Onderweg in Nederland (ODiN) 2024 - Plausibiliteitsrapportage

4. Gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag

De totale reizigerskilometers zijn te ontleden in aantallen verplaatsingen en de verplaatsingsafstanden. Dit hoofdstuk richt zich op het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag naar vervoerwijze en naar motief. Vanzelfsprekend is deze indicator gebaseerd op verplaatsingsinformatie, terwijl de tabellen in hoofdstuk 3 gebaseerd zijn op ritinformatie. Voor betere leesbaarheid zijn in alle tabellen van dit hoofdstuk de cijfers weergegeven per 1.000 personen van 6 jaar of ouder.

In tabel 4.1 wordt het gemiddeld aantal verplaatsingen in Nederland naar hoofdvervoerwijze van inwoners in particuliere huishoudens in Nederland vermeld5). Het betreft reguliere verplaatsingen.

4.1 Gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag naar hoofdvervoerwijze per jaar
201920202021202220232024verschil 2024 t.o.v. 2023 (%)
Totaal2 710*2 352*2 506*2 696*2 7182 486*-9
Personenauto als bestuurder948805*823868*912*854*-6
Personenauto als passagier312240*257*278*300*278*-7
Trein8233*3552*66*660
Bus/tram/metro72*35*3755*5862*+8
Fiets757*626*636751*729*689*-6
Lopen426*523*614*585*557*450*-19
Overig11290*104*10795*88*-8
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

Uit tabel 4.1 blijkt dat het totaal aantal verplaatsingen per 1.000 personen van 6 jaar of ouder per dag in het ODiN-onderzoek van 2024 significant is afgenomen met 9 procent ten opzichte van 2023. Een daling van 9 procent is onverwacht veel. Er zijn ook geen signalen uit de samenleving die een dergelijke daling doen vermoeden. Het in ODiN 2024 geconstateerde totaal aantal verplaatsingen per 1.000 personen van 6 jaar of ouder per dag (2.486), is vergelijkbaar met 2021 (2.506), een jaar waarin nog coronamaatregelen golden. Deze ontwikkeling van het aantal verplaatsingen per persoon per dag ten opzichte van de resultaten van 2023 in ODiN wordt daarom niet plausibel geacht.

Alle modaliteiten: verplaatsingen

Met uitzondering van de trein en de combinatie bus, tram, en metro, geldt voor iedere andere modaliteit (personenauto als bestuurder, personenauto als passagier, fiets, lopen of overig) dat het aantal verplaatsingen per 1.000 inwoners van 6 jaar of ouder in ODiN 2024 significant lager ligt dan in 2023. Het gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen voor de combinatie bus, tram en metro is in 2024 significant hoger dan in 2023. Het aantal verplaatsingen met de trein verschilt niet significant ten opzichte van 2023.

Personenautobestuurders: verplaatsingen

Het aantal verplaatsingen met de personenauto als bestuurder per 1.000 inwoners van 6 jaar of ouder is in 2024 significant afgenomen met 6 procent in vergelijking met ODiN 2023. Ook deze afname lijkt niet plausibel. Een indicatie hiervoor is het berekend globaal indexcijfer voor heel 2024 (zie ook hoofdstuk 3.1) waaruit blijkt dat in 2024 vergeleken met een jaar eerder de verkeersintensiteit van het ‘personenverkeer’ op werkdagen met 1,6 procent is toegenomen en op weekenddagen met 0,9 procent.

Personenautopassagiers: verplaatsingen

Evenals het aantal verplaatsingen als bestuurder van een personenauto is bij de passagiers ook het aantal verplaatsingen afgenomen in 2024 ten opzichte van 2023, en wel met 7 procent. Het aantal verplaatsingen als passagier van een personenauto, was na de daling in de coronajaren weer aan het toenemen richting het niveau van 2019. De nu waargenomen daling in ODiN 2024 is niet te verklaren, en daarmee niet plausibel.

Trein: verplaatsingen

Het gemiddeld aantal verplaatsingen per 1.000 inwoners van 6 jaar of ouder met de trein is in ODiN 2024 gelijk aan dat van 2023 (niet significant gewijzigd). Vergelijken we dit resultaat uit ODiN met de cijfers uit het NS jaarverslag over 2024, dan rapporteerde de NS dat het aantal gemaakte treinreizen per werkdag 1,089 miljoen bedraagt. In hun jaarverslag van 2023 werden 1,085 miljoen treinreizen gemeld. Dit is een toename van 0,4 procent.

Bus, tram en metro: verplaatsingen

De enige toename van het aantal verplaatsingen naar hoofdvervoerwijze in 2024 ten opzichte van 2023 is bij de verplaatsingen die met de bus, tram of metro gemaakt zijn. Het gemiddeld aantal verplaatsingen per 1.000 inwoners van 6 jaar of ouder is in 2024 significant hoger dan in 2023 (8 procent).

Uit jaarcijfers die bepaald zijn met open data (aantal instappers per uur) van Translink (CBS, z.d.a) blijkt dat er in 2024 in vergelijking met 2023 een toename is van 12 procent aan inchecktransacties bij trein, bus, tram en metro gezamenlijk. Hoewel dit niet helemaal vergelijkbaar is, want inchecktransacties en verplaatsingen zijn niet hetzelfde, geeft deze toename van inchecktransacties wel een indicatie.

Fiets: verplaatsingen

Het aantal verplaatsingen op de fiets per 1.000 inwoners is in 2024 significant afgenomen met 6 procent ten opzichte van 2023. Uit het Landelijk Reizigersonderzoek 2024 (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, 2025) blijkt dat het gemiddeld aantal woon-werkritten per week op de fiets in 2024 vergeleken met 2023 is afgenomen met 2 procent. De gevonden gegevens uit het Landelijk Reizigersonderzoek zeggen alleen iets over een deel van de fietsverplaatsingen (alleen woon-werk). Of deze bescheiden afname significant is, is niet bekend. Daarom kan op basis van dit resultaat uit het Landelijk Reizigersonderzoek, niet worden aangegeven of het steun biedt of niet, aan de resultaten uit het ODiN met betrekking tot fietsverplaatsingen.

Lopen en overig: verplaatsingen

De verhoudingsgewijze grootste afname in 2024 ten opzichte van 2023 deed zich voor bij het aantal verplaatsingen te voet per 1.000 inwoners van 6 jaar of ouder. Het aantal loopverplaatsingen was in 2024 bijna een vijfde lager (-19 procent) dan in 2023. Een verlaging van deze omvang is opmerkelijk en het is niet aannemelijk dat dit plausibel is.

Ook het aantal verplaatsingen met een overige vervoerwijze vertoont in ODiN 2024 een afname ten opzichte van 2023 (-8 procent).

Tabel 4.2 toont wederom het aantal dagelijkse verplaatsingen in Nederland per 1.000 inwoners van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens in Nederland, maar ditmaal naar reismotief.

4.2 Gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag naar motief per jaar
201920202021202220232024verschil 2024 t.o.v. 2023 (%)
Totaal2 710*2 352*2 506*2 696*2 7182 486*-9
Van en naar het werk505*370*371420*435*439+1
Zakelijk en beroepsmatig107*72*76828577*-10
Diensten en verzorging8672*88*918779*-9
Winkelen en boodschappen doen544*552563580*584519*-11
Onderwijs of cursus volgen222138*144183*184187+2
Visite en logeren273*238*259*263268245*-9
Uitgaan, sport en hobby511357*374*481*500*476*-5
Toeren en wandelen171269*319*281*258*194*-25
Ander motief291*285312*317317272*-14
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

Totaal motieven: verplaatsingen

Het totaal aantal reguliere verplaatsingen per 1.000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag in 2024 is significant afgenomen met 9 procent ten opzichte van 2023. Voor de meeste motieven is het aantal verplaatsingen in 2024 significant lager dan in 2023. Alleen voor de motieven ‘Van en naar het werk’ en ‘Onderwijs of cursus volgen’ bleef het aantal verplaatsingen in 2024 hetzelfde als in 2023.

De naar verhouding grootste afname van het aantal reguliere verplaatsingen in 2024 in vergelijking met 2023 vond plaats voor het motief ‘Toeren en wandelen’ (-25 procent). Het aantal verplaatsingen met het motief ‘Winkelen en boodschappen doen’ was in 2024 11 procent lager dan in 2023, voor het motief ‘Zakelijk en beroepsmatig’ was er in 2024 een afname van 10 procent ten opzichte van 2023. Bij de motieven ’Diensten en verzorging’ en ‘Visite en logeren’ was het aantal verplaatsingen in 2024 voor elk van beide motieven met 9 procent afgenomen ten opzichte van 2023. Het aantal verplaatsingen met ‘Ander motief’ is in 2024 14 procent lager dan in 2023.

Voor het motief ‘Van en naar het werk’ is het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag in 2024 op hetzelfde niveau als een jaar eerder. De onderzoekers van het Landelijk Reizigersonderzoek, vonden echter een afname van het gemiddeld aantal ‘ritten per week’ in het woon-werkverkeer (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, 2025). Zo nam het aantal ritten van automobilisten af met 1 procent, met het OV af met 4 procent en daalde het aantal woon-werkritten met de fiets met 2 procent. Aangezien de ODiN-verplaatsingen ‘Van en naar het werk’ in deze rapportage alleen het totaal betreft van deze verplaatsingen met alle onderscheiden modaliteiten, en ook niet bekend is of deze resultaten uit het Landelijk Reizigersonderzoek significant zijn, is niet te duiden of de gerapporteerde daling uit dit Reizigersonderzoek hiermee in tegenspraak is.

Uit de ODiN cijfers blijkt dat het aantal verplaatsingen voor ‘Winkelen en boodschappen doen’ in 2024 in vergelijking met 2023 met 11 procent is afgenomen. Uit CBS-gegevens over de omzet van de detailhandel volgt dat in het vierde kwartaal van 2024 bijna 2 procent meer is omgezet om dan in dezelfde periode een jaar eerder (CBS, 2025b). Het verkoopvolume was 0,4 procent groter. In het vierde kwartaal daalde de omzet van winkels in voeding en genotmiddelen met 2,7 procent vergeleken met een jaar eerder. Onder winkels in non-food nam de omzet met 4,4 procent toe vergeleken met het vierde kwartaal van 2023. De online omzet van detailhandelaren nam in het vierde kwartaal van 2024 toe met 6,5 procent vergeleken met dezelfde periode een jaar eerder (CBS, 2025b). De cijfers en ontwikkeling van ODiN 2024 en de omzetontwikkeling van het CBS laten weliswaar een tegengesteld beeld zien, maar zijn niet één-op-één te vergelijken.

5)De hoofdvervoerwijze betreft de vervoerwijze waarmee binnen de verplaatsing de langste afstand is afgelegd.