Sociaal contact: kwantiteit en kwaliteit

2. Kwantiteit en wijze van sociaal contact

Meeste mensen hebben regelmatig sociaal contact

Sinds 2012 heeft zo’n 96 procent van de Nederlanders van 15 jaar of ouder minstens één keer per week contact met iemand van de familie, vrienden of buren. Voor familie ligt dit aandeel sinds 2013 rond de 83 procent. Dit was alleen in 2012 iets hoger (85 procent). Ook vriendencontact is over de jaren stabiel; driekwart ziet, belt, of appt minstens elke week met hen. Het aandeel dat wekelijks contact met buren onderhoudt is lager en in de loop van de jaren afgenomen; in 2012 had twee derde van de bevolking nog elke week contact met de buren; in 2018 was dat nog 58 procent (CBS StatLine, 2019).

2.1 Dagelijks contact met familie, vrienden en buren
ContactContact met familie (%)Contact met vrienden (%)Contact met buren (%)
201232,031,219,4
201328,828,018,2
201429,128,516,2
201530,229,615,5
201631,729,014,8
201730,529,414,1
201833,628,813,3


Ruim de helft heeft dagelijks contact met een familielid, vriend of buur. Dit was in 2012 met 56 procent wat hoger dan in de jaren daarna (52 à 53 procent). Die lichte afname heeft vooral te maken met het dalende aandeel dat elke dag de buren contacteerde; van bijna 20 procent in 2012 tot 13 procent in 2018. Bij vrienden en familie fluctueerde dit aandeel over de jaren rond 30 procent (CBS StatLine, 2019).

Frequent sociaal contact vooral per WhatsApp of chat

Zowel met familie als met vrienden hebben mensen in 2017 het vaakst dagelijks contact via WhatsApp, sms of chat. Van dit medium maakt 32 procent dagelijks gebruik om contact met familie te maken, tegenover 16 procent die dat per telefoon doet. Bijna 8 procent gaat voor een persoonlijke ontmoeting (zie tabel 1 in bijlage).
Ditzelfde patroon is te zien bij vriendencontact; ongeveer een derde van de respondenten appt of chat elke dag en ruim een tiende pakt de telefoon of zoekt persoonlijk contact met vrienden (zie tabel 2). Elke dag schrijven of mailen met naasten gebeurt vrijwel niet. Dit medium leent zich kennelijk beter voor wekelijks contact; ruim een tiende mailt of schrijft elke week met familie of vrienden.

Vooral vrouwen, 25- tot 35-jarigen, mensen met een niet-westerse migratieachtergrond,mensen in de laagste inkomensgroep en alleenstaanden hebben frequent contact met hun familie (zie tabel 1). Vrouwen en 25- tot 35-jarigen hebben daarbij een voorkeur voor bellen en appen. Ouderen en in mindere mate mannen hebben bij dagelijks vriendencontact een voorkeur voor persoonlijk contact. Jongeren, mensen in de laagste inkomensgroep en mensen met een niet-westerse migratieachtergrond hebben het vaakst contact met vrienden. Dit geldt zowel voor persoonlijk contact, als bellen en appen.