7. Externe bronnen
In dit hoofdstuk worden diverse externe bronnen gepresenteerd die als achtergrondinformatie kunnen dienen voor het interpreteren van de resultaten van het ODiN 2024.
7.1 Het weer
Het weer kan een factor zijn die de mobiliteit en dus ook de keuze voor het gebruik van een vervoerwijze in positieve of negatieve zin kan beïnvloeden. Voor het verschil in weer tussen 2023 en 2024 is op hoofdlijnen gekeken naar wat het KNMI hierover bericht. Daaruit volgen de cijfers in tabel 7.1.1 met het weer in de Bilt voor de jaren 2019 tot en met 2024 (KNMI, 2025).
| 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |
|---|---|---|---|---|---|---|
| IJsdagen (max. temp. lager dan 0,0 °C) | 2 | 0 | 7 | 2 | 0 | 0 |
| Vorstdagen (min. temp. lager dan 0,0 °C) | 40 | 31 | 50 | 30 | 41 | 23 |
| Warme dagen (max. temp. 20,0 °C of hoger) | 99 | 110 | 97 | 112 | 117 | 102 |
| Zomerse dagen (max. temp. 25,0 °C of hoger) | 26 | 32 | 20 | 35 | 38 | 28 |
| Tropische dagen (max. temp. 30,0 °C of hoger) | 11 | 12 | 1 | 9 | 5 | 4 |
| Zonuren | 1 964 | 2 026 | 1 800 | 2 233 | 1 913 | 1 748 |
| Neerslag (in mm) | 783 | 785 | 806 | 729 | 1 060 | 986 |
| Bron: KNMI | ||||||
Volgens het KNMI was 2024 extreem warm en zeer nat. De gemiddelde temperatuur was net zo hoog als in 2023 en gemiddeld viel er landelijk 986 millimeter regen.
Het KNMI schrijft dat 2024 gekenmerkt werd door een natte maand januari (82 mm) en een recordzachte maand februari (8,2 °C tegen 3,9 °C normaal). De lente was ook recordwarm (11,8 °C tegen 9,9 °C normaal). Tegelijkertijd was het met 256 millimeter ook een van de natste lentes sinds 1906. In de zomer week de gemiddelde temperatuur niet veel af van normaal en ook de hoeveelheid neerslag was gemiddeld. Het was wel een zonnige zomer met 701 uur zon tegen 641 uur normaal. De herfst was zacht en vrij nat. December was zeer zacht en somber: slechts 29 uur zonneschijn, ongeveer de helft van normaal.
De gemiddelde temperatuur in 2024 evenaarde het record van 2023: 11,8 °C tegen 10,5 °C normaal. Het aantal zonuren is normaal 1.774, maar in 2024 kwam het totaal uit op 1.748 uur. Januari, augustus en september waren zonnige maanden. Februari en december waren zeer somber.
Met 986 mm was 2024 weer flink natter dan normaal (795 mm). Op een selectie van 13 neerslagstations (P13 genoemd) viel 1.143 millimeter. In 2024 was er geen sprake van droogte en sneeuw was een zeldzaamheid.
Over de relatie tussen weer en mobiliteit schrijft de SWOV: ”Het weer beïnvloedt de hoeveelheid en de soort mobiliteit: bij mooi weer zullen er bijvoorbeeld meer fietsers en voetgangers op pad zijn dan bij slecht weer” (SWOV, 2023). Volgens de SWOV kan bijvoorbeeld de raadpleging van de lokale weersverwachting op de korte termijn via de telefoon de blootstelling aan slecht weer beïnvloeden door de verplaatsing uit te stellen: ‘we kunnen beter over een kwartier gaan, er komt een bui aan…’. Daarbij wordt de kanttekening gemaakt dat het effect van de apps niet voor alle verkeersdeelnemers even groot zal zijn. Vermoedelijk is voor fietsers en voetgangers de dreiging van een bui meer reden thuis te blijven of later te vertrekken, dan voor automobilisten.
Het KiM concludeerde na resultaten van 20 studies naast elkaar te hebben gelegd dat het niet mee valt om de mate waarin mensen bij slecht weer overstappen op een andere vervoerwijze te kwantificeren. Een deel van de studies beperkte zich tot de invloed van de temperatuur op reisgedrag, andere studies bekeken daarnaast ook regen en wind. Volgens het KiM
is bijna iedereen het er over eens dat zowel regen als wind de kans dat iemand de fiets kiest verkleint. Dit geldt volgens de onderzoekers voor zowel de variatie op de korte termijn (van dag tot dag) als die op de lange termijn (over de seizoenen). Hoeveel de kans dat iemand de fiets kiest wordt verkleind is niet bekend. Uit één van die studies is wel bekend dat er ongeveer 30 procent verschil is in aantal fietsverplaatsingen tussen dagen met zomerse temperaturen en dagen waarop het vriest. ’s Winters is het aantal fietsverplaatsingen per persoon per dag gemiddeld 15 procent lager dan in de lente. Reizigers van 65 jaar of ouder reageren sterker op slecht weer en omgekeerd op warm weer dan reizigers die jonger zijn. 24°C is de optimale dagtemperatuur voor een fietser. Als de temperatuur hoger of lager is dan 24°C neemt zowel de kans dat voor de fiets wordt gekozen als het aantal fietsverplaatsingen af (KiM, 2020).
Algemene resultaten dat er bijvoorbeeld ’s winters minder fietsverplaatsingen plaatsvinden dan in de lente, kunnen ook met het ODiN worden getoetst. In hoeverre de diverse weerselementen zoals, zon, wind, regen, sneeuw, motregen, temperatuur, en de interactie tussen deze elementen de beslissing om een reis uit te stellen, of van vervoerwijze te veranderen op een minder algemeen niveau is op basis van het huidige ODiN nauwelijks vast te stellen. Daarvoor ontbreekt essentiële informatie zoals bijvoorbeeld de kennis over de keuze van een voertuig in diverse weersomstandigheden maar ook of de respondent wel de mogelijkheid heeft om een andere vervoerwijze te kiezen. Daarnaast ontbreekt de informatie over hoe het weer was op de tijd en de plaats waar de respondent (voornemens was) zich verplaatst op dat moment.
7.2 Voertuigkilometers rijkswegennet
7.2.1 Voertuigkilometers op het rijkswegennet in 2024
In de Rapportage Rijkswegennet (Rijkswaterstaat, 2025) wordt gemeld dat het aantal afgelegde voertuigkilometers op het rijkswegennet gemeten met detectielussen is toegenomen met 2,7 procent tot 71,3 miljard voertuigkilometers in 2024. Rijkswaterstaat meldt dat de toename in afgelegde kilometers zich over heel de dag manifesteert, maar met name in de zeer vroege ochtendspits tussen 05:30 en 07:15 en in het dal tussen 11:00 en 15:30 op werkdagen. Over het hele jaar 2024 bezien vindt de groei van het aantal kilometers op het rijkswegennet voornamelijk in de wintermaanden plaats.
7.2.2 Relatie voertuigkilometers rijkswegennet met autobestuurderskilometers ODiN
Een toe- of afname van het aantal voertuigkilometers op het rijkswegennet kan een indicatie zijn voor een toe- of afname van het aantal reizigerskilometers met de auto als bestuurder in Nederland gemeten met ODiN, maar dat hoeft niet zo te zijn. De verkeersintensiteit op het rijkswegennet wordt gemeten met detectielussen. Met al het verkeer wordt hier bedoeld: al het gemotoriseerde verkeer (zoals ook vrachtwagens, trekkers voor opleggers, autobussen, speciale voertuigen, bestelauto’s en motorfietsen) dat van het rijkswegennet gebruik mag maken en dit betreft zowel Nederlands als buitenlands wegverkeer. In ODiN wordt het verkeer gemeten door enkel inwoners van Nederland (op Nederlands grondgebied) op zowel Rijkswegen als andere wegen in Nederland. Kilometers gemaakt ten behoeve van goederenvervoer met voertuigen zoals vrachtwagens en trekkers voor opleggers, behoren niet tot de scope van ODiN en worden in ODiN dus niet (of nauwelijks) gemeten. Op grond van meetlusdata op het rijkswegennet kan (waar lussen liggen die dit mogelijk maken) onderscheid worden gemaakt tussen bijvoorbeeld vrachtverkeer en personenverkeer op basis van voertuiglengte klassen. In het ODiN-onderzoek wordt geen onderscheid gemaakt naar wegtype. Daarom is het niet mogelijk om alleen op basis van ODiN eenduidig aan te geven hoeveel reizigerskilometers worden afgelegd door inwoners van Nederland op het rijkswegennet. Daarnaast is het op dit moment niet mogelijk om aan te geven hoeveel kilometers er worden gereden door mensen uit het buitenland op het rijkswegennet.
Een toe- of afname van het verkeer op het rijkswegennet kan meerdere oorzaken hebben zoals: een toe- of afname van het aantal kilometers gereden door buitenlandse voertuigen, een toe- of afname van het aantal kilometers gereden door binnenlandse voertuigen, of door beiden. Daarnaast kan uitbreiding van het aantal rijstroken, of uitbreiding van het aantal kilometers rijkswegennet zorgen voor meer op Rijkswegen afgelegde autokilometers. Ook maatregelen zoals onderhoud, het weren van verkeer uit binnensteden, het instellen van milieuzones, omleidingsroutes gesuggereerd door route-navigatieapparatuur of navigatie-apps en dergelijke, kunnen leiden tot een verschuiving van het verkeer op niet-Rijkswegen naar Rijkswegen en vice versa. Daarnaast zijn er economische, demografische en andere factoren die van invloed zijn op de volumes van het wegverkeer.
Dit alles maakt het moeilijk om een toe- of afname van de autobestuurderskilometers uit ODiN één op één te vertalen naar een toe- of afname van kilometers afgelegd op het rijkswegennet en omgekeerd. Wel kan op basis van deze bronnen worden afgeleid of de patronen eenzelfde richting op wijzen of niet.
7.3 Voorlopige verkeersprestaties 2024
Op 11 april 2025 heeft het CBS de voorlopige verkeersprestaties van 2024 bekend gemaakt. Deze zijn berekend op grond van tellerstanden van motorvoertuigen uit de OKR kilometerregistraties en Erkenning Keuringsinstanties (EKI) van de RDW. Aan deze gegevens zijn door het CBS de voorlopige verkeersprestaties van buitenlandse voertuigen op Nederlands grondgebied toegevoegd. Voor het controleren van de plausibiliteit van het aantal personenautobestuurderskilometers door inwoners van Nederland op Nederlands grondgebied uit ODiN 2024, is een vergelijking gemaakt met de voorlopige verkeersprestatiecijfers van Nederlandse plus buitenlandse personenauto’s van het CBS. Op basis van deze voorlopige verkeersprestaties is de verkeersprestatie in 2024 in vergelijking met 2023 (voorlopige cijfers) toegenomen met 1,5 procent tot 108,8 miljard. In tegenstelling tot de ODiN-gegevens over kilometers van personenautobestuurders zijn in de verkeersprestatiecijfers ook de kilometers van buitenlandse voertuigen op Nederlands grondgebied meegenomen (CBS, 2025c – tabel 1). Ook als de ODiN cijfers worden vergeleken met de verkeersprestaties van de Nederlandse personenauto’s (alle kilometers op Nederlands plus buitenlands grondgebied) blijkt er sprake te zijn van een toename (CBS, 2025c – tabel 2).
De verkeersprestaties over 2024 worden in het najaar van 2025 definitief berekend. De huidige cijfers over 2024 zijn berekend op basis van tellerstanden die zijn geregistreerd tot 1 maart 2025 in plaats van 1 juli 2025. Deze laatste datum is de datum tot waarmee de definitieve cijfers worden berekend. Voor de verdeling van de verkeersprestaties over binnen- en buitenland in 2024 zijn dezelfde aandelen aangehouden als in 2023. Als in het laatste kwartaal van 2024 deze cijfers worden herzien op basis van tellerstanden tot 1 juli 2025, worden ook de aandelen binnen- en buitenland opnieuw bepaald voor 2024. Dan is het ook mogelijk om de definitieve verkeersprestaties van Nederlandse voertuigen op Nederlands grondgebied (dus zonder kilometers van buitenlandse personenauto’s in Nederland) van 2024 te vergelijken met de autobestuurderskilometers uit ODiN 2024. Opgemerkt dient te worden dat er al jaren een niveauverschil is tussen de gegevens uit het ODiN (steekproefonderzoek) en de verkeersprestatiegegevens (registratie van kilometertellerstanden).
7.4 Reizigerskilometers met de trein
Op het gebied van het personenvervoer op het spoor is de NS de grootste spoorvervoeraanbieder, maar er zijn meer aanbieders, zoals Arriva, Breng, Thalys Nederland en Keolis Nederland. Ook buitenlandse vervoerders zijn actief in Nederland. Voorbeelden daarvan zijn VIAS, DB Regio NRW, Keolis, NMBS en EuroBahn.
De NS rapporteert in hun jaarverslag dat er in 2024 16,1 miljard treinreizigerskilometers werden afgelegd en merkt daarover in het jaarverslag het volgende op: “Het aantal reizigerskilometers is in 2024 met 4,3% gestegen ten opzichte van vorig jaar. Het niveau is, met name door het ingeburgerde thuiswerken, echter nog steeds onder het niveau van 2019, het laatste jaar vóór corona. Het aantal reizigerskilometers in 2024 ten opzichte van 2019 was 92%” (NS, 2025).
Over de reizigersaantallen vermeldt de NS het volgende in hun jaarverslag: “De ongekende daling van reizigersaantallen tijdens de coronacrisis werkt nog steeds door: reispatronen zijn sinds de pandemie structureel anders. Op maandag, woensdag en vrijdag verwelkomen we bijvoorbeeld minder reizigers dan voorheen, terwijl de spits op dinsdag en donderdag relatief veel drukker is” (NS, 2025).
De NS vermeldt in hun jaarverslag over 2024 dat het aantal gemaakte treinreizen per werkdag 1,089 miljoen bedraagt, in hun jaarverslag van 2023 was dit 1,085 miljoen. Ten opzichte van 2023 rijden er in 2024 wekelijks meer treinen (NS, 2025).
Omdat de NS niet het totale spoorvervoer vertegenwoordigt en van de andere vervoerders nog geen informatie beschikbaar is bij het schrijven van dit rapport, is er geen compleet beeld te geven van het totale personenvervoer op het spoor in Nederland op grond van externe bronnen. Om die reden en ook wegens verschillen in de meetmethode laat een vergelijking van NS-gegevens met ODiN-gegevens ruimte voor interpretatie.
7.5 Woon-werkreizen uit het Landelijk Reizigersonderzoek 2024
De online enquête van het Landelijk Reizigersonderzoek richt zich met name op woon-werk verkeer en is in 2024 uitgevoerd door Goudappel – I&O Research onder leden van het onderzoekspanel van I&O Research. De werving van respondenten is vanaf 2023 onder een andere groep inwoners van Nederland uitgevoerd dan in voorgaande jaren. De weging en de ophoging zijn hetzelfde gebleven als in voorgaande jaren. In het rapport wordt vermeld dat het reisgedrag woon-werk stabiliseert na de COVID-19 pandemie, maar de situatie van 2019 is nog niet helemaal terug. Er wordt ook vermeld dat de uitkomsten van het onderzoek in het algemeen goed verklaarbaar zijn.
De representatieve steekproef is getrokken uit ongeveer 40.000 leden van 16 jaar of ouder van het I&O-Research panel. Tekorten op bepaalde achtergrondkenmerken zijn ingevuld door gebruik te maken van partner PanelInzicht. Op deze wijze is voldoende respons opgehaald om verdichting en verdieping te realiseren. De personen van het I&O Research Panel hebben toestemming gegeven om uitnodigingen te ontvangen voor onderzoek. De dataverzameling is op 16 oktober 2024 gestart en afgesloten op 13 november 2024. Na opschoning resteerden er 12.080 respondenten die de vragenlijst volledig en betrouwbaar hebben ingevuld. Dit zijn ongeveer 3.000 respondenten minder dan voorgaand jaar. In 2024 hebben de metingen van het LRO in oktober plaatsgevonden. In 2023 was de meetperiode iets verschoven en was er langer doorgemeten in november en december. De onderzoekers gaven aan dat het reisgedrag in november kon verschillen van oktober. Als reden werd genoemd: andere weersomstandigheden in november (en december) 2023 (kouder, minder zonuren, meer wind, maar wel minder regen) en dat de daglengte 1 uur en 49 minuten korter was.
De woon-werkafstand is bepaald op basis van de opgegeven viercijferige postcodes van de woon- en werklocatie. Voor reizen met een enkele vervoerwijze is dit het aantal kilometers. Voor reizen waarvoor meerdere vervoermiddelen zijn gebruikt, is de volledige ‘deur-tot-deur’-afstand meegenomen voor het hoofdvervoermiddel (dit is het vervoermiddel waarmee de grootste afstand binnen de reis wordt afgelegd). Afstanden zijn bepaald via een Google Maps API op basis van de afstand behorende bij de kortste reistijd tijdens de ochtendspits op een dinsdag in november, vertrektijd 8.00 uur. Voor respondenten die wonen en werken binnen hetzelfde poscode-4 gebied is de woon-werkafstand op 0 km gezet.
Hieronder staan enkele resultaten uit het Landelijk Reizigersonderzoek 2024 in vergelijking met 2023. Bij deze resultaten is niet gerapporteerd of de gevonden verschillen significant zijn:
- Het aantal woon-werk autoritten is in 2024 toegenomen met ruim 3 procent.
- De woonwerk-afstand onder automobilisten is met ruim 2 procent gedaald, ook het gemiddelde aantal kilometers per week is met 3 procent afgenomen.
- Het aantal OV-reizigers is toegenomen met 1 procent, echter het totaal aantal ritten is met 3 procent afgenomen.
- Het totaal aantal kilometers per jaar met het OV is afgenomen met 4,2 procent in 2024.
- Het aantal woon-werkritten op de fiets is toegenomen met 0,4 procent.
- Ten opzichte van 2023 is de gemiddelde ritafstand per fiets voor woon-werk afgenomen met ruim 2 procent en ook de totale afstand per fiets voor woon-werkverkeer nam in 2024 af met 2 procent.
7.6 Andere bronnen
Er is ook nog naar andere bronnen gekeken om verschillen in de resultaten tussen ODiN 2024 en ODiN 2023 op plausibiliteit te kunnen beoordelen. Daarbij was dan vaak de conclusie dat de onderzoeksmethode te veel verschilde van ODiN om een goede vergelijking tussen de cijfers te kunnen maken.
7.6.1 Actuele verkeersgegevens NDW over 'personenverkeer'
Op de website van het CBS is onder het Dashboard verkeer en vervoer (CBS, z.d.) onder andere een grafische weergave gepubliceerd van het verloop van het 'personenverkeer' in 2020 tot heden op basis van verkeersindexcijfers van het Nationaal Dataportal Wegverkeer (NDW). In de grafiek wordt afzonderlijk het verloop van het 'personenverkeer' getoond op werkdagen en op weekenddagen in 2020 tot heden (2019=100, elke week in 2019 is op 100 gesteld). De meetpunten zijn geselecteerd door de NDW op basis van voertuiglengtecategorieën afhankelijk van het type lus. Tot het personenverkeer worden gerekend de voertuigen met voertuiglengte groter dan 1,85 meter en kleiner of gelijk aan 5,60 meter. Binnen deze voertuiglengte kunnen ook voertuigen vallen die niet tot de personenauto's behoren zoals een deel van de bestelauto’s of motorfietsen die een ander mobiliteitspatroon hebben. Tot slot zijn de verkeersgegevens gebaseerd op een 200-tal meetlocaties op het rijkswegennet. Uitgangspunt van de selectie van meetpunten was het goed meten van de intensiteit van het goederenvervoer.
Als op basis van deze indexcijfers globaal een indexcijfer voor heel 2024 op werkdagen wordt berekend (som weekindexen gedeeld door het aantal weken) blijkt hieruit dat in 2024 ten opzichte van 2023 dat de verkeersintensiteit van het ‘personenverkeer’ op zowel werkdagen (1,6 procent) als weekenddagen (0,9 procent) is toegenomen. Er is geen rekening gehouden met de verschillen in verkeersprestaties van week tot week. Op basis van deze ongewogen gemiddelden is af te leiden dat de verkeersintensiteit in 2024 toegenomen is ten opzichte van 2023. Of dit zo is, of dat de toename misschien groter of kleiner is, kan alleen worden berekend wanneer in plaats van indexcijfers de onderliggende cijfers (microdata verkeersprestaties) kunnen worden gebruikt voor de berekening. Niet bekend is in hoeverre de gegevens van deze ‘steekproef’ van 200 meetpunten op het rijkswegennet daardoor afwijken van de werkelijke situatie.
Een aantal factoren maakt het moeilijk om een toe- of afname van de personenautobestuurderskilometers uit ODiN één op één te vertalen naar een toe- of afname van kilometers afgelegd op het rijkswegennet door 'personenverkeer' op basis van het NDW en omgekeerd. Voor de verkeersgegevens zijn voertuiglengtes gebruikt voor de bepaling van het ‘personenverkeer’. Daaronder vallen niet alleen personenauto’s maar mogelijk ook motoren en een deel van de bestelauto’s. Daarnaast wordt naast het verkeer van Nederlandse voertuigen ook verkeer van buitenlandse voertuigen gemeten.
7.6.2 OV-Klantenbarometer 2024
Voor het onderzoek OV-klantenbarometer is het Nederlandse openbaar vervoer ingedeeld in onderzoeksgebieden. Deze onderzoeksgebieden zijn concessiegebieden uitgesplitst naar modaliteit behalve bij het hoofdrailnet. In 2024 bestond de OV-Klantenbarometer uit 64 onderzoeksgebieden: 48 in het regionale openbaar vervoer (bus, tram, metro, regionale trein en ov over water), 12 voor het hoofdrailnet (HRN) en 4 voor de Friese Waddenveren. Per onderzoeksgebied zijn aselect 8.204 ritten en vaarten getrokken (inclusief de Friese Waddenveren). De ritten en vaarten uit de steekproef werden bezocht door enquêteurs die reizigers vroegen een vragenlijst in te vullen. Zij werden gevraagd rapportcijfers te geven aan verschillende aspecten van hun rit of vaart. Dit leverde 108.122 ingevulde vragenlijsten op. Dertig procent van de mensen die een vragenlijst aangeboden kreeg, vulde deze in. Het onderzoek is in opdracht van CROW uitgevoerd door Ipsos I&O. Het onderzoek is voor de drieëntwintigste keer gehouden namelijk elk jaar tussen 2001 en 2024, met uitzondering van coronajaar 2020 (CROW, 2025).
Het gemiddelde aantal getelde reizigers tijdens het veldwerk per voertuig naar modaliteit laat in de OV-Klantenbarometer van 2024 een toename zien bij de metro en bij de regionale trein, in vergelijking met de cijfers uit de OV-Klantenbarometer van 2023. In de OV-klantenbarometer wordt gerapporteerd dat in de metro (tijdens het veldwerk) in 2023 154 reizigers per rit werden geteld. In 2024 was dit aantal 275 (afgeronde cijfers). De regionale trein ging van 73 reizigers per rit in 2023 naar 80 reizigers per rit in 2024. Bij de bus is het aantal reizigers per rit in 2023 gelijk aan dat van 2024. Het aantal instappers per rit bij de tram is in 2024 afgenomen ten opzichte van 2023, van 97 reizigers per rit in 2023 naar 84 reizigers per rit in 2024. De tellingen in treinen van het hoofdrailnet van 2023 kunnen niet vergeleken worden met 2024. In 2023 werd het aantal reizigers geteld per rit in één voertuig, in 2024 wordt het aantal reizigers per rit geteld in de intercity, sprinter en in de intercity direct en IC Brussel afzonderlijk.
Kanttekening bij deze methode: door uitgevallen ritten (waar niet is geteld) zal het drukker zijn geweest in de ritten daarna (waar mogelijk wel is geteld). Ook in ingekorte treinen is het vanzelfsprekend drukker per rijtuig. CROW heeft op basis van de telcijfers van het veldwerk en het gemeten aantal ritten ook de verhouding van instappers naar modaliteit bepaald. Bus en trein-hoofdrailnet blijken dan verreweg de grootste modaliteiten te zijn. Beide zijn goed voor ongeveer een derde van het totale openbaar vervoer. De tram heeft in 2024 een aandeel van 14 procent in het totaal van de OV-modaliteiten en de metro een aandeel van 14,4 procent.
7.6.3 Informatie overige vervoersaanbieders
RET
In 2024 steeg het totaal aantal reizigerskilometers bij de RET naar 898 miljoen. Dat is 4 procent meer dan in 2023, toen het totaal op 863 miljoen lag. Voor de metro steeg het aantal reizigerskilometers van 666 miljoen naar 695 miljoen (4 procent). Ook de reizigerskilometers met de tram lieten een toename zien, van 101 miljoen naar 108 miljoen (7 procent). Alleen bij de bus was een lichte daling te zien. Het aantal reizigerskilometers nam af van 96 miljoen naar 95 miljoen (-1 procent) (RET, 2025).
GVB
In 2024 maakten reizigers gemiddeld 4,9 miljoen ritten per week met bus, tram, metro en veer. Dat is een stijging van 3 procent ten opzichte van 2023. Het totaal aantal ritten kwam uit op 283,5 miljoen, tegen 272,6 miljoen een jaar eerder (4 procent). Het aantal ritten met de metro nam toe van 108,7 miljoen naar 116,4 miljoen (7 procent). Met de tram nam het aantal ritten toe van 94,6 miljoen naar 95,5 miljoen (1 procent). Het aantal ritten met de bus daarentegen daalde van 44,4 miljoen naar 43,7 miljoen (-2 procent).
Het totaal aantal reizigerskilometers bij het GVB steeg van 928,0 miljoen naar 934,3 miljoen (1 procent). De reizigerskilometers met de metro namen toe van 494,7 miljoen naar 505,2 miljoen (2 procent). Met de tram bleef vrijwel gelijk, van 279,0 miljoen kilometer naar 279,1 miljoen kilometer. Het aantal reizigerskilometers met de bus nam af van 154,3 miljoen naar 150,0 miljoen kilometer (-3 procent) (GVB Holding NV, 2024).
7.6.4 Aantal check-ins in het openbaar vervoer
Het CBS publiceert gegevens over het aantal keren dat is ingecheckt in het openbaar vervoer. Deze gegevens zijn afkomstig van Translink (CBS, z.d.a). Het aantal keren dat er wordt ingestapt in het openbaar vervoer is bepaald aan de hand van het aantal check-ins met de ov-chipkaart. Eén persoon kan per reis meerdere keren inchecken; bijvoorbeeld eerst in de bus, dan in de trein, en daarna overstappen op een trein van een andere vervoerder. Omdat één reiziger per dag meerdere malen kan inchecken, is het aantal check-ins hoger dan het aantal reizigers. Gegevens over losse kaartverkoop en dergelijke zijn hierin niet opgenomen.
Volgens het CBS waren er in 2024 ruim 12 procent meer check-ins in het openbaar vervoer dan in 2023 (CBS, 2025). Er werd in 2024 1,2 miljard keer ingecheckt in het openbaar vervoer.
7.6.5 Staat van het OV
CROW-KpVV ontwikkelt, verspreidt en borgt collectieve kennis voor de decentrale overheden op het gebied van mobiliteit. Het gaat om kennis die ondersteunt bij de beleidsontwikkeling en -uitvoering. Sinds 2024 is het dashboard Staat van het OV van het CROW online beschikbaar, waarmee informatie over het openbaar vervoer in Nederland wordt gepresenteerd. Het dashboard is opgebouwd uit data die door vervoerders en overheden wordt aangeleverd en geeft inzicht in diverse prestatie-indicatoren, zoals reizigerskilometers, zitplaatskilometers, punctualiteit en klantwaardering. Het onderzoek achter het dashboard verschilt op enkele belangrijke punten van het ODiN-onderzoek. Waar ODiN het verplaatsingsgedrag van de Nederlandse bevolking van 6 jaar en ouder meet en daarmee uitspraken doet over het totale mobiliteitsgedrag, richt het dashboard zich met name op operationele data van vervoerders en op het OV-gebruik zelf.
In het dashboard zelf zijn verschillende indicatoren te vinden, zoals het aantal zitplaatskilometers (de capaciteit van het OV), reizigerskilometers (het totaal aantal afgelegde kilometers door reizigers), dienstregelinguren, punctualiteit, klantwaardering en sociale veiligheid. Op dit moment zijn de meest recente cijfers die in het dashboard beschikbaar zijn afkomstig uit 2023. Omdat de Staat van het OV van 2024 bij het schrijven van dit rapport nog niet gepubliceerd was, is het enkel mogelijk geweest een vergelijking te maken tussen de jaren 2023 en 2024 op basis van voorlopige cijfers die door CROW beschikbaar gesteld zijn.