Alternatieve geneeswijzen: contact en opvattingen

Conclusie

In 2018 gaf 11 procent van de volwassen bevolking aan in de afgelopen twaalf maandencontact te hebben gehad met een alternatieve genezer. Dit aandeel is hoger dan het kerncijfer van het CBS over het gebruik van alternatieve geneeswijzen; in de gezondheidsenquête geeft 6 procent aan onder behandeling te zijn geweest bij een alternatief genezer.Dit komt waarschijnlijk door verschil in vraagstelling; in het onderzoek Belevingen wordt gevraagd naar ‘contact met’ en in de Gezondheidsenquête naar ‘onder behandeling bij’.Wellicht dat mensen die incidenteel contact hebben gehad met een alternatieve genezer niet vinden dat zij onder behandeling zijn geweest. Wat ook mee kan spelen, is dat er in Belevingen voor verschillende alternatieve genezers is gevraagd of mensen hier contact mee hebben gehad, terwijl in de Gezondheidsenquête geen voorbeelden van alternatieve genezers zijn gegeven. Respondenten moeten hier zelf bedenken wat een alternatief genezer is.
Bijna twee op de tien mensen geven in het onderzoek Belevingen aan dat zij in de afgelopen vijf jaar contact hebben gehad met een alternatieve genezer. Het gaat naar verhouding vaak om een bezoek aan de osteopaat, chiropractor of acupuncturist. Mensen zijn doorgaans te spreken over de alternatieve genezer die zij (het vaakst) hebben bezocht.Vrouwen, 25- tot 65-jarigen en hoogopgeleiden zijn oververtegenwoordigd onder de bezoekers van alternatieve genezers. Mannen, 18- tot 25-jarigen, 65-plussers en laagopgeleiden gaan hier duidelijk minder vaak heen. Deze bevindingen komen overeen met eerder onderzoek (CBS, 2018; Van Dijk, 2006).

Het grootste deel van de Nederlandse bevolking hecht meer waarde aan reguliere geneeswijzen, vooral omdat zij hier meer vertrouwen in hebben dan in alternatieve geneeswijzen. Vrouwen en 25- tot 65-jarigen zeggen naar verhouding vaak dat zij evenveel waarde hechten aan beide geneeswijzen. Dit is in lijn met het feit dat deze groepen vaker een bezoek brengen aan een alternatieve genezer. Bij de onderwijsgroepen is het beeld anders. Hoewel het aandeel dat contact heeft gehad met een alternatieve genezer groter is onder hoogopgeleiden dan onder laagopgeleiden, zeggen hoogopgeleiden tegelijkertijd vaker reguliere geneeswijzen te prefereren boven alternatieve geneeswijzen.

Bij een ernstige ziekte zegt 29 procent geen gebruik te zullen maken van alternatieve geneeswijzen. Een kwart geeft aan dit wel te zullen doen. Een relatief grote groep(45 procent) weet nog niet of zij dit zouden overwegen. Vooral ouderen geven relatief vaak aan geen alternatieve geneeswijzen in overweging te zullen nemen bij ernstige ziekte.
 
Bijna acht op de tien volwassenen vindt onderzoek naar de werking en risico’s van alternatieve geneeswijzen belangrijk. Een kleiner maar nog steeds substantieel deel van 64 procent vindt dat de overheid aan dergelijk onderzoek moet meebetalen. Mannen en 75-plussers zijn minder vaak van mening dat onderzoek naar alternatieve geneeswijzenbelangrijk is en dat de overheid dit moet meefinancieren dan vrouwen en jongere leeftijdsgroepen. Hoog- en middelbaar opgeleiden vinden dit vaker dan laagopgeleiden.

Tot slot vindt de meerderheid van de bevolking dat alternatieve geneeswijzen in het basispakket van de zorgverzekering opgenomen moeten worden, iets dat nu niet in het geval is. Dit moet volgens 22 procent voor alle alternatieve geneeswijzen gelden en volgens 38 procent voor één of enkele. Deze laatste groep zegt het vaakst dat dit moet gelden voor de acupuncturist, gevolgd door de chiropractor en de homeopaat. Hier moet wel worden opgemerkt dat in de vraag niet is vermeld dat opname van alternatieve geneeswijzen zal leiden tot een hogere premie, of dat iets anders uit het basispakket gehaald zal moeten worden om de premie gelijk te laten zijn. De vraag is of dan nog steeds een meerderheid voorstander is van opname van alternatieve geneeswijzen in het basispakket.