Onderweg in Nederland (ODiN) 2024 - Plausibiliteitsrapportage

8. Extra analyses, samenvatting en conclusie

In dit rapport zijn de resultaten van het verplaatsingsonderzoek Onderweg in Nederland (ODiN) 2024 gepresenteerd en die van de voorgaande vijf onderzoeksjaren. In de hoofdstukken 3 tot en met 6 zijn de verschillen tussen de resultaten van ODiN 2024 met ODiN 2023 onderzocht en beschreven. Op basis van onderzoek naar de verschillen tussen 2023 en 2024 is geconstateerd dat er waarschijnlijk sprake is van een methodebreuk. De resultaten van ODiN 2024 worden daarom niet plausibel geacht wanneer deze worden gerelateerd aan de resultaten van ODiN 2023. 

Het lijkt erop dat door één of meerdere van de wijzigingen in het veldwerk van het onderzoek in 2024 een methodebreuk is ontstaan. Op een aantal kernvariabelen zoals weergegeven in de tabellen van dit rapport, zijn opvallende, niet-plausibele ontwikkelingen te zien. Hoewel het op basis van de momenteel beschikbare informatie niet te bewijzen valt, is de verkorte brief die met ingang van ODiN 2024 is ingevoerd, waarschijnlijk de belangrijkste oorzaak voor de verschillen, en de mogelijke methodebreuk. Wijzigingen in de aanschrijfbrief lijken op logische wijze samen te hangen met de waargenomen verschillen. Voor andere aanpassingen in het onderzoeksdesign die zijn onderzocht, is geen relatie met de waargenomen verschillen tussen 2023 en 2024 gevonden. Hoewel het vermoeden voor een methodebreuk ingegeven wordt door het grote aantal, in sommige gevallen forse, significante verschillen tussen 2023 en 2024 moeten we veronderstellen dat de methodebreuk ook doorwerkt in resultaten waarbij de verschillen van ODiN 2024 met 2023 minder opvallend of niet-significant zijn. Aanvullend onderzoek naar de methodebreuk zal nog worden uitgevoerd, maar kan hierover kan pas later worden gerapporteerd.

8.1 Extra analyses

Vanwege de opmerkelijke resultaten van ODiN 2024 zijn verschillende extra analyses uitgevoerd om de plausibiliteit van die resultaten te controleren. In eerste instantie is gekeken naar mogelijke verstoringen in het verwerkingsproces. Hierin werden geen bijzonderheden gezien. Ook de weging is correct verlopen en er zijn ook geen weegvariabelen waarvan de bijdrage aan de weging aanmerkelijk verschilde met voorgaande jaren. 

De opmerkelijke verschillen in de resultaten zijn al aanwezig op een zeer basaal niveau, namelijk in het gegeven of men wel of niet is weggeweest (de verkeersdeelname) en hoe vaak men is weggeweest (het aantal verplaatsingen). Dit is waarneembaar in zowel de gewogen resultaten als in de ongewogen resultaten. Daarbij is ook gekeken naar de verschillen tussen de gewogen en ongewogen resultaten uit voorgaande ODiN-jaren om op die manier nog eventuele bijzonderheden te signaleren. Omdat de verschillen al zichtbaar zijn op een basaal niveau, kon ook worden gekeken naar de ruwe responsdata. Dit zijn de data die het verwerkingsproces ingaan. Deze data laten hetzelfde beeld zien als de ongewogen en gewogen data, namelijk een afname van de verkeersdeelname. 

Al met al is op basis van de uitgevoerde analyses de conclusie dat de breuk al aanwezig is in de responsdata. De andere resultaten in 2024 kunnen het gevolg zijn van een wijziging in de daadwerkelijke mobiliteit of een wijziging in het veldwerk van het onderzoek. Aangezien andere onderzoeken en databronnen geen indicatie geven van (sterke) wijzigingen in de mobiliteit, blijft een wijziging in het veldwerk als meest waarschijnlijke oorzaak over. 

Na de analyse van de ruwe responsdata van 2024 is ook de reeds beschikbare responsdata van ODiN 2025 bekeken. We zien hier dat de verkeersdeelname hetzelfde verschil laat zien vergeleken met 2023. Dit betekent dat de oorzaak van de opmerkelijke verschillen zich voortzet en niet specifiek alleen gerelateerd is aan het onderzoek in het jaar 2024.

In het onderzoek naar de oorzaak van de opmerkelijke verschillen zijn de resultaten uitgesplitst naar verschillende kenmerken zoals die in de weging en in het bestand aanwezig zijn. Daarbij zijn zowel in de tijd (zoals maand en dag van de week) als naar regio (zoals meerwerkgebied en provincie) geen opvallende verschillen te zien die mogelijk duiden op een longitudinaal of regionaal effect. Ook een relatie met de postbezorging is uitgesloten. De responsmomenten en de tijd tussen responderen en de datum waarover men rapporteert vertonen geen grote verschillen met voorgaande jaren. Ook voor de diverse persoonskenmerken zien we de opmerkelijke verschillen in de resultaten in 2024 ongeveer over de hele linie terug. Bij een aantal kenmerken zijn er wel verschillen die onderling opvallen. Dat is het geval bij de kenmerken afstandsklasse, motief en vervoerwijze. 
 
Zoals aangegeven is de meest waarschijnlijke oorzaak van de methodebreuk gelegen in een wijziging van de onderzoeksmethode. In paragraaf 1.1 zijn de belangrijkste wijzigingen in ODiN 2024 ten opzichte van ODiN 2023 benoemd: 

  • Meerwerk: responswens voor ieder stadsdeel van Amsterdam.
  • Herkomst: gebruik van herkomstland in steekproeftrekking en respondentbenadering.
  • Brieven: verkorte brieven.
  • Folder-experiment: testen effect folder op responspercentage.
  • Incentive: verandering van de kansincentive.

Voor al deze wijzigingen is specifiek nagegaan en geanalyseerd of de opmerkelijke resultaten van ODiN 2024 daarvan het gevolg kunnen zijn. Daarbij konden de bescheiden wijziging in het meerwerk en de introductie van herkomstland in de steekproeftrekking en de respondentbenadering al snel als mogelijke oorzaken uitgesloten worden. Dit laatste klinkt weliswaar als een flinke wijziging, maar eerder onderzoek naar de mogelijke effecten van de vervanging van herkomst (migratie-achtergrond) naar herkomstland (geboorteland) in 2022 had al uitgewezen dat de effecten hiervan verwaarloosbaar klein zijn. Doordat die wijziging ook nog eens in twee stappen is uitgevoerd (verwerking, weging en databestand in ODiN 2023 en steekproeftrekking en respondentbenadering in ODiN 2024), zal enig effect hiervan ten opzichte van het voorgaande onderzoeksjaar niet op te merken zijn. De mogelijke impact van de overige drie wijzigingen wordt hieronder toegelicht.

Incentive en folder-experiment

Tot en met ODiN 2023 kon de respondent kiezen uit een set VVV-cadeaukaarten of een iPad als kansincentive. Voor de weekporties 1 tot en met 18 van ODiN 2024, gedurende de looptijd van het folder-experiment, bestond de incentive enkel uit verloting van de VVV-cadeaukaarten (er was dus geen keuzemogelijkheid). Met ingang van weekportie 19 heeft de respondent voor wat betreft de kansincentive de keuze uit een set VVV-cadeaukaarten of een smartwatch. Na deze laatste wijziging is het responspercentage van ODiN toegenomen met ruim 1 procentpunt. De wijziging heeft wat dat betreft een gunstig effect gehad. Er is dus een grotere of extra groep respondenten bereikt. Het is mogelijk dat hierdoor een selectiefout ontstaat. 
Uit onderzoek naar de samenstelling van de respondenten naar leeftijdsklasse over heel 2024 volgt dat in alle onderscheiden leeftijdsklassen de ongewogen respons is toegenomen, behalve bij respondenten van 75 jaar of ouder. In deze groep is de respons licht afgenomen. Door het weegproces wordt voor dit verschil gecorrigeerd. Echter als een groep bijvoorbeeld op een andere wijze de vragenlijst invult, deze anders interpreteert of misschien specifiek ander reisgedrag vertoont of op andere gedragskenmerken verschilt waarvoor in de weging geen weegfactor is (of kan worden) opgenomen, kan er ten dele een selectiefout blijven bestaan. Analyses van de resultaten naar periode laten zien dat de methodebreuk voor alle periodes van 2024 in dezelfde mate bestaat (dus met ingang van begin januari 2024). Uit de analyse van de vervoersprestatie naar maand volgde bijvoorbeeld het algemene beeld dat in 9 van de 12 maanden de vervoersprestatie in 2024 lager was dan in 2023 (zie paragraaf 3.3). Dat maakt het onwaarschijnlijk dat de wijzigingen in de incentives en het folder-experiment bepalend zijn voor de methodebreuk. 

Brieven

Een tweede wijziging betreft een wijziging in de brieven per 1 januari 2024. De teksten in de brieven zijn namelijk ingekort om de leesbaarheid te vergroten en om de brief uitnodigender te maken om te lezen. Een aantal resultaten uit ODiN 2024 die hierna volgen, wijzen in de richting van een meetfout die mogelijk het gevolg is van het weglaten van een aantal voorbeelden van verplaatsingen uit de aanschrijfbrief (zie bijlage C). Hoewel het beeld is dat de brieven slecht worden gelezen, zijn deze voorbeelden mogelijk toch essentieel om respondenten te laten beseffen dat deze verplaatsingen, die mogelijk in hun ogen minder ’belangrijk’ leken, ook belangrijk zijn om te rapporteren. Mogelijk zijn hierdoor dat soort verplaatsingen in mindere mate gerapporteerd. Welke resultaten wijzen hierop?

  • De verkeersdeelname is significant afgenomen met 3 procent. De afgelopen jaren was er altijd wel enige fluctuatie in de verkeersdeelname (de corona-periode daargelaten), maar deze was redelijk stabiel. De in ODiN 2024 waargenomen daling is relatief uitzonderlijk en sluit niet aan bij andere bronnen en de beleefde ontwikkeling. 
  • De toename van de gemiddelde afstand per verplaatsing. Uit een extra analyse van het aantal verplaatsingen naar vervoerwijze en naar afstandsklasse en motief naar afstandsklasse, volgt dat met name het aantal korte verplaatsingen is afgenomen. Mogelijk zijn verplaatsingen, zoals een kort boodschapje, even iets ophalen bij de apotheek, een korte wandeling en dergelijke minder vaak gerapporteerd. Ondersteuning hiervoor blijkt ook uit de resultaten uit hoofdstuk 5 over de gemiddelde afstand per verplaatsing naar motief. Vooral de gemiddelde verplaatsingsafstand van ‘niet-verplichte’ motieven zoals ‘Visite en logeren’, ‘Toeren en wandelen’ en ‘Ander motief’ is langer geworden, omdat er minder verplaatsingen met korte afstanden zijn gerapporteerd. Naar vervoerwijze is in hoofdstuk 5 gerapporteerd dat de gemiddelde afstand per verplaatsing ofwel significant langer is geworden, zoals bij lopen en overige vervoerwijzen, of anders ongewijzigd is gebleven. Uit de extra analyse blijkt bijvoorbeeld dat het aantal verplaatsingen met het motief ‘Toeren/wandelen’ voor de afstanden van 0,1 tot 1 km nog maar ongeveer 53 procent bedraagt van vorig jaar. Het aantal verplaatsingen voor dit motief voor de afstanden van 0,1 tot 5 km is 30 procent lager dan vorig jaar.
  • Het aantal reguliere reizigerskilometers voor ‘Winkelen en boodschappen doen’ (-6 procent) en voor ‘Toeren en wandelen’ (-10 procent) is significant afgenomen.
  • Het gemiddeld aantal verplaatsingen voor lopen en fietsen is significant gedaald. Lopen bijna met een vijfde. Bij de motieven is het aantal verplaatsingen voor met name ‘Toeren en wandelen’ en voor ‘Winkelen en boodschappen doen’ significant afgenomen met respectievelijk 25 procent en 10 procent. Daarentegen zijn wellicht door de respondent belangrijker geachte verplaatsingen, zoals voor de motieven ‘Van en naar het werk’ en ‘Onderwijs of cursus volgen’ in aantal niet significant gewijzigd ten opzichte van 2023. Dat wil overigens niet zeggen dat de schattingen van deze resultaten niet ook beïnvloed kunnen zijn door de mogelijke meetfout. 

8.2 Samenvatting

In ODiN 2024 is de totale vervoersprestatie ten opzichte van ODiN 2023 niet significant gewijzigd en bedraagt 196,2 miljard reizigerskilometers. 

8.2.1 Totale vervoersprestatie

Voor de combinatie bus, tram en metro is de vervoersprestatie significant toegenomen en voor de modaliteiten fiets en lopen is de vervoersprestatie significant afgenomen. De vervoersprestaties van personenautobestuurder, personenautopassagier en trein zijn stabiel gebleven. 

  • De vervoersprestatie met ‘bus, tram en metro’ bedraagt in 2024 5,6 miljard reizigerskilometers en is ten opzichte van 2023 toegenomen met 10 procent.
  • De vervoersprestatie met de fiets (17,1 miljard kilometers) is in ODiN 2024 significant afgenomen met 4 procent ten opzichte van 2023.
  • De vervoersprestatie te voet nam af met 1,1 miljard kilometer (-16 procent) tot 5,8 miljard in 2024. 

Ten behoeve van deze plausibiliteitsrapportage is een extra analyse gemaakt van de tabel met de totale vervoersprestatie van 2023 en 2024 naar maand. Deze analyse is opgenomen in hoofdstuk 3. 

8.2.2 Reguliere reizigerskilometers 

Het aantal reguliere reizigerskilometers gemeten in ODiN 2024 is 189,8 miljard. Dit is geen significante wijziging, vergeleken met 2023. De reguliere reizigerskilometers van twee van de negen motieven zijn in die periode significant gewijzigd. 

Resultaten van de verdeling van motieven in de reguliere reizigerskilometers:

Voor twee van de negen motieven zijn de reguliere reizigerskilometers significant afgenomen. Voor de motieven ‘Winkelen en boodschappen doen’ en ‘Toeren en wandelen’ is sprake van een significante afname. Voor de motieven ‘Van en naar het werk’, ‘Zakelijk en beroepsmatig’, ‘Diensten en verzorging’ , ’Onderwijs of cursus volgen’, ‘Visite en logeren’, ‘Uitgaan, sport en hobby’ en ‘Ander motief’ zijn de resultaten stabiel gebleven.

  • Voor het motief ‘Winkelen en boodschappen doen’ zijn de reguliere reizigerskilometers ten opzichte van 2023 significant afgenomen met 6 procent tot 17,4 miljard in 2024.
  • ‘Toeren en wandelen’ nam significant af in 2024. Het aantal kilometers voor dit motief nam af met 10 procent van 11,1 miljard naar 10,0 miljard.

Ten behoeve van deze plausibiliteitsrapportage is ook een extra analyse gemaakt van de tabel met de reguliere reizigerskilometers voor het motief ‘Van en naar het werk’ van 2023 en 2024 naar maand. Deze analyse is opgenomen hoofdstuk 3.

8.2.3 Gemiddeld aantal verplaatsingen per 1.000 inwoners per dag

Het aantal verplaatsingen (gemiddeld per 1.000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag) is significant gedaald met 9 procent in ODiN 2024 vergeleken met ODiN 2023. Bij zes van de zeven vervoerwijzen is er sprake van een significante wijziging.

Resultaten van de verdeling naar vervoerwijze:

Voor vijf van de zeven vervoerwijzen is er een significante afname en voor een combinatie van vervoerwijzen een significante toename in het aantal verplaatsingen per 1.000 personen van 6 jaar of ouder per dag in 2024. De vervoerwijze ‘Trein’ is stabiel gebleven.

  • De gemiddelde aantallen verplaatsingen als personenautobestuurder en als -passagier zijn in 2024 afgenomen met respectievelijk 6 en 7 procent.
  • Met de fiets is het aantal verplaatsingen van 2023 naar 2024 significant afgenomen met 6 procent.
  • Het gemiddeld aantal verplaatsingen per 1.000 personen van 6 jaar of ouder per dag is voor lopen in 2024 met 19 procent afgenomen ten opzichte van 2023.
  • De verplaatsingen met ‘Overige vervoerwijzen’ zijn afgenomen met 8 procent in 2024 vergeleken met 2023.
  • De verplaatsingen met ‘Bus, tram en metro’ zijn in 2024 toegenomen met 8 procent, vergeleken met een jaar eerder.

Resultaten van de verdeling naar motief: 

Voor zeven van de negen motieven geldt dat deze significant zijn afgenomen. Het gemiddeld aantal verplaatsingen voor ‘Van en naar het werk’ en ‘Onderwijs of cursus volgen’ is stabiel gebleven ten opzichte van 2023.

  • Het aantal verplaatsingen voor het motief ‘Zakelijk en beroepsmatig' nam in 2024 af met 10 procent in vergelijking met een jaar eerder.
  • Voor het motief ‘Diensten en verzorging’ werden in 2024 9 procent minder verplaatsingen gemaakt dan in 2023.
  • Er zijn in 2024 11 procent minder verplaatsingen gemaakt met als motief ‘Winkelen en boodschappen doen’
  • Bij ‘Visite en logeren’ was het aantal verplaatsingen 9 procent lager dan in 2023
  • Ook het aantal verplaatsingen met als motief 'Uitgaan, sport en hobby' nam in ODiN 2024 significant af en wel met 5 procent ten opzichte van ODiN 2023. 
  • Het aantal verplaatsingen voor 'Toeren en wandelen' is met een kwart afgenomen in ODiN 2024.
  • Verplaatsingen gemaakt voor ‘Andere motieven’ dan hier genoemd namen af met 14 procent in 2024 vergeleken met een jaar eerder. 

8.2.4 Gemiddelde afgelegde afstand per verplaatsing 

De gemiddelde verplaatsingsafstand voor het totaal is in ODiN 2024 6 procent langer (significant) dan in ODiN 2023 en bedraagt 12,5 kilometer.

Resultaten van de verdeling naar vervoerwijze:

  • De gemiddelde afstand per verplaatsing voor zowel personenautobestuurders (5 procent) en lopen (2 procent) was in 2024 significant langer dan in 2023. De categorie ‘overige vervoerwijzen’ laat de grootste toename zien ten opzichte van 2023 namelijk 14 procent. De gemiddelde verplaatsingsafstand van een verplaatsing met de trein, bus/tram/metro, met de fiets of als passagier personenauto verschilde in 2024 niet significant met de verplaatsingsafstand in 2023.

Resultaten van de verdeling naar motief: 

  • Voor het motief ‘Toeren en wandelen’ is de gemiddelde verplaatsingsafstand van 2023 op 2024 significant toegenomen met 19 procent (1,3 kilometer langer dan in 2023). Het motief ‘Visite en logeren’ nam met 8 procent toe (1,7 kilometer). ‘Ander motief’ nam eveneens met 8 procent toe (0,7 kilometer).

8.2.5 Verkeersdeelname en deelname openbaar vervoer

De deelname aan het verkeer in ODiN 2024 is 78,0 procent. In ODiN 2023 was dit significant hoger en bedroeg de verkeersdeelname 80,4 procent. Deze significante afname lijkt niet plausibel, aangezien de gegevens uit eerdere mobiliteitsonderzoeken doorgaans een vrij constante verkeersdeelname over de jaren heen laten zien. Andere constateringen zijn:

  • Zowel bij mannen als bij vrouwen is de afname in verkeersdeelname in 2024 ten opzichte van 2023 significant. In 2024 is er geen significant verschil tussen de verkeersdeelname van mannen en vrouwen.
  • Uit de verdeling van verkeersdeelname naar maatschappelijke participatie blijkt dat er tussen ODiN 2024 en ODiN 2023 voor alle onderscheiden groepen, met uitzondering van de groep 'Werkloos', een significante daling is ten opzichte van 2023.

De deelname aan het openbaar vervoer is in 2024 ten opzichte van 2023 niet significant toegenomen.

  • De deelname van vrouwen aan het openbaar vervoer is in 2024 in vergelijking met 2023 significant toegenomen met 8 procent.
    In 2024 en de vijf jaren daarvoor blijkt de deelname aan het openbaar vervoer van vrouwen significant hoger dan van mannen.

8.3 ODiN in vergelijking met andere onderzoeken

Voor een aantal gevonden resultaten van de ontwikkelingen in de mobiliteit die volgt uit een vergelijking tussen ODiN 2024 en ODiN 2023 is geen ondersteuning gevonden op basis van cijfers uit andere onderzoeken. Bij de interpretatie daarvan is het belangrijk in het achterhoofd te houden dat de onderzoeken onder andere verschillend zijn van opzet, populatie, indeling, meetmethode en de reden waarom ze zijn gedaan, de achterliggende vraag. Daarom is bij het vergelijken van de resultaten met name gelet op de tendens van de met elkaar vergeleken onderzoeken en niet de ‘exacte’ overeenkomst van de statistische schattingen.

Personenauto als bestuurder

Uit ODiN 2024 blijkt dat de vervoersprestatie van de personenauto als bestuurder in 2024 niet significant is gewijzigd ten opzichte van 2023. 

  • Uit de (voorlopige) verkeersprestatiecijfers van personenauto’s (CBS, 2025c) gebaseerd op de kilometerstanden komt naar voren dat de verkeersprestatie (significant) is toegenomen met 1,5 procent. De tendens dat het aantal reizigerskilometers met de auto als bestuurder van 2023 naar 2024 niet significant is gewijzigd, wordt daardoor niet bevestigd. 
  • In de Rapportage Rijkswegennet 2024 (Rijkswaterstaat, 2025) gebaseerd op inductielussen wordt gerapporteerd dat het aantal afgelegde kilometers op het hoofdwegennet met 2,7 procent is toegenomen in 2024. Ook door dit gegeven wordt de tendens uit ODiN dat de reizigerskilometers met de auto als bestuurder van 2023 naar 2024 niet significant zijn gewijzigd, niet bevestigd. 
  • Uit de verkeersindex van het personenverkeer (CBS, z.d.) blijkt dat de ontwikkelingen van de kilometers gebaseerd op 200 locaties met meetlusgegevens op een selectie van rijkswegenwegen, eveneens geen overeenkomsten vertonen met ODiN. Volgens de resultaten uit de verkeersindex van het ‘personenverkeer’ volgt namelijk dat de verkeersintensiteit op werkdagen met 1,6 procent is toegenomen en op weekenddagen met 0,9 procent.
  • Op grond van de resultaten van het Landelijk Reizigersonderzoek 2024 kunnen geen conclusies getrokken worden. Van de genoemde toename van 1 procent van het aantal autokilometers met doel woon-werk is namelijk niet duidelijk of deze significant is. 

De ontwikkeling van de vervoersprestatie van de personenauto als bestuurder uit de genoemde onderzoeken ondersteunen de resultaten uit ODiN 2024 niet.

Trein

De vervoersprestatie met de trein is volgens de meting in ODiN 2024 niet significant gewijzigd, vergeleken met 2023. Dit geldt ook voor het aantal verplaatsingen en de verplaatsingsafstand. Ook deze schattingen zijn niet significant gewijzigd in 2024 vergeleken met 2023.

  • Uit de in het jaarverslag over 2024 (NS, 2025) gerapporteerde cijfers komt naar voren dat het aantal treinreizigerskilometers van 2024 vergeleken met 2023, is toegenomen met 4,2 procent. Deze trend komt niet overeen met de resultaten uit ODiN. 
  • Uit CBS-jaarcijfers die bepaald zijn met gegevens van Translink (CBS, z.d.a) blijkt dat in 2024 een toename is van 12 procent aan inchecktransacties bij trein, bus, tram en metro gezamenlijk. Hoewel dit geven niet helemaal vergelijkbaar is, want inchecktransacties en verplaatsingen zijn niet hetzelfde, geeft deze toename van inchecktransacties wel een indicatie. De toename van het aantal inchecktransacties geeft geen ondersteuning voor het ODiN-resultaat dat de vervoersprestatie met de trein stabiel is gebleven. In ODiN is de vervoersprestatie van de combinatie bus, tram en metro weliswaar significant toegenomen, maar in ODiN 2024 vormt de verkeersprestaties van dit drietal nog geen derde van de verkeersprestatie van de trein. 

Bus, tram en metro

De vervoersprestatie met bus, tram en metro is volgens de meting in ODiN 2024 significant toegenomen, vergeleken met 2023. Daarom is een extra analyse gedaan voor bus, tram en metro afzonderlijk.

  • Uit de extra analyse van ODiN 2024 blijkt het aantal reizigerskilometers met de bus niet significant gewijzigd is ten opzichte van ODiN 2023. Cijfers van de RET en het GVB laten een afname zien van respectievelijk 1 en 3 procent. 
  • Het aantal reizigerskilometers met de tram is volgens ODiN 2024 ten opzichte van ODiN 2023 niet gewijzigd. De RET rapporteert een toename van het aantal tramreizigerskilometers met 7 procent, het aantal reizigerskilometers dat het GVB rapporteerde bleef nagenoeg gelijk. 
  • Reizigerskilometers met de metro zijn volgens ODiN 2024 niet significant gewijzigd ten opzichte van een jaar eerder. De RET het GVB melden beide een toename van het aantal reizigerskilometers met respectievelijk 4 en 2 procent. 
  • Door het CROW zijn voorlopige cijfers voor de Staat van het OV 2024 ter beschikking gesteld. Daaruit volgt voor elk van de vervoerwijzen bus, tram en metro een stijging van het aantal reizigerskilometers in 2024 ten opzichte van 2023 op basis van de in- en uitcheckgegevens. 

Het is niet uit te sluiten dat de groep bus, tram en metro is geraakt door de methodebreuk. Desondanks laat deze groep een significante toename van het aantal reizigerskilometers zien. We concluderen daarom dat de vervoersprestatie voor de groep bus, tram en metro daadwerkelijk significant is toegenomen ten opzichte van ODiN 2023. 

Fiets

Uit ODiN volgt dat het totale aantal reizigerskilometers op de fiets van 2023 naar 2024 significant afnam met 0,7 miljard (-4 procent). 

  • In het Landelijk Reizigersonderzoek, 2024 (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, 2025). Is gerapporteerd dat de totale afstand per fiets voor woon-werkverkeer in 2024 afnam met 2 procent. Echter woon-werkverkeer is maar een deel van de redenen waarvoor fietskilometers worden afgelegd, en dit cijfer zou dan een gedeeltelijke bevestiging van dit ODiN-cijfer voor de fiets kunnen zijn. Maar het is niet duidelijk of het gevonden resultaat uit het Landelijk Reizigersonderzoek significant verschilt met een jaar eerder. Daarom is deze bron niet geschikt om op dit punt de plausibiliteit van ODiN 2024 te toetsen. De afname van de fietskilometers kunnen dus niet gestaafd worden door een gebrek aan vergelijkingsmateriaal.

Van en naar het werk

Uit ODiN volgt dat voor het motief ‘Van en naar het werk’, het aantal reguliere reizigerskilometers, het gemiddeld aantal verplaatsingen per 1.000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag in 2024 niet significant is gewijzigd ten opzichte van een jaar eerder.

  • Op grond van het Landelijk Reizigersonderzoek, waarin de focus ligt op woon-werkverkeer, wordt geen duidelijk beeld gegeven van het reisgedrag woon-werkverkeer. Er worden cijfers gegeven voor 3 modaliteiten afzonderlijk (zie hoofdstuk 7.5 ). Daarnaast zijn bij de schattingen geen significanties gemeld of zijn er geen uitspraken gedaan daarover. Daarmee is het niet mogelijk om de ODiN resultaten aangaande ‘Van en naar het werk’ te toetsen op plausibiliteit.

Winkelen en boodschappen doen

Uit de ODiN cijfers blijkt dat zowel het aantal reguliere reizigerskilometers als het aantal verplaatsingen voor ‘Winkelen en boodschappen doen’ in 2024 significant is afgenomen met respectievelijk 6 en 11 procent in vergelijking met 2023. 

  • Uit CBS-cijfers over het hele jaar blijkt dat ondernemers in de detailhandel een omzetstijging van 2,1 procent boekten. Het verkoopvolume was 1,4 procent groter dan in 2023 (2025b). Verkoopvolume en omzetstijging zijn weliswaar niet één-op-één te vergelijken met het aantal reizigerskilometers voor winkelen en boodschappen doen, maar deze resultaten bieden geen ondersteuning voor het feit dat in ODiN 2024 het aantal reizigerskilometers voor dit doel met 6 procent is afgenomen. 

8.4 Eindconclusie

Een aantal resultaten van ODiN 2024 over de ontwikkeling van de mobiliteit tussen 2023 en 2024 worden niet plausibel geacht. Een methodebreuk, mogelijk als gevolg van een wijziging in de aanschrijfbrieven, lijkt daarvoor de meest waarschijnlijke verklaring. In deze plausibiliteitsrapportage zijn desondanks de resultaten van de ontwikkelingen in de mobiliteit van de Nederlandse bevolking die volgen uit een vergelijking tussen ODiN 2023 en 2024 geconfronteerd met resultaten uit andere onderzoeken. Uit een deel van de geïnventariseerde onderzoeken blijkt geen directe ondersteuning voor de ontwikkeling in de mobiliteit die volgt uit resultaten van ODiN 2024 in relatie tot ODiN 2023. Daarnaast kan een deel van de ODiN-resultaten niet gestaafd worden door andere onderzoeken en databronnen en zijn bij andere resultaten de verschillen soms niet goed te duiden. Al met al luidt de conclusie dat er vraagtekens kunnen worden gezet bij de plausibiliteit van de resultaten van ODiN 2024 in relatie tot de uitkomsten van ODiN 2023. Een ontwikkeling die wel plausibel kan worden verondersteld is die van de vervoersprestatie voor de groep bus, tram en metro. Het is niet uit te sluiten dat deze groep is geraakt door de methodebreuk, maar desondanks laat deze groep een significante toename van de vervoersprestatie zien. We concluderen daarom dat het totaal aantal reizigerskilometers voor de groep bus, tram en metro in ODiN 2024 daadwerkelijk significant is toegenomen ten opzichte van ODiN 2023.