Alternatieve geneeswijzen: contact en opvattingen

Technische toelichting

Vraagstellingen

Over het contact met alternatieve genezers zijn de volgende vragen gesteld:
— Heeft de respondent in de afgelopen twaalf maanden voor zichzelf persoonlijk (dus geen telefonisch) contact gehad met één of meer van de volgende alternatieve genezers. Dit kan ook de huisarts zijn die alternatieve geneeswijzen toepast. De opties waren (meerdere antwoorden mogelijk): acupuncturist, antroposoof, chiropractor, fytotherapeut of kruidengenezer, gebedsgenezer of religieus genezer, haptonoom,homeopaat, magnetiseur of paranormaal genezer, natuurgenezer, osteopaat, huisarts die alternatieve geneeswijzen toepast, of een andere alternatieve genezer (zo ja,welke). De vraagstelling is dus iets anders dan in de Gezondheidsenquête, waar wordt gevraagd of mensen onder behandeling zijn.
— Bij geen contact in de afgelopen twaalf maanden: heeft de respondent dit wel gehad in de afgelopen vijf jaar, en met welke alternatief genezer (zelfde antwoordopties als hierboven).
— Aan bezoekers van alternatief genezers in de afgelopen vijf jaar:
— Wat voor soort alternatief genezer hebben zij het vaakst geraadpleegd?
— Een rapportcijfer van 1 tot 10 voor de vaakst bezochte alternatieve genezers. Bij een onvoldoende (1 tot en met 5) is gevraagd om een toelichting.
— Aan personen die geen contact hebben gehad: wat was de belangrijkste reden voor geen contact. Antwoordmogelijkheden: geen medische behoefte, geen geloof in genezende werking, meer vertrouwen in reguliere geneeswijzen, te weinig bekend over risico’s, niet bekend met alternatieve geneeswijzen, niet vergoed door zorgverzekering of een andere reden (en zo ja welke reden).

Om inzicht te krijgen in de voorkeuren van de Nederlandse bevolking is gevraagd of respondenten meer waarde hechten aan reguliere geneeswijzen, aan alternatieve geneeswijzen of aan beide geneeswijzen evenveel. Bij een voorkeur voor reguliere geneeswijzen volgde vraag wat daarvoor de reden is. Antwoordmogelijkheden (meerdere antwoorden mogelijk): geen geloof in genezende werking, meer vertrouwen in reguliere geneeswijzen, te weinig bekend over risico’s, niet bekend met alternatieve geneeswijzen,niet vergoed door zorgverzekering of een andere reden (en zo ja welke reden).

Om de opvattingen ten aanzien van alternatieve geneeswijzen te onderzoeken werden eerst de volgende twee vragen voorgelegd:
— Zou u in het geval van een ernstige ziekte alternatieve geneeswijzen overwegen(ja/misschien/nee)?
— Vindt u dat een alternatief genezer een diploma moet hebben (ja, een diploma als arts/ja, een diploma voor alternatieve geneeswijzen/nee, dat is voor mij niet belangrijk’)?

Daarna volgden twee stellingen met antwoordopties ‘helemaal mee eens’, ‘mee eens’, ‘niet mee eens, niet mee oneens’, ‘mee oneens’, ‘helemaal mee oneens’ en ‘weet ik niet’:
— Onderzoek naar de werking en risico’s van alternatieve geneeswijzen is belangrijk.
— De overheid moet meebetalen aan onderzoek naar de werking en risico’s van alternatieve geneeswijzen.

Tot slot kregen respondenten de vraag of zij vinden dat alternatieve geneeswijzen moeten worden opgenomen in het basispakket van de zorgverzekering. Aan respondenten die vinden dat één of enkele alternatieve geneeswijzen in het basispakket horen, is gevraagd welke geneeswijzen dit dan zijn (meerdere antwoorden mogelijk). De antwoordopties waren: acupunctuur, antroposofie, chiropractie, fytotherapie of kruidengeneeswijze, gebeds- of religieuze geneeswijze, haptonomie, homeopathie, magnetisme of paranormale geneeswijze, natuurgeneeswijze, osteopathie en een andere alternatieve geneeswijze.