de echtscheiding) of het geregistreerde partnerschap, maar de praktische scheiding van tafel en bed. Het einde van een samenwoonrelatie door emigratie of het overlijden van een van de partners wordt niet beschouwd als een scheiding.
  • Een samenblijver is iemand die ten minste acht jaar met een partner aaneengesloten samenwoont op hetzelfde adres.

Anders dan in de studies van Van den Brakel en Herbers (2021), Van Wijk, Brand en Verkooijen (2021) zijn de analyses niet gebaseerd op gegevens over alle gescheidenen en samenblijvers in Nederland, maar op degenen die deel uitmaakten van de steekproefonderzoeken EBB en NEA. Aan de respondenten in deze enquêtes is het kenmerk gescheiden of samenblijver uit de registraties gekoppeld.

Op basis van een enquête zijn betrouwbare uitspraken over zoekgedrag, arbeidsomstandigheden, arbeidsbeleving en gezondheid echter niet mogelijk als het gekozen scheidingsjaar beperkt is tot een jaar. Het aantal gescheidenen is dan te gering. Om toch voldoende massa te krijgen, zijn gescheidenen en samenblijvers uit opeenvolgende jaarenquêtes opgeteld. Dit heeft geleid tot de begrippen 2 jaar vóór het jaar van scheiding, 1 jaar vóór het jaar van scheiding, 1 jaar na het jaar van scheiding en 2 jaar na het jaar van scheiding.1) In Bijlage 2 is uiteengezet hoe deze begrippen precies zijn ingevuld.

De vergelijking van de uitkomsten in de tijd, twee jaar vóór, een jaar vóór scheiding, een jaar na en twee jaar na scheiding berust op de analyse van pseudocohorten.2) Volgens dit principe wordt op basis van een kenmerk (hier: scheidingsfase) een groep in opeenvolgende enquêtes gevolgd alsof het wat dit kenmerk betreft om dezelfde groep gaat. Dit is een minder directe vergelijkingswijze dan die volgens een panel, op basis waarvan een vaste groep personen in de tijd kan worden gevolgd. Omdat de betreffende enquêtes bestaan uit een jaarlijks wisselende groep personen is een dergelijke methode hier niet toepasbaar. Onderzocht is hoe de samenstelling van gescheidenen en samenblijvers naar geslacht, onderwijsniveau en migratieachtergrond is tussen de scheidingsfasen. Wat deze kenmerken betreft, kan worden geconcludeerd dat de groepen gescheidenen en samenblijvers tussen de scheidingsfasen qua samenstelling niet veranderden (Bijlage 3).

In de analyse zijn per scheidingsfase altijd dezelfde leeftijdsgroepen gescheidenen en samenblijvers vergeleken. Onderstaand schema geeft aan om welke leeftijdsgroepen het gaat. Twee jaar vóór de scheiding zijn dat bijvoorbeeld personen van 25 tot en met 58 jaar, twee jaar na de scheiding personen van 29 tot en met 62 jaar. De leeftijdsafbakening is zo gekozen dat scholieren/studenten en gepensioneerden (zo veel mogelijk) buiten de onderzoekspopulatie blijven. Voorwaarde is ook dat personen twee jaar vóór de scheiding minimaal 25 jaar zijn en twee jaar na de scheiding maximaal 62 jaar. Terugrekenend kunnen de leeftijdsgroepen per scheidingsfase zoals weergegeven in schema 1 worden bepaald. Het oudste jaar waarover scheidingsgegevens gebruikt zijn, is 2014.

Schema 1. Leeftijdsafbakening populatie naar scheidingsfase
20122013201420152016201720182019
Gescheidenen 201425 tot en met 58 jaar26 tot en met 59 jaar27 tot en met 60 jaar28 tot en met 61 jaar29 tot en met 62 jaar
Gescheidenen 201525 tot en met 58 jaar26 tot en met 59 jaar27 tot en met 60 jaar28 tot en met 61 jaar29 tot en met 62 jaar
Gescheidenen 201625 tot en met 58 jaar26 tot en met 59 jaar27 tot en met 60 jaar28 tot en met 61 jaar29 tot en met 62 jaar
Gescheidenen 201725 tot en met 58 jaar26 tot en met 59 jaar27 tot en met 60 jaar28 tot en met 61 jaar29 tot en met 62 jaar
Gescheidenen 201825 tot en met 58 jaar26 tot en met 59 jaar27 tot en met 60 jaar28 tot en met 61 jaar
 

Bepaalde veranderingen in de levensomstandigheden door scheiding kunnen indirect de samenhang tussen scheiding en zoekgedrag, arbeidsomstandigheden en gezondheid beïnvloeden. Een daling van het inkomen kan bijvoorbeeld van invloed zijn op de gezondheid. Inkomen is in dit voorbeeld dan de indirecte factor. Drie contextvariabelen zijn onderzocht:

  1. het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen3)
  2. de aanwezigheid van (jonge) kinderen in het huishouden4) en
  3. de aanwezigheid van een nieuwe partner in het huishouden.

Nagegaan is of een laag inkomen relatief vaker samengaat met zoeken naar werk, werken in meerdere banen, werken buiten kantooruren, meer uren willen werken, vaker zorgen om behoud baan en gezondheidsklachten. Ook is onderzocht of een kind jonger dan 12 jaar in het huishouden samengaat met minder vaak zoeken, vaker niet gezocht naar werk vanwege ziekte, minder vaak werken in meerdere banen, minder vaak werken buiten kantooruren, minder vaak meer uren willen werken, maar vaker met zorgen om behoud baan, vaker met het missen of verwaarlozen van werk door familie- en gezinsverantwoordelijkheden en psychische gezondheidsklachten. Ten slotte is nog gekeken of een nieuwe partner in het huishouden samengaat met minder vaak zoeken, niet gezocht naar werk vanwege ziekte, werken in meerdere banen, werken buiten kantooruren, meer uren willen werken, zorgen om behoud baan, het missen of verwaarlozen van werk door familie- en gezinsverantwoordelijkheden en gezondheidsklachten.

1)Voor samenblijvers is dezelfde vergelijking tussen jaren toegepast als voor gescheidenen. Daarvoor is ook voor samenblijvers het ‘jaar van scheiding’ als term toegepast ten behoeve van de eenvoud van presentatie.

2)Zie bijvoorbeeld Guillerm (2017).

3)Het gestandaardiseerde besteedbaar huishoudensinkomen is het besteedbaar huishoudensinkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Op deze wijze zijn de inkomens herleid tot het inkomen van een eenpersoonshuishouden. De welvaartsniveaus van huishoudens kunnen dan onderling worden vergeleken. De term gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen is in de rest van het artikel ook afgekort als inkomen.

4)Op basis van de EBB en de NEA wordt van het voor de steekproef geselecteerde huishouden vastgesteld of er een kind in het huishouden aanwezig is. Dat betekent dat voor gescheidenen bij wie het kind zich niet in het huishouden bevindt, het effect op zoekgedrag, arbeidsomstandigheden en (werkgerelateerde) mentale gezondheid niet is vastgesteld. Bij ongeveer 20 procent van de gescheiden mannen zijn minderjarige kinderen in het huishouden aanwezig, bij gescheiden vrouwen ligt dit percentage op 60 een jaar na het scheidingsjaar (vijfjaarsgemiddelde: 2012–2019).