Jeugdbescherming en jeugdreclassering 2024
Over deze publicatie
In deze rapportage presenteert het CBS de voorlopige cijfers over jeugdbescherming en jeugdreclassering in 2024. Op 31 december 2024 waren er meer dan 26 duizend lopende jeugdbeschermingsmaatregelen. In meer dan tweederde van de gevallen ging het om een vorm van ondertoezichtstelling en in bijna een derde van de gevallen om een voogdijmaatregel. Er werden in 2024 minder ondertoezichtstellingen beëindigd dan gestart. Het aantal jongeren met een reguliere ondertoezichtstelling is in 2024 gedaald naar 17 690 jongeren op 31 december. Ook het aantal jongeren met een reguliere voogdijmaatregel daalde in 2024, naar 7 920 jongeren. De gemiddelde duur van zowel ondertoezichtstellingen als voogdijmaatregelen nam in 2024 toe. De meeste ondertoezichtstellingen werden beëindigd volgens plan; de meeste voogdijmaatregelen vanwege het bereiken van de meerderjarigheid. In 2024 hadden 8 975 jongeren een door de rechter opgelegde machtiging uithuisplaatsing, wat een daling is ten opzichte van 2023. Jeugdbescherming kwam relatief gezien het meest voor in jeugdregio’s in Limburg, Friesland en Twente.
Op 31 december 2024 liepen er 5 805 jeugdreclasseringsmaatregelen. In de meeste gevallen ging het om een vorm van toezicht en begeleiding. Het aantal jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel is daarmee gestegen ten opzichte van 2023, naar 5 715 jongeren op 31 december 2024. Er werden in 2024 meer maatregelen gestart en beëindigd dan in 2023. De gemiddelde duur van beëindigde trajecten nam verder af. Jeugdreclassering kwam het meeste voor in de regio Rotterdam.
Inleiding
Rijk en gemeenten hebben ieder een verantwoordelijkheid voor hulp aan jongeren; gemeenten zijn sinds 2015 verantwoordelijk voor jeugdzorg en het rijk heeft een verantwoordelijkheid voor het functioneren van het systeem als zodanig, de stelselverantwoordelijkheid. Om gemeenten en rijk daarbij te ondersteunen is in de Jeugdwet een regeling opgenomen over het ontsluiten van beleidsinformatie. De beleidsinformatie betreft informatie over jeugdhulpgebruik en de inzet van jeugdbescherming en jeugdreclassering. Jeugdhulpaanbieders en Gecertificeerde Instellingen (GI’s) verstrekken hierover gegevens aan het CBS.
In deze rapportage staan de voorlopige cijfers – weergegeven met een * – over jeugdbescherming en jeugdreclassering in 2024, waarbij een vergelijking wordt gemaakt met de jaren 2016 tot en met 2023 (definitieve cijfers). De resultaten over jeugdhulp worden in een aparte rapportage beschreven.
1. Jeugdbescherming
Op 31 december 2024 waren er meer dan 26 duizend lopende jeugdbeschermingsmaatregelen. In meer dan twee derde van de gevallen betrof het een vorm van ondertoezichtstelling (OTS). In 31 procent van alle maatregelen ging het om een vorm van een voogdijmaatregel (tabel 1.0.1).
In 2024 was er een daling te zien in het totaal aantal jeugdbeschermingsmaatregelen. Op 31 december 2024 waren er 4 procent minder maatregelen actief dan aan het begin van het jaar.
| Beginstand (1-1-2024) | Instroom | Uitstroom | Eindstand | |
|---|---|---|---|---|
| Totaal | 27 065 | 8 860 | 9 875 | 26 055 |
| Ondertoezichtstelling | 18 035 | 6 675 | 7 055 | 17 655 |
| Voorlopige ondertoezichtstelling | 290 | 1 280 | 1 325 | 245 |
| Voogdij | 8 500 | 610 | 1 190 | 7 915 |
| Voorlopige en tijdelijke voogdij | 245 | 295 | 300 | 240 |
| Bron: CBS. 1) Maatregelen met een einddatum van 31 december tellen niet mee in de eindstand. | ||||
1.1 Uitstroom OTS en instroom voogdij nemen verder af
Het aantal beëindigde jeugdbeschermingstrajecten in 2024 lag 9 procent lager dan in 2023. Het aantal gestarte trajecten nam af met bijna 2 procent (figuur 1.1.1). Bij de ondertoezichtstellingen was sprake van een lichte stijging bij de instroom en een daling bij de uitstroom ten opzichte van een jaar eerder. Tevens waren er in 2024 meer ondertoezichtstellingen beëindigd dan gestart.
Bij de voogdijmaatregelen is in de afgelopen jaren de instroom steeds verder gedaald en bleef de uitstroom min of meer constant (figuur 1.1.1). De instroom is daardoor kleiner geworden dan de uitstroom.
| Maatregelen | Uitstroom (maatregelen) | Instroom (maatregelen) |
|---|---|---|
| Totaal | ||
| 2024* | -9875 | 8860 |
| 2023 | -10840 | 9020 |
| 2022 | -11970 | 9140 |
| 2021 | -12060 | 11305 |
| 2020 | -11615 | 11950 |
| 2019 | -12205 | 12980 |
| 2018 | -11835 | 12160 |
| 2017 | -11875 | 12250 |
| 2016 | -12830 | 12320 |
| OTS | ||
| 2024* | -7055 | 6675 |
| 2023 | -7895 | 6615 |
| 2022 | -8985 | 6570 |
| 2021 | -8740 | 8290 |
| 2020 | -8140 | 8755 |
| 2019 | -8575 | 9345 |
| 2018 | -8455 | 8850 |
| 2017 | -8625 | 8830 |
| 2016 | -9620 | 8480 |
| Voogdij | ||
| 2024* | -1190 | 610 |
| 2023 | -1235 | 750 |
| 2022 | -1350 | 930 |
| 2021 | -1395 | 1145 |
| 2020 | -1405 | 1225 |
| 2019 | -1410 | 1340 |
| 2018 | -1430 | 1345 |
| 2017 | -1405 | 1590 |
| 2016 | -1400 | 1975 |
| ¹⁾ Exclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. ²⁾ Exclusief voorlopige voogdij en tijdelijke voogdij. | ||
Bij de voorlopige ondertoezichtstellingen werden in 2024 iets meer maatregelen beëindigd dan gestart (figuur 1.1.2). Er werden in 2024 minder voorlopige ondertoezichtstellingen gestart en beëindigd dan in 2023. Bij de voorlopige en tijdelijke voogdijtrajecten zijn het aantal gestarte en beëindigde maatregelen in 2024 nagenoeg gelijk gebleven ten opzichte van het jaar ervoor.
| Maatregel | Uitstroom (maatregelen) | Instroom (maatregelen) |
|---|---|---|
| Vrl. OTS | ||
| 2024* | -1325 | 1280 |
| 2023 | -1415 | 1365 |
| 2022 | -1350 | 1375 |
| 2021 | -1590 | 1560 |
| 2020 | -1730 | 1665 |
| 2019 | -1845 | 1920 |
| 2018 | -1685 | 1705 |
| 2017 | -1545 | 1550 |
| 2016 | -1495 | 1560 |
| Vrl. en tijd. voogdij | ||
| 2024* | -300 | 295 |
| 2023 | -295 | 295 |
| 2022 | -280 | 265 |
| 2021 | -330 | 305 |
| 2020 | -340 | 310 |
| 2019 | -375 | 375 |
| 2018 | -270 | 260 |
| 2017 | -300 | 280 |
| 2016 | -310 | 305 |
1.2 Daling aantal jongeren met ondertoezichtstelling zet door
Op 31 december 2024 stonden 17 690 jongeren onder toezicht. Dit waren er minder dan op 31 december 2023, toen het ging om 18 240 jongeren (figuur 1.2.1). Nadat het aantal jongeren met ondertoezichtstelling was gestegen in de periode 2016 tot en met 2020, is er sinds 2021 sprake van een daling. In 2024 zette deze daling door. Het gaat hier uitsluitend om de reguliere ondertoezichtstellingen. De voorlopige ondertoezichtstellingen zijn buiten beschouwing gelaten.
| Datum | Voogdij (x 1 000) | Ondertoezichtstelling (x 1 000) |
|---|---|---|
| 2005 | 5,035 | 23,98 |
| 2006 | 5,21 | 26,38 |
| 2007 | 5,46 | 29,605 |
| 2008 | 5,79 | 32,145 |
| 2009 | 6,38 | 33,17 |
| 2010 | 6,95 | 32,565 |
| 2011 | 7,445 | 31,5 |
| 2012 | 7,535 | 31,105 |
| 2013 | 8,43 | 28,145 |
| 2014 | 8,86 | 25,32 |
| 2015 | 9,205 | 21,395 |
| 2016 | 9,755 | 20,085 |
| 2017 | 9,935 | 20,38 |
| 2018 | 9,94 | 20,77 |
| 2019 | 9,835 | 21,645 |
| 2020 | 9,815 | 22,715 |
| 2021 | 9,495 | 21,965 |
| 2022 | 9,085 | 19,515 |
| 2023 | 8,52 | 18,24 |
| 2024* | 7,92 | 17,69 |
| ¹⁾ Personen met voogdij of ondertoezichtstelling op peildatum, exclusief voorlopige voogdij, tijdelijke voogdij en voorlopige ondertoezichtstellingen. ²⁾ Door invoering van de Jeugdwet treedt met ingang van 2015 een methodebreuk op. | ||
1.3 Daling aantal jongeren met voogdij zet door
Op 31 december 2024 gold voor 7 920 jongeren een voogdijmaatregel. Sinds 2017 lag dit aantal redelijk constant rond de 9,9 duizend, maar sinds 2019 nam dit af (figuur 1.2.1). In 2024 zette deze daling door. Het betreft hier uitsluitend de reguliere voogdij. Voorlopige en tijdelijke voogdij zijn buiten beschouwing gelaten.
1.4 Voogdijtrajecten meestal langer dan drie jaar
Van de beëindigde reguliere voogdijmaatregelen in 2024 duurde 80 procent drie jaar of langer (figuur 1.4.1). De meeste reguliere ondertoezichtstellingen duurden één tot drie jaar. Voorlopige ondertoezichtstellingen duurden vrijwel altijd (99 procent) korter dan 3 maanden; dit is officieel ook de maximale duur van een voorlopige OTS. Daarna dient deze ofwel te worden beëindigd ofwel te worden omgezet in een reguliere OTS. Tijdelijke voogdij duurde meestal (78 procent) een jaar of langer. Dit is een maatregel die wordt toegepast als gevolg van een gezagsvacuüm, bijvoorbeeld als de ouders langdurig in het buitenland verblijven of als zij zijn overleden.
| 0 tot 3 maanden (%) | 3 tot 6 maanden (%) | 6 tot 12 maanden (%) | 12 tot 36 maanden (%) | 36 maanden of langer (%) | |
|---|---|---|---|---|---|
| Totaal | 14,9 | 4,1 | 15,5 | 35,1 | 30,5 |
| OTS | 0,9 | 3,9 | 19,9 | 46,5 | 28,7 |
| Vrl. OTS | 98,6 | 1,4 | |||
| Voogdij | 0,5 | 1,7 | 3,5 | 13,6 | 80,7 |
| Vrl. voogdij | 34,4 | 34 | 27,3 | 4,3 | |
| Tijd. voogdij | 22,2 | 25 | 52,8 | ||
De gemiddelde duur van de in 2024 beëindigde reguliere voogdijmaatregelen was met 2 542 dagen een stuk langer dan die van de reguliere ondertoezichtstellingen (939 dagen) en is de afgelopen jaren gestegen. Sinds 2021 nam ook de gemiddelde duur van de reguliere ondertoezichtstellingen toe, na een jarenlange daling (figuur 1.4.2). De gemiddelde duur van de beëindigde tijdelijke voogdijtrajecten nam in 2024 ten opzichte van 2023 ook toe.
| Maatregel | 2024* (dagen) | 2023 (dagen) | 2022 (dagen) | 2021 (dagen) | 2020 (dagen) | 2019 (dagen) | 2018 (dagen) | 2017 (dagen) | 2016 (dagen) |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Totaal | 1000 | 963 | 946 | 901 | 859 | 867 | 877 | 934 | 1026 |
| OTS | 939 | 915 | 882 | 846 | 830 | 867 | 888 | 965 | 1085 |
| Vrl. OTS | 76 | 78 | 76 | 75 | 73 | 71 | 73 | 73 | 74 |
| Voogdij | 2542 | 2439 | 2362 | 2298 | 2131 | 2061 | 1873 | 1833 | 1823 |
| Vrl. voogdij | 165 | 143 | 152 | 153 | 145 | 141 | 174 | 147 | 129 |
| Tijd. voogdij | 1709 | 1599 | 1753 | 1981 | 1576 | 1850 | 1508 | 1597 | 1160 |
| ¹⁾ Jeugdbeschermingsmaatregelen beëindigd in de verslagperiode. | |||||||||
1.5 Meeste ondertoezichtstellingen beëindigd volgens plan
In 2024 werden er 9 875 jeugdbeschermingsmaatregelen beëindigd, waarvan 8 380 (voorlopige) ondertoezichtstellingen en 1 490 (voorlopige en tijdelijke) voogdijmaatregelen (zie figuur 1.1.1 en 1.1.2). De meeste ondertoezichtstellingen werden in 2024 beëindigd volgens plan, net zoals in voorgaande jaren. Sinds 2022 is sprake van een toename van het aantal voorlopige ondertoezichtstellingen (VOTS) dat overging in een reguliere ondertoezichtstelling. Na een daling nam het aantal ondertoezichtstellingen dat werd beëindigd vanwege het bereiken van de meerderjarigheid in 2024 toe ten opzichte van 2023 (figuur 1.5.1).
| Reden beëindiging OTS | 2024* (%) | 2023 (%) | 2022 (%) | 2021 (%) | 2020 (%) | 2019 (%) | 2018 (%) | 2017 (%) | 2016 (%) |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Beëindiging volgens plan | 66,8 | 66,9 | 65,7 | 61,2 | 57,6 | ||||
| VOTS naar OTS | 13,5 | 12,9 | 11,1 | 13,3 | 15 | ||||
| Bereiken meerderjarigheid | 11,4 | 9,9 | 11,3 | 12,4 | 13,6 | ||||
| Gezagsbeëindigende maatregel | 5 | 6 | 6,5 | 8,7 | 9,8 | 5,9 | 7,7 | 10,5 | 14,1 |
| Tussentijdse opheffing | 3,3 | 4,4 | 5,3 | 4,4 | 3,7 | 2,6 | 2,9 | 3,1 | 2,9 |
| Niet verlengd | 0,4 | ||||||||
| Overlijden jeugdige | |||||||||
| ¹⁾ Ondertoezichtstellingen en voorlopige ondertoezichtstellingen, beëindigd in de verslagperiode. ²⁾ Voor de redenen 'bereiken meerderjarigheid', 'beëindiging volgens plan', 'VOTS naar OTS' en 'niet verlengd' zijn er over de jaren 2016 t/m 2019 geen betrouwbare cijfers. | |||||||||
Het bereiken van de meerderjarigheid bleef in 2024, net als in eerdere jaren, de meest voorkomende reden om voogdij te beëindigen (figuur 1.5.2). Het aantal voogdijmaatregelen dat beëindigd werd door het herstellen van gezag nam iets af in 2024. Het aantal voogdijtrajecten dat werd beëindigd omdat de voogdij naar de pleegouder ging is licht toegenomen in 2024.
| 2024* (%) | 2023 (%) | 2022 (%) | 2021 (%) | 2020 (%) | 2019 (%) | 2018 (%) | 2017 (%) | 2016 (%) | |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Bereiken meerderjarigheid | 72,4 | 70,9 | 69,3 | 71,6 | 69,6 | 58,8 | 70,8 | 72,9 | 71,2 |
| Herstel gezag | 20 | 21,6 | 22 | 20 | 19,2 | 23,2 | 14,2 | 11,2 | 11,5 |
| Voogdij naar pleegouder | 6,7 | 6,4 | 7,8 | 7,2 | 10,6 | 17,4 | 14,5 | 15,9 | 17,4 |
| Voogdij naar contactpersoon | 0,9 | 1 | 0,8 | 1,1 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | ||
| Overlijden jeugdige | |||||||||
| ¹⁾ Voogdij, tijdelijke voogdij en voorlopige voogdij, beëindigd in de verslagperiode. | |||||||||
1.6 Daling aantal jongeren met een machtiging uithuisplaatsing zet door
Met ingang van 2022 ontvangt het CBS van de Gecertificeerde Instellingen (GI’s) ook informatie over de Machtigingen Uithuisplaatsing (MUHP) die door de rechter zijn opgelegd. Een MUHP is geen op zichzelf staande maatregel maar gaat altijd samen met een ondertoezichtstelling. Als een kind onder toezicht wordt gesteld, dan blijft het kind meestal thuis wonen. Maar soms zijn de zorgen over het kind zo ernstig dat het beter is als het kind ergens anders gaat wonen en wordt er ook een MUHP opgelegd. Ook als ouders het zelf van belang vinden en het ermee eens zijn dat het kind ergens anders gaat wonen, is er een MUHP nodig. Bij een voogdijmaatregel gaat het kind altijd ergens anders wonen en legt de rechter geen afzonderlijke MUHP op.
In 2024 waren er 8 975 jongeren over wie de rechter een MUHP heeft uitgesproken (tabel 1.6.1). Bij 1 490 van hen ging het bij de start van de MUHP om een voorlopige OTS en dus om een spoedmachtiging uithuisplaatsing. Van een klein deel van de jongeren met een MUHP kon om diverse redenen geen informatie over de bijbehorende jeugdbeschermingsmaatregel gevonden worden. Voor 3 760 jongeren werd in 2024 een nieuwe MUHP uitgesproken, zij hadden nog geen MUHP op 1 januari 2024. Van 4 165 jongeren liep de opgelegde MUHP af, op 31 december 2024 liep er bij hen geen MUHP meer.
Niet alle door de rechter opgelegde machtigingen worden in de praktijk ook ten uitvoer gebracht. Een MUHP vervalt als deze niet binnen 3 maanden ten uitvoer wordt gebracht. Het is niet bekend hoeveel machtigingen niet ten uitvoer worden gebracht. In figuur 1.8.1 van deze rapportage is wel te zien dat in 2024 35 procent van de jongeren met een (voorlopige) ondertoezichtstelling ook jeugdhulp met verblijf ontvingen. De verwachting is dat bij deze jongeren een MUHP is opgelegd die vervolgens ook in de praktijk is uitgevoerd. Maar het is niet uit te sluiten dat bij méér jongeren een opgelegde MUHP ook daadwerkelijk is uitgevoerd. Jongeren met een MUHP die zonder tussenkomst van een jeugdhulpinstelling of pleegzorgaanbieder op informele basis in het eigen netwerk worden opgevangen, bijvoorbeeld bij opa en oma, blijven namelijk buiten beeld.
| 2024* | 2023 | 2022 | |
|---|---|---|---|
| Totaal | 8 975 | 9 440 | 9 980 |
| Waarvan in combinatie met reguliere OTS | 7 385 | 7 510 | 7 910 |
| Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 6 100 | 6 445 | 6 785 |
| Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 1 285 | 1 065 | 1 120 |
| Waarvan in combinatie met voorlopige OTS | 1 490 | 1 850 | 1 975 |
| Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 1 110 | 1 470 | 1 620 |
| Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 380 | 380 | 355 |
| Totaal | 3 760 | 3 920 | 3 920 |
| Waarvan in combinatie met reguliere OTS | 2 840 | 2 860 | 2 860 |
| Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 2 095 | 2 340 | 2 310 |
| Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 745 | 520 | 550 |
| Waarvan in combinatie met voorlopige OTS | 870 | 1 025 | 1 010 |
| Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 595 | 770 | 770 |
| Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 275 | 255 | 240 |
| Totaal | 4 165 | 4 350 | 4 580 |
| Waarvan in combinatie met reguliere OTS | 2 930 | 3 090 | 3 380 |
| Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 2 365 | 2 525 | 2 760 |
| Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 565 | 565 | 620 |
| Waarvan in combinatie met voorlopige OTS | 1 200 | 1 230 | 1 145 |
| Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 885 | 960 | 915 |
| Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 315 | 270 | 230 |
| Bron: CBS. 1) Dit betreft alle machtigingen uithuisplaatsingen die op enig moment in de verslagperiode liepen, ongeacht of ze vóór of in die periode gestart zijn en ongeacht of ze in of ná die periode beëindigd zijn. 2) In het geval een jongere in een periode meerdere machtigingen uithuisplaatsingen had met verschillende typen jeugdbescherming, is de jongere meegeteld bij de MUHP’s in combinatie met een voorlopige OTS; als er zowel periodes met als periodes zonder jeugdhulp met verblijf waren, is de jongere meegeteld in de groep met jeugdhulp met verblijf. | |||
1.7 Samenloop jeugdbescherming met jeugdreclassering neemt iets toe
Van alle 0- tot en met 17-jarigen die in 2024 jeugdbescherming ontvingen, had 3,2 procent in hetzelfde jaar ook een lopende jeugdreclasseringsmaatregel (figuur 1.7.1). Na een daling van 4,0 procent in 2016 naar 2,5 procent in 2021, is er sinds 2022 sprake van een lichte stijging. Deze ontwikkeling is terug te zien bij zowel de jongeren met ondertoezichtstelling en jeugdreclassering, als de jongeren met voogdij en jeugdreclassering.
Het gaat in deze cijfers om alle jongeren die in een jaar op enig moment jeugdbescherming ontvingen. Van hen is bepaald voor welk percentage ook een jeugdreclasseringsmaatregel gold in dat jaar.
| Samenloop | 2024* (%) | 2023 (%) | 2022 (%) | 2021 (%) | 2020 (%) | 2019 (%) | 2018 (%) | 2017 (%) | 2016 (%) |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Jeugdbescherming en jeugdreclassering | |||||||||
| % van totaal aantal jongeren met jeugdbescherming | 3,2 | 2,9 | 2,7 | 2,5 | 2,9 | 3,3 | 3,5 | 3,7 | 4 |
| Ondertoezichtstelling en jeugdreclassering²⁾ | |||||||||
| % van totaal aantal jongeren met ondertoezichtstelling | 3,6 | 3,3 | 3,2 | 2,9 | 3,4 | 3,8 | 4,1 | 4,4 | 4,7 |
| Voogdij en jeugdreclassering³⁾ | |||||||||
| % van totaal aantal jongeren met voogdij | 2 | 1,7 | 1,4 | 1,3 | 1,4 | 1,7 | 1,7 | 1,6 | 1,6 |
| ¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar met een jeugdbeschermingsmaatregel. ²⁾ Inclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. ³⁾ Inclusief tijdelijke voogdij en voorlopige voogdij. | |||||||||
1.8 De meeste jongeren met jeugdbescherming krijgen ook jeugdhulp
In 2024 ontving 81 procent van de jongeren met een ondertoezichtstelling ook jeugdhulp (figuur 1.8.1). Het aandeel jongeren met een ondertoezichtstelling met daarnaast jeugdhulp (JH) zonder verblijf is ten opzichte van 2023 gelijk gebleven; 71 procent. Het aandeel jongeren dat naast een ondertoezichtstelling ook jeugdhulp met verblijf ontvangt is licht gestegen ten opzichte van 2023. In deze gevallen krijgen jongeren een ondertoezichtstelling en ontvangen zij jeugdhulp die mede inhoudt dat zij (deels) niet thuis verblijven.
| Samenloop | 2024* (%) | 2023 (%) | 2022 (%) | 2021 (%) | 2020 (%) | 2019 (%) | 2018 (%) | 2017 (%) | 2016 (%) |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| OTS en Jeugdhulp | 81 | 81 | 80 | 79 | 76 | 76 | 76 | 76 | 74 |
| OTS en JH zonder verblijf | 71 | 71 | 69 | 68 | 64 | 63 | 62 | 61 | 56 |
| w.v. | |||||||||
| Wijkteam | 10 | 10 | 9 | 10 | 12 | 12 | 14 | 14 | 9 |
| Ambulant | 47 | 46 | 45 | 44 | 38 | 39 | 39 | 40 | 36 |
| Daghulp | 8 | 8 | 8 | 7 | 7 | 6 | 5 | 5 | 5 |
| Netwerk jongere | 38 | 40 | 39 | 37 | 32 | 31 | 29 | 25 | 25 |
| OTS en JH met verblijf | 35 | 34 | 33 | 34 | 33 | 34 | 36 | 38 | 40 |
| w.v. | |||||||||
| Pleegzorg | 16 | 16 | 16 | 18 | 18 | 19 | 19 | 21 | 23 |
| Gezinsgericht | 7 | 6 | 6 | 6 | 4 | 4 | 5 | 4 | 4 |
| Gesloten plaatsing | 2 | 2 | 3 | 3 | 3 | 4 | 4 | 4 | 4 |
| Overig²⁾ | 16 | 15 | 14 | 14 | 13 | 13 | 14 | 16 | 15 |
| ¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar met een ondertoezichtstelling én jeugdhulp, als percentage van het totaal aantal jongeren met een ondertoezichtstelling. Jongeren met meerdere jeugdhulpvormen komen meerdere malen in de figuur voor. ²⁾ Verblijf bij een jeugdhulpaanbieder anders dan pleegzorg, gezinsgerichte jeugdhulp of gesloten plaatsing. | |||||||||
Van alle jongeren die een voogdijmaatregel hadden in 2024, ontving 93 procent daarnaast ook jeugdhulp (figuur 1.8.2). Het aandeel jongeren dat naast voogdij ook jeugdhulp zonder verblijf kreeg, steeg de afgelopen jaren van 40 procent in 2016 naar 54 procent in 2024. In 2024 ontving 88 procent van de jongeren met voogdij daarbij ook jeugdhulp met verblijf. Dat percentage is vanaf 2021 gelijk gebleven. Uit het feit dat niet álle jongeren met voogdij ook jeugdhulp met verblijf krijgen, kan afgeleid worden dat er ook jongeren met voogdij zijn die, zonder tussenkomst van een jeugdhulpinstelling of pleegzorgaanbieder, op informele basis in het eigen netwerk worden opgevangen, bijvoorbeeld bij grootouders.
| Samenloop | 2024* (%) | 2023 (%) | 2022 (%) | 2021 (%) | 2020 (%) | 2019 (%) | 2018 (%) | 2017 (%) | 2016 (%) |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Voogdij en Jeugdhulp | 93 | 94 | 94 | 94 | 91 | 91 | 91 | 93 | 90 |
| Voogdij en JH zonder verblijf | 54 | 53 | 51 | 50 | 46 | 45 | 44 | 44 | 40 |
| w.v. | |||||||||
| Wijkteam | 4 | 4 | 4 | 5 | 6 | 6 | 6 | 7 | 3 |
| Ambulant | 40 | 40 | 39 | 37 | 34 | 34 | 34 | 35 | 32 |
| Daghulp | 8 | 8 | 7 | 7 | 6 | 5 | 4 | 4 | 3 |
| Netwerk jongere | 19 | 18 | 17 | 16 | 13 | 12 | 10 | 9 | 9 |
| Voogdij en JH met verblijf | 88 | 88 | 88 | 88 | 83 | 86 | 86 | 87 | 86 |
| w.v. | |||||||||
| Pleegzorg | 60 | 61 | 63 | 66 | 64 | 66 | 65 | 69 | 69 |
| Gezinsgericht | 18 | 17 | 16 | 15 | 10 | 11 | 12 | 11 | 10 |
| Gesloten plaatsing | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 3 | 2 | 3 | 3 |
| Overig²⁾ | 22 | 22 | 21 | 20 | 18 | 18 | 18 | 19 | 17 |
| ¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar met voogdij én jeugdhulp, als percentage van het totaal aantal jongeren met voogdij. Jongeren met meerdere jeugdhulpvormen komen meerdere malen in de figuur voor. ²⁾ Verblijf bij een jeugdhulpaanbieder anders dan pleegzorg, gezinsgerichte jeugdhulp of gesloten plaatsing. | |||||||||
1.9 Aantal jongeren met jeugdbescherming neemt verder af
Bijna 0,8 procent van alle jongeren tot 18 jaar ontving op 31 december 2024 jeugdbescherming: in totaal ontvingen 13 450 jongens en 12 640 meiden (beiden groepen bijna 0,8 procent) jeugdbescherming (tabel 1.9.1). Op 31 december 2024 waren er 12 365 jongeren met jeugdbescherming van 12 tot 18 jaar oud. Dit komt neer op bijna 1,1 procent van alle jongeren in deze leeftijd (tabel 1.9.1). Van alle 8- tot 12-jarigen in Nederland ontving 0,9 procent (6 740 jongeren) jeugdbescherming. Ongeveer 0,7 procent (4 705 kinderen) van de kinderen tussen 4 en 8 jaar kreeg jeugdbescherming. De groep 0- tot 4-jarigen met jeugdbescherming had met 2 280 kinderen het kleinste aandeel; dit is ongeveer 0,3 procent in deze leeftijdsgroep.
| Totaal aantal jongeren2) | Totaal aantal jongeren met jeugdbescherming | Ondertoezicht- stelling | Voorlopige ondertoezicht- stelling | Voogdij | Voorlopige en tijdelijke voogdij | |
|---|---|---|---|---|---|---|
| Totaal | 3 303 345 | 26 090 | 17 690 | 245 | 7 920 | 240 |
| Geslacht: Jongens | 1 693 720 | 13 450 | 9 205 | 120 | 4 020 | 115 |
| Geslacht: Meiden | 1 609 625 | 12 640 | 8 485 | 130 | 3 905 | 125 |
| Leeftijd: 0 tot 4 jaar | 689 015 | 2 280 | 1 845 | 65 | 320 | 50 |
| Leeftijd: 4 tot 8 jaar | 707 890 | 4 705 | 3 615 | 40 | 1 020 | 30 |
| Leeftijd: 8 tot 12 jaar | 734 400 | 6 740 | 4 750 | 40 | 1 905 | 50 |
| Leeftijd: 12 tot 18 jaar | 1 172 040 | 12 335 | 7 480 | 100 | 4 675 | 110 |
| Bron: CBS. 1) Personen van 0 tot en met 17 jaar. 2) De peildatum voor alle jongeren in Nederland is 1 januari 2024 en komt dus niet overeen met de peildatum voor jongeren met jeugdbescherming (31 december 2024). | ||||||
Onder de jongeren met een ondertoezichtstelling is de groep jongeren van 8 tot 12 jaar oud gestegen van 24 procent in 2016 naar bijna 27 procent in 2024. Het aandeel jongeren van 0 tot 4 jaar nam ten opzichte van 2016 af (figuur 1.9.2). Bij de voogdijmaatregelen was sprake van een stijging van het aandeel jongeren in de oudste leeftijdsgroep, van 53 procent in 2016 naar 59 procent in 2024.
| Jaar | 0 tot 4 jaar (%) | 4 tot 8 jaar (%) | 8 tot 12 jaar (%) | 12 tot 18 jaar (%) |
|---|---|---|---|---|
| Nederland | ||||
| 2024* | 20,9 | 21,4 | 22,2 | 35,5 |
| 2023 | 21,0 | 21,4 | 22,3 | 35,4 |
| 2022 | 20,9 | 21,4 | 22,4 | 35,2 |
| 2021 | 20,6 | 21,4 | 22,6 | 35,4 |
| 2020 | 20,6 | 21,3 | 22,7 | 35,4 |
| 2019 | 20,5 | 21,4 | 22,5 | 35,7 |
| 2018 | 20,5 | 21,4 | 22,2 | 35,9 |
| 2017 | 20,4 | 21,6 | 22,1 | 36,0 |
| 2016 | 20,4 | 21,7 | 22,1 | 35,9 |
| OTS | ||||
| 2024* | 10,4 | 20,4 | 26,9 | 42,3 |
| 2023 | 9,0 | 21,0 | 27,6 | 42,5 |
| 2022 | 10,3 | 20,4 | 27,9 | 41,4 |
| 2021 | 10,7 | 21,2 | 27,2 | 40,8 |
| 2020 | 11,6 | 20,8 | 27,0 | 40,6 |
| 2019 | 11,8 | 21,4 | 26,3 | 40,4 |
| 2018 | 12,5 | 20,7 | 25,8 | 41,1 |
| 2017 | 12,5 | 20,3 | 25,1 | 42,1 |
| 2016 | 12,8 | 20,2 | 24,3 | 42,7 |
| Vrl. OTS | ||||
| 2024* | 26,7 | 16,6 | 15,4 | 41,3 |
| 2023 | 11,9 | 18,0 | 20,7 | 49,5 |
| 2022 | 26,0 | 24,0 | 13,8 | 36,2 |
| 2021 | 25,5 | 17,1 | 17,1 | 40,2 |
| 2020 | 24,7 | 16,8 | 19,0 | 39,5 |
| 2019 | 28,4 | 19,3 | 15,7 | 36,6 |
| 2018 | 21,1 | 17,4 | 15,1 | 46,3 |
| 2017 | 19,8 | 18,6 | 19,5 | 42,1 |
| 2016 | 28,4 | 17,6 | 18,8 | 35,2 |
| Voogdij | ||||
| 2024* | 4,0 | 12,9 | 24,1 | 59,0 |
| 2023 | 3,6 | 14,0 | 24,8 | 57,6 |
| 2022 | 5,0 | 14,7 | 24,2 | 56,1 |
| 2021 | 5,7 | 15,0 | 24,3 | 55,1 |
| 2020 | 5,4 | 15,0 | 25,1 | 54,6 |
| 2019 | 5,5 | 14,7 | 25,4 | 54,4 |
| 2018 | 5,6 | 14,8 | 25,2 | 54,4 |
| 2017 | 5,7 | 15,1 | 25,0 | 54,2 |
| 2016 | 6,0 | 15,4 | 25,6 | 53,1 |
| Vrl. en tijd. voogdij | ||||
| 2024* | 21,2 | 12,5 | 19,9 | 46,5 |
| 2023 | 10,5 | 14,5 | 23,8 | 51,2 |
| 2022 | 23,2 | 12,6 | 17,9 | 46,3 |
| 2021 | 19,7 | 10,2 | 18,9 | 51,1 |
| 2020 | 23,4 | 14,1 | 17,1 | 45,4 |
| 2019 | 21,7 | 14,3 | 16,0 | 48,0 |
| 2018 | 24,6 | 12,0 | 14,7 | 48,7 |
| 2017 | 29,9 | 18,8 | 14,6 | 36,8 |
| 2016 | 37,5 | 9,6 | 11,0 | 41,9 |
| ¹⁾ Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor de jongeren met jeugdbescherming naar peildatum 31 december. ²⁾ De cijfers over de jaren 2016 t/m 2022 zijn vanwege herstel van een fout bij het berekenen van de aandelen per leeftijdsgroep licht gewijzigd ten opzichte van eerdere edities van deze rapportage. | ||||
1.10 Jeugdbescherming hangt samen met kenmerken van ouders en huishouden
Uit CBS-onderzoek1) is gebleken dat bepaalde achtergrondkenmerken van de ouders en het huishouden van de jongere in meer of mindere mate samenhang vertonen met het krijgen van jeugdbescherming. Dat wil niet zeggen dat jeugdbescherming het gevolg is van deze kenmerken of een combinatie ervan. Van een aantal achtergrondkenmerken is in deze paragraaf weergegeven hoe de situatie van jongeren met jeugdbescherming afwijkt van de jongeren zonder jeugdbescherming in 2024.
De inzet van jeugdbescherming hangt samen met huishoudkenmerken2) van de jongere (figuur 1.10.1). Bij 77 procent van de Nederlandse jongeren woonden beide juridische ouders in hetzelfde huishouden. Voor jongeren met jeugdbescherming was dit bijna 12 procent. Een tegengesteld patroon is te zien voor kinderen uit huishoudens waar ook gebruik wordt gemaakt van ondersteuning op grond van de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) of waarin zorgkosten zijn gemaakt voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ) dan wel GGZ-medicatie is voorgeschreven. Vijf procent van alle kinderen in Nederland had te maken met WMO-gebruik in het huishouden, en 25 procent met GGZ-zorg en/of medicatie. Bij jongeren met jeugdbescherming was dit respectievelijk 34 en 52 procent. Tot slot werd bij bijna 5 procent van alle jongeren in Nederland iemand in het huishouden als verdachte van een misdrijf aangemerkt. Bij jongeren met jeugdbescherming was dit 29 procent (figuur 1.10.1).
| Jaar | Ja (%) | Nee (%) |
|---|---|---|
| Ouders op hetzelfde adres | ||
| Nederland | 2558427 | 744918 |
| Totaal jeugdbescherming | 3855 | 29230 |
| Ondertoezichtstelling²⁾ | 3040 | 21268 |
| Voogdij³⁾ | 815 | 7962 |
| WMO in huishouden | ||
| Nederland | 171412 | 3127880 |
| Totaal jeugdbescherming | 11053 | 21347 |
| Ondertoezichtstelling²⁾ | 7615 | 16598 |
| Voogdij³⁾ | 3438 | 4749 |
| GGZ in huishouden | ||
| Nederland | 833254 | 2466038 |
| Totaal jeugdbescherming | 16927 | 15473 |
| Ondertoezichtstelling²⁾ | 12667 | 11546 |
| Voogdij³⁾ | 4260 | 3927 |
| Verdachte in huishouden | ||
| Nederland | 157982 | 3141310 |
| Totaal jeugdbescherming | 9518 | 22882 |
| Ondertoezichtstelling²⁾ | 6601 | 17612 |
| Voogdij³⁾ | 2917 | 5270 |
| ¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar. ²⁾ Inclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. ³⁾ Inclusief voorlopige voogdij en tijdelijke voogdij. | ||
Ook het huishoudinkomen3) hangt samen met de inzet van jeugdbescherming (figuur 1.10.2). In Nederland woonden in 2024 496 duizend jongeren tot en met 17 jaar in een huishouden met een inkomen dat tot de laagste 20 procent behoort. Van hen ontving 3,4 procent jeugdbescherming. Het aandeel jongeren met jeugdbescherming daalt naarmate het huishoudinkomen hoger is. In de 20 procent rijkste huishoudens ontving 0,1 procent jeugdbescherming.
| Jaar | Jongeren met jeugdbescherming (%) |
|---|---|
| Totaal jeugdbescherming | |
| Totaal | 1 |
| Laagste kwintiel | 3,4 |
| 2e kwintiel | 1,5 |
| 3e kwintiel | 0,5 |
| 4e kwintiel | 0,2 |
| Hoogste kwintiel | 0,1 |
| Ondertoezichtstelling²⁾ | |
| Totaal | 0,7 |
| Laagste kwintiel | 2,5 |
| 2e kwintiel | 1,1 |
| 3e kwintiel | 0,4 |
| 4e kwintiel | 0,2 |
| Hoogste kwintiel | 0,1 |
| Voogdij³⁾ | |
| Totaal | 0,3 |
| Laagste kwintiel | 0,9 |
| 2e kwintiel | 0,4 |
| 3e kwintiel | 0,1 |
| 4e kwintiel | 0 |
| Hoogste kwintiel | 0 |
| ¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar. ²⁾ Inclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. ³⁾ Inclusief tijdelijke voogdij en voorlopige voogdij. | |
Daarnaast vertoont de herkomst van de jongeren samenhang met de inzet van jeugdbescherming (figuur 1.10.3). Van zowel jongeren die in Nederland zijn geboren als jongeren die niet in Nederland zijn geboren, heeft 1 procent jeugdbescherming. Bij jongeren met een herkomst uit Turkije en Indonesië is minder vaak sprake van jeugdbescherming dan het landelijke gemiddelde, ongeacht of ze geboren zijn Nederland. Bij jongeren met een herkomst uit Suriname en het Nederlands-Caribisch gebied is relatief vaker sprake van jeugdbescherming, ongeacht of ze geboren zijn in Nederland. Jongeren met een ouder uit Marokko die zelf geboren zijn in Nederland hebben minder vaak jeugdbescherming dan jongeren die in Marokko geboren zijn (0,7 versus 1,7 procent).
| Jongeren met jeugdbescherming (%) | |
|---|---|
| Totaal geboren in Nederland | 1 |
| Nederland | 0,9 |
| Europa (exclusief Nederland) | 1,2 |
| Turkije | 0,6 |
| Marokko | 0,7 |
| Suriname | 2 |
| Nederlands-Caribisch gebied | 3 |
| Indonesië | 0,8 |
| Overig Afrika, Azië, Amerika en Oceanië | 1,2 |
| Totaal niet geboren in Nederland | 1 |
| Europa (exclusief Nederland) | 1 |
| Turkije | 0,5 |
| Marokko | 1,7 |
| Suriname | 1,8 |
| Nederlands-Caribisch gebied | 2,7 |
| Indonesië | 0,6 |
| Overig Afrika, Azië, Amerika en Oceanië | 0,9 |
| ¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar. | |
1.11 Jeugdbescherming vooral in Limburg, Friesland en Twente
Op 31 december 2024 waren de vijf jeugdregio’s met het hoogste aandeel jeugdbescherming Midden-Limburg Oost, Friesland (Fryslân), Twente, Zeeland en Zuid-Limburg. De regio’s met het laagste aandeel waren Haarlemmermeer, Zuid Kennemerland, Amsterdam-Amstelland, Food Valley en Gooi en Vechtstreek (figuur 1.11.1 en tabel 1.11.2).
| Jeugdzorgregios_naam | aandeelJB (%) |
|---|---|
| Groningen | 1,08 |
| Friesland(Frysl�n) | 1,14 |
| KopvanNoord-Holland | 1,07 |
| Drenthe | 0,81 |
| WestFriesland | 0,81 |
| Alkmaar(Noord-Kennemerland) | 0,86 |
| IJsselland | 0,93 |
| Flevoland | 0,92 |
| Zaanstreek-Waterland | 0,62 |
| IJmond(MiddenKennemerland) | 0,87 |
| ZuidKennemerland | 0,48 |
| Noord-Veluwe | 0,77 |
| Amsterdam-Amstelland | 0,5 |
| Twente | 1,14 |
| Haarlemmermeer | 0,37 |
| GooienVechtstreek | 0,56 |
| MiddenIJssel/OostVeluwe | 0,87 |
| HollandRijnland | 0,61 |
| UtrechtWest | 0,57 |
| Eemland | 0,64 |
| FoodValley | 0,53 |
| UtrechtStad | 0,64 |
| ZuidoostUtrecht | 0,62 |
| Haaglanden | 0,64 |
| Achterhoek | 0,86 |
| Lekstroom | 0,72 |
| MiddenHolland | 0,82 |
| CentraalGelderland | 0,84 |
| Rijnmond | 0,85 |
| Rivierenland | 0,66 |
| Zuid-HollandZuid | 0,74 |
| RijkvanNijmegen | 0,77 |
| NoordoostBrabant | 0,76 |
| WestBrabantOost | 0,61 |
| Midden-Brabant(HartvanBrabant) | 0,76 |
| WestBrabantWest | 0,82 |
| Noord-Limburg | 0,96 |
| Zeeland | 1,12 |
| Zuidoost-Brabant | 0,66 |
| Zuid-Limburg | 1,12 |
| Midden-LimburgOost | 1,16 |
| Midden-LimburgWest | 1,07 |
| ¹⁾ De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2024 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdbescherming (31 december 2024). | |
| Hoogste aandelen | Midden-Limburg Oost | 1,16 |
|---|---|---|
| Hoogste aandelen | Friesland (Fryslân) | 1,14 |
| Hoogste aandelen | Twente | 1,14 |
| Hoogste aandelen | Zeeland | 1,12 |
| Hoogste aandelen | Zuid-Limburg | 1,12 |
| Laagste aandelen | Haarlemmermeer | 0,37 |
| Laagste aandelen | Zuid-Kennemerland | 0,48 |
| Laagste aandelen | Amsterdam-Amstelland | 0,50 |
| Laagste aandelen | Food Valley | 0,53 |
| Laagste aandelen | Gooi en Vechtstreek | 0,56 |
| Bron: CBS. 1) Personen van 0 tot en met 17 jaar met jeugdbescherming. 2) De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2024 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdbescherming (31 december 2024). | ||
De gemeenten met relatief gezien de meeste jongeren met jeugdbescherming op 31 december 2024 waren Pekela, Doesburg, Heerlen en Hulst (figuur 1.11.3)4).
| Gemeente_naam | Jeugdbescherming (%) |
|---|---|
| Groningen | 1,03 |
| Almere | 0,86 |
| Stadskanaal | 1,34 |
| Veendam | 1,63 |
| Zeewolde | 1,15 |
| Achtkarspelen | 0,87 |
| Ameland | 0,15 |
| Harlingen | 0,89 |
| Heerenveen | 0,9 |
| Leeuwarden | 1,41 |
| Ooststellingwerf | 1,6 |
| Opsterland | 0,67 |
| Schiermonnikoog | 0 |
| Smallingerland | 1,69 |
| Terschelling | 0,28 |
| Vlieland | 0 |
| Weststellingwerf | 1,06 |
| Assen | 0,69 |
| Coevorden | 0,81 |
| Emmen | 1,21 |
| Hoogeveen | 0,75 |
| Meppel | 0,89 |
| Almelo | 1,77 |
| Borne | 0,59 |
| Dalfsen | 0,62 |
| Deventer | 1,28 |
| Enschede | 1,64 |
| Haaksbergen | 0,65 |
| Hardenberg | 0,83 |
| Hellendoorn | 0,41 |
| Hengelo(O.) | 1,41 |
| Kampen | 0,79 |
| Losser | 0,92 |
| Noordoostpolder | 0,6 |
| Oldenzaal | 0,96 |
| Ommen | 0,54 |
| Raalte | 0,91 |
| Staphorst | 0,49 |
| Tubbergen | 0,69 |
| Urk | 0,41 |
| Wierden | 0,43 |
| Zwolle | 1,07 |
| Aalten | 0,34 |
| Apeldoorn | 0,98 |
| Arnhem | 1 |
| Barneveld | 0,47 |
| Beuningen | 0,45 |
| Brummen | 1,04 |
| Buren | 0,87 |
| Culemborg | 0,43 |
| Doesburg | 1,97 |
| Doetinchem | 1,03 |
| Druten | 0,45 |
| Duiven | 0,74 |
| Ede | 0,46 |
| Elburg | 0,62 |
| Epe | 0,64 |
| Ermelo | 1,06 |
| Harderwijk | 0,85 |
| Hattem | 0,45 |
| Heerde | 0,57 |
| Heumen | 0,17 |
| Lochem | 0,45 |
| Maasdriel | 0,8 |
| Nijkerk | 0,37 |
| Nijmegen | 0,9 |
| Oldebroek | 0,51 |
| Putten | 0,68 |
| Renkum | 1,05 |
| Rheden | 0,97 |
| Rozendaal | 0 |
| Scherpenzeel | 0,13 |
| Tiel | 1,2 |
| Voorst | 0,8 |
| Wageningen | 0,34 |
| Westervoort | 0,65 |
| Winterswijk | 0,72 |
| Wijchen | 0,75 |
| Zaltbommel | 0,43 |
| Zevenaar | 1,02 |
| Zutphen | 1,15 |
| Nunspeet | 0,53 |
| Dronten | 1,02 |
| Amersfoort | 0,63 |
| Baarn | 0,74 |
| DeBilt | 0,66 |
| Bunnik | 0,41 |
| Bunschoten | 1,16 |
| Eemnes | 0,62 |
| Houten | 0,58 |
| Leusden | 0,38 |
| Lopik | 0,72 |
| Montfoort | 0,39 |
| Renswoude | 0,77 |
| Rhenen | 0,65 |
| Soest | 0,51 |
| Utrecht | 0,64 |
| Veenendaal | 0,81 |
| Woudenberg | 0,7 |
| WijkbijDuurstede | 0,61 |
| IJsselstein | 0,73 |
| Zeist | 0,64 |
| Nieuwegein | 0,94 |
| Aalsmeer | 0,3 |
| Alkmaar | 1,12 |
| Amstelveen | 0,32 |
| Amsterdam | 0,55 |
| Bergen(NH.) | 0,49 |
| Beverwijk | 0,93 |
| Blaricum | 0,1 |
| Bloemendaal | 0,31 |
| Castricum | 0,42 |
| Diemen | 0,36 |
| Edam-Volendam | 0,46 |
| Enkhuizen | 0,63 |
| Haarlem | 0,52 |
| Haarlemmermeer | 0,37 |
| Heemskerk | 0,74 |
| Heemstede | 0,27 |
| Heiloo | 0,21 |
| DenHelder | 1,65 |
| Hilversum | 0,66 |
| Hoorn | 0,84 |
| Huizen | 0,62 |
| Landsmeer | 0,54 |
| Laren(NH.) | 0,14 |
| Medemblik | 1,19 |
| Oostzaan | 0,22 |
| Opmeer | 0,54 |
| Ouder-Amstel | 0,21 |
| Purmerend | 0,63 |
| Schagen | 0,71 |
| Texel | 0,75 |
| Uitgeest | 0,47 |
| Uithoorn | 0,43 |
| Velsen | 0,91 |
| Zandvoort | 0,78 |
| Zaanstad | 0,75 |
| Alblasserdam | 0,8 |
| AlphenaandenRijn | 0,58 |
| Barendrecht | 0,44 |
| Drechterland | 0,57 |
| CapelleaandenIJssel | 0,73 |
| Delft | 0,9 |
| Dordrecht | 0,99 |
| Gorinchem | 0,82 |
| Gouda | 1,22 |
| 's-Gravenhage | 0,72 |
| Hardinxveld-Giessendam | 0,69 |
| Hendrik-Ido-Ambacht | 0,41 |
| StedeBroec | 0,99 |
| Hillegom | 0,65 |
| Katwijk | 0,61 |
| KrimpenaandenIJssel | 0,61 |
| Leiden | 0,8 |
| Leiderdorp | 0,34 |
| Lisse | 0,77 |
| Maassluis | 0,56 |
| Nieuwkoop | 0,71 |
| Noordwijk | 0,54 |
| Oegstgeest | 0,51 |
| Oudewater | 0,15 |
| Papendrecht | 0,91 |
| Ridderkerk | 0,72 |
| Rotterdam | 1,04 |
| Rijswijk(ZH.) | 0,68 |
| Schiedam | 0,81 |
| Sliedrecht | 0,8 |
| Albrandswaard | 0,29 |
| Vlaardingen | 0,99 |
| Voorschoten | 0,45 |
| Waddinxveen | 0,77 |
| Wassenaar | 0,34 |
| Woerden | 0,64 |
| Zoetermeer | 0,73 |
| Zoeterwoude | 0,39 |
| Zwijndrecht | 1,08 |
| Borsele | 0,96 |
| Goes | 1,15 |
| WestMaasenWaal | 0,45 |
| Hulst | 1,81 |
| Kapelle | 1,1 |
| Middelburg(Z.) | 1,09 |
| Reimerswaal | 0,54 |
| Terneuzen | 1,55 |
| Tholen | 1,12 |
| Veere | 0,62 |
| Vlissingen | 1,37 |
| DeRondeVenen | 0,75 |
| Tytsjerksteradiel | 0,66 |
| Asten | 0,52 |
| Baarle-Nassau | 0,78 |
| BergenopZoom | 0,68 |
| Best | 0,24 |
| Boekel | 0,45 |
| Boxtel | 0,66 |
| Breda | 0,6 |
| Deurne | 0,33 |
| Pekela | 2,06 |
| Dongen | 0,27 |
| Eersel | 0,4 |
| Eindhoven | 0,92 |
| Etten-Leur | 0,48 |
| Geertruidenberg | 0,7 |
| GilzeenRijen | 0,68 |
| Goirle | 0,71 |
| Helmond | 0,86 |
| 's-Hertogenbosch | 0,83 |
| Heusden | 0,63 |
| Hilvarenbeek | 0,35 |
| LoonopZand | 0,52 |
| Nuenen,GerwenenNederwetten | 0,24 |
| Oirschot | 0,34 |
| Oisterwijk | 0,52 |
| Oosterhout | 0,79 |
| Oss | 0,9 |
| Rucphen | 1,32 |
| Sint-Michielsgestel | 0,52 |
| Someren | 0,22 |
| SonenBreugel | 0,5 |
| Steenbergen | 0,85 |
| Waterland | 0,21 |
| Tilburg | 1,01 |
| Valkenswaard | 0,91 |
| Veldhoven | 0,51 |
| Vught | 0,42 |
| Waalre | 0,25 |
| Waalwijk | 0,61 |
| Woensdrecht | 0,61 |
| Zundert | 0,59 |
| Wormerland | 0,41 |
| Landgraaf | 1,22 |
| Beek(L.) | 0,56 |
| Beesel | 1,44 |
| Bergen(L.) | 0,68 |
| Brunssum | 1,01 |
| Gennep | 0,58 |
| Heerlen | 1,9 |
| Kerkrade | 1,77 |
| Maastricht | 1,16 |
| Meerssen | 0,21 |
| MookenMiddelaar | 0,57 |
| Nederweert | 1,04 |
| Roermond | 1,23 |
| Simpelveld | 1,4 |
| Stein(L.) | 0,33 |
| Vaals | 1,29 |
| Venlo | 1,31 |
| Venray | 0,8 |
| Voerendaal | 0,33 |
| Weert | 1,11 |
| ValkenburgaandeGeul | 0,77 |
| Lelystad | 1,46 |
| HorstaandeMaas | 0,65 |
| OudeIJsselstreek | 1,25 |
| Teylingen | 0,63 |
| UtrechtseHeuvelrug | 0,61 |
| OostGelre | 0,87 |
| Koggenland | 0,29 |
| Lansingerland | 0,22 |
| Leudal | 1,03 |
| Maasgouw | 0,92 |
| Gemert-Bakel | 0,52 |
| Halderberge | 0,77 |
| Heeze-Leende | 0,24 |
| Laarbeek | 0,55 |
| Reusel-DeMierden | 0,71 |
| Roerdalen | 1,13 |
| Roosendaal | 1,1 |
| Schouwen-Duiveland | 0,77 |
| AaenHunze | 0,6 |
| Borger-Odoorn | 0,8 |
| DeWolden | 0,77 |
| Noord-Beveland | 1,09 |
| Wijdemeren | 0,44 |
| Noordenveld | 0,62 |
| Twenterand | 1,44 |
| Westerveld | 0,66 |
| Lingewaard | 0,52 |
| Cranendonck | 0,83 |
| Steenwijkerland | 0,91 |
| Moerdijk | 0,91 |
| Echt-Susteren | 1,23 |
| Sluis | 1,06 |
| Drimmelen | 0,46 |
| Bernheze | 0,58 |
| Alphen-Chaam | 0,49 |
| Bergeijk | 0,45 |
| Bladel | 0,47 |
| Gulpen-Wittem | 0,71 |
| Tynaarlo | 0,37 |
| Midden-Drenthe | 0,85 |
| Overbetuwe | 0,52 |
| HofvanTwente | 0,65 |
| Neder-Betuwe | 0,67 |
| Rijssen-Holten | 0,55 |
| Geldrop-Mierlo | 0,85 |
| Olst-Wijhe | 0,59 |
| Dinkelland | 0,62 |
| Westland | 0,31 |
| Midden-Delfland | 0,56 |
| Berkelland | 0,76 |
| Bronckhorst | 0,86 |
| Sittard-Geleen | 1,08 |
| KaagenBraassem | 0,61 |
| Dantumadiel | 1,05 |
| Zuidplas | 0,41 |
| PeelenMaas | 0,72 |
| Oldambt | 1,59 |
| Zwartewaterland | 0,8 |
| S�dwest-Frysl�n | 1,16 |
| Bodegraven-Reeuwijk | 0,49 |
| Eijsden-Margraten | 0,48 |
| StichtseVecht | 0,48 |
| HollandsKroon | 0,86 |
| Leidschendam-Voorburg | 0,6 |
| Goeree-Overflakkee | 0,51 |
| Pijnacker-Nootdorp | 0,18 |
| Nissewaard | 1,11 |
| Krimpenerwaard | 0,94 |
| DeFryskeMarren | 0,85 |
| GooiseMeren | 0,6 |
| BergenDal | 0,91 |
| Meierijstad | 0,66 |
| Waadhoeke | 1,29 |
| Westerwolde | 0,98 |
| Midden-Groningen | 1,22 |
| Beekdaelen | 0,57 |
| Montferland | 0,79 |
| Altena | 0,49 |
| WestBetuwe | 0,44 |
| Vijfheerenlanden | 0,64 |
| HoekscheWaard | 0,47 |
| HetHogeland | 0,79 |
| Westerkwartier | 0,49 |
| Noardeast-Frysl�n | 1,03 |
| Molenlanden | 0,42 |
| Eemsdelta | 1,24 |
| DijkenWaard | 1,02 |
| LandvanCuijk | 0,86 |
| Maashorst | 0,94 |
| VoorneaanZee | 0,69 |
| ¹⁾ De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2024 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdbescherming (31 december 2024). | |
2) Voor alle huishoudkenmerken is de meest recent beschikbare informatie gebruikt. Voor ouders in het hetzelfde huishouden is dit de situatie op 31 december 2023. WMO in huishouden is gebaseerd op twee databronnen over de ondersteuning in 2023 op grond van de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO); de combinatie van deze bronnen is zo goed als volledig, alleen in enkele gemeenten ontbreekt de WMO waarvoor geen eigen bijdrage via CAK is betaald. GGZ in huishouden is een combinatie van of personen in het huishouden in het verslagjaar zorgkosten voor GGZ hebben gemaakt (2022) en of personen in het huishouden medicatie gebruikten vanwege psychische problemen (2023). Voor verdachte in het huishouden is gekeken of personen in het huishouden in de periode 2019-2023 zijn geregistreerd als verdachte, ongeacht het type misdrijf.
3) Gegevens over huishoudinkomen betreft de stand op 1 januari 2022. Dat is de meest recente datum waarop dit kenmerk beschikbaar is.
4) Volgens het woonplaatsbeginsel. Zie: VNG, Woonplaatsbeginsel jeugdhulp.
2. Jeugdreclassering
Op 31 december 2024 was op 5 715 jongeren een jeugdreclasseringsmaatregel van toepassing. Dit betreft personen van 12 tot en met 22 jaar met één of meerdere jeugdreclasseringsmaatregelen. In totaal waren op dat moment 5 805 jeugdreclasseringsmaatregelen van kracht. Dat zijn er 585 meer dan bij de start van het jaar (tabel 2.0.1).
De twee varianten van toezicht en begeleiding (T&B) worden het meest toegepast, samen goed voor 97 procent van alle jeugdreclasseringsmaatregelen. Dit geldt voor de begin- en eindstand. Het gaat hier dan vooral om toezicht en begeleiding in het gedwongen kader (5 120 maatregelen aan het einde van 2024). Voor individuele trajectbegeleiding (ITB) Harde Kern geldt dat er aan het eind van 2024 ongeveer even veel maatregelen waren als aan het begin van het jaar. Hetzelfde geldt voor de individuele trajectbegeleiding CRIEM (Criminaliteit in Relatie tot Integratie van Etnische Minderheden). Voor de overige maatregelen was het aantal maatregelen aan het einde van het jaar iets hoger dan aan het begin (tabel 2.0.1).
| Beginstand (1-1-2024) | Instroom | Uitstroom | Eindstand | |
|---|---|---|---|---|
| Totaal | 5 220 | 6 755 | 6 170 | 5 805 |
| Toezicht en begeleiding: gedwongen kader | 4 535 | 4 265 | 3 680 | 5 120 |
| Toezicht en begeleiding: vrijwillig | 515 | 2 170 | 2 160 | 525 |
| Individuele trajectbegeleiding Harde Kern | 135 | 240 | 245 | 130 |
| Individuele trajectbegeleiding CRIEM | 30 | 70 | 80 | 25 |
| Overig2) | . | 10 | 10 | 10 |
| Bron: CBS. 1) Maatregelen met een einddatum van 31 december tellen niet mee in de eindstand. 2) Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. | ||||
2.1 Meer trajecten gestart en beëindigd
De instroom van jeugdreclasseringsmaatregelen is in 2024 met 9,6 procent toegenomen ten opzichte van 2023 (figuur 2.1.1)5). Ook de uitstroom is toegenomen, namelijk met 4,5 procent.
Het aantal ingestroomde jeugdreclasseringsmaatregelen ligt boven het aantal uitgestroomde maatregelen in 2024. Dit was ook in 2023 het geval. Bij toezicht en begeleiding in het gedwongen kader zijn 585 meer maatregelen gestart dan beëindigd in 2024. Bij toezicht en begeleiding in het gedwongen kader is de instroom gestegen met 11,9 procent en de uitstroom met 2,5 procent, ten opzichte van 2023. Zowel de instroom als de uitstroom bij toezicht en begeleiding in het vrijwillig kader zijn toegenomen, met respectievelijk 8,5 procent en 9,6 procent (figuur 2.1.1).
| Maatregel | Uitstroom (maatregelen) | Instroom (maatregelen) |
|---|---|---|
| Totaal²⁾ | ||
| 2024* | -6170 | 6755 |
| 2023 | -5905 | 6165 |
| 2022 | -5520 | 5485 |
| 2021 | -6110 | 5605 |
| 2020 | -5700 | 5105 |
| 2019 | -5810 | 5775 |
| 2018 | -6040 | 5525 |
| 2017 | -6100 | 5760 |
| 2016 | -6255 | 5765 |
| T&B gedwongen | ||
| 2024* | -3680 | 4265 |
| 2023 | -3590 | 3810 |
| 2022 | -3470 | 3380 |
| 2021 | -3905 | 3520 |
| 2020 | -3725 | 3060 |
| 2019 | -3650 | 3660 |
| 2018 | -3955 | 3505 |
| 2017 | -3995 | 3675 |
| 2016 | -3760 | 3435 |
| T&B vrijwillig | ||
| 2024* | -2160 | 2170 |
| 2023 | -1970 | 2000 |
| 2022 | -1730 | 1765 |
| 2021 | -1840 | 1750 |
| 2020 | -1605 | 1685 |
| 2019 | -1780 | 1725 |
| 2018 | -1695 | 1640 |
| 2017 | -1705 | 1690 |
| 2016 | -1855 | 1720 |
| ¹⁾ Jeugdreclasseringsmaatregelen bij personen van 12 tot en met 22 jaar. ²⁾ Inclusief ITB Harde Kern, ITB CRIEM en overig. | ||
In 2024 zijn de instroom en uitstroom van trajecten individuele trajectbegeleiding Harde Kern ongeveer gelijk gebleven ten opzichte van 2023. Bij de individuele trajectbegeleiding CRIEM is de instroom afgenomen met 20 trajecten en de uitstroom ongeveer gelijk gebleven ten opzichte van 2023 (figuur 2.1.2).
| Maatregel | Uitstroom (maatregelen) | Instroom (maatregelen) |
|---|---|---|
| ITB Harde Kern | ||
| 2024* | -245 | 240 |
| 2023 | -250 | 245 |
| 2022 | -205 | 220 |
| 2021 | -250 | 235 |
| 2020 | -255 | 260 |
| 2019 | -220 | 235 |
| 2018 | -195 | 185 |
| 2017 | -190 | 210 |
| 2016 | -200 | 180 |
| ITB CRIEM | ||
| 2024* | -80 | 70 |
| 2023 | -85 | 90 |
| 2022 | -100 | 100 |
| 2021 | -100 | 90 |
| 2020 | -85 | 80 |
| 2019 | -125 | 125 |
| 2018 | -160 | 155 |
| 2017 | -170 | 160 |
| 2016 | -160 | 180 |
| Overig²⁾ | ||
| 2024* | -10 | 10 |
| 2023 | -20 | 15 |
| 2022 | -15 | 15 |
| 2021 | -15 | 15 |
| 2020 | -30 | 25 |
| 2019 | -35 | 25 |
| 2018 | -35 | 40 |
| 2017 | -45 | 30 |
| 2016 | -280 | 250 |
| ¹⁾ Jeugdreclasseringsmaatregelen bij personen van 12 tot en met 22 jaar. ²⁾ Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. | ||
2.2 Stijging jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel
Op peildatum 31 december 2024 hadden 5 715 jongeren een jeugdreclasseringsmaatregel. Nadat het aantal jongeren met jeugdreclassering vanaf 2011 is gedaald, is er sinds 2023 sprake van een stijging. De stijging in 2024 betrof 10 procent, ten opzichte van 2023 (figuur 2.2.1).
| Jaar | Jeugdreclassering (aantal jongeren) |
|---|---|
| 2011 | 11110 |
| 2012 | 10830 |
| 2013 | 9210 |
| 2014 | 7790 |
| 2015 | 7590 |
| 2016 | 6735 |
| 2017 | 6420 |
| 2018 | 5925 |
| 2019 | 5915 |
| 2020 | 5440 |
| 2021 | 5005 |
| 2022 | 4940 |
| 2023 | 5200 |
| 2024* | 5715 |
| ¹⁾ Personen van 12 tot en met 22 jaar met één of meerdere jeugdreclasseringsmaatregelen. ²⁾ Door invoering van de Jeugdwet treedt met ingang van 2015 een methodebreuk op. | |
2.3 Gemiddelde duur toezicht en begeleiding verder gedaald
Van alle afgesloten jeugdreclasseringsmaatregelen duurden de maatregelen toezicht en begeleiding in het gedwongen kader het langst. Van deze maatregelen duurde 47,4 procent een jaar of langer, waarvan de meesten 1 tot 2 jaar (figuur 2.3.1). De andere vormen van jeugdreclassering duurden meestal korter dan 3 maanden, met uitzondering van individuele trajectbegeleiding Harde Kern, waar 67,4 procent van de trajecten 3 tot 6 maanden duurde.
| Maatregel | 0 tot 3 maanden (%) | 3 tot 6 maanden (%) | 6 tot 12 maanden (%) | 12 tot 24 maanden (%) | 24 tot 36 maanden (%) | 36 maanden of langer (%) |
|---|---|---|---|---|---|---|
| Totaal | 33,1 | 19,9 | 17,7 | 22,7 | 4,7 | 1,9 |
| T&B gedwongen | 13,9 | 17,5 | 21,1 | 36,5 | 7,7 | 3,2 |
| T&B vrijwillig | 66,7 | 18,9 | 12,3 | 2,1 | ||
| ITB Harde Kern | 13,3 | 67,4 | 19,3 | |||
| ITB CRIEM | 78,8 | 21,3 | ||||
| Overig¹⁾ | ||||||
| ¹⁾ Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. De aantallen per categorie zijn zodanig klein dat deze vanuit privacy-overwegingen niet gepubliceerd worden. | ||||||
De gemiddelde duur van de beëindigde maatregelen is in 2024 gedaald met 2,9 procent ten opzichte van een jaar eerder (figuur 2.3.2). De gemiddelde duur van de maatregelen toezicht en begeleiding in het gedwongen en het vrijwillige kader nam af met respectievelijk 2 en 7 dagen. Bij individuele trajectbegeleiding Harde Kern is de gemiddelde duur met 5 dagen toegenomen ten opzichte van 2023. Bij individuele trajectbegeleiding CRIEM is de gemiddelde duur met 33 dagen afgenomen ten opzichte van 2023.
| Maatregel | 2024* (dagen) | 2023 (dagen) | 2022 (dagen) | 2021 (dagen) | 2020 (dagen) | 2019 (dagen) | 2018 (dagen) | 2017 (dagen) | 2016 (dagen) |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Totaal | 304 | 313 | 339 | 368 | 399 | 381 | 391 | 416 | 415 |
| T&B gedwongen | 442 | 444 | 474 | 507 | 537 | 524 | 518 | 554 | 586 |
| T&B vrijwillig | 90 | 97 | 100 | 114 | 130 | 133 | 151 | 152 | 147 |
| ITB Harde Kern | 194 | 189 | 207 | 197 | 188 | 193 | 185 | 189 | 198 |
| ITB CRIEM | 106 | 139 | 102 | 102 | 111 | 116 | 105 | 109 | 111 |
| Overig²⁾ | 192 | 192 | 183 | 171 | 212 | 175 | 101 | 315 | 234 |
| ¹⁾ Jeugdreclasseringsmaatregelen die werden beëindigd in de verslagperiode. ²⁾ Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. | |||||||||
2.4 Bijna vijf op de tien jongeren met jeugdreclassering ontvangt ook jeugdhulp
Jeugdreclassering ging in bijna vijf op de tien gevallen gepaard met de inzet van jeugdhulp (figuur 2.4.1). Dit is minder dan bij jeugdbescherming, waar 81 procent van de jongeren met een ondertoezichtstelling en 93 procent van de jongeren met voogdij ook jeugdhulp ontving (figuur 1.8.1 en 1.8.2). Hierbij moet nog wel worden opgemerkt dan een deel van de jongeren met jeugdreclassering ouder is dan 18 jaar en aanvullende zorg en hulp mogelijk ook kan worden ontvangen vanuit andere zorgdomeinen (de Wet Langdurige Zorg, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning of de Zorgverzekeringswet).
Het aandeel jongeren dat naast een jeugdreclasseringsmaatregel ook jeugdhulp ontving, daalde ten opzichte van 2023 met bijna 2 procent (figuur 2.4.1). Deze daling is, met uitzondering van individuele trajectbegeleiding CRIEM, te zien bij alle jeugdreclasseringsmaatregelen, maar met name bij individuele trajectbegeleiding Harde Kern. Ondanks de daling van ongeveer 10 procent bij individuele trajectbegeleiding Harde Kern, blijft het aandeel samenloop met jeugdhulp het hoogst bij individuele trajectbegeleiding Harde Kern (52,3 procent). Bij individuele trajectbegeleiding CRIEM zien we in 2024 een toename van 6 procent in het aandeel jongeren dat ook jeugdhulp ontving.
| Samenloop | 2024* (% van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering) | 2023 (% van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering) | 2022 (% van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering) | 2021 (% van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering) | 2020 (% van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering) | 2019 (% van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering) | 2018 (% van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering) | 2017 (% van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering) | 2016 (% van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering) |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Totaal jongeren met jeugdreclassering en ook jeugdhulp | 47,7 | 49,5 | 46,9 | 43,2 | 41 | 41 | 41,7 | 40,6 | 40,6 |
| Toezicht en begeleiding: gedwongen kader | 48 | 49,7 | 47,3 | 43,4 | 40,8 | 41,4 | 41,9 | 40,7 | 40,4 |
| Toezicht en begeleiding: vrijwillig kader | 42,8 | 45,8 | 42,4 | 37 | 43,8 | 38,6 | 39 | 39,2 | 40,7 |
| Individuele trajectbegeleiding Harde Kern | 52,3 | 62,5 | 51,9 | 58,3 | 51,2 | 42,9 | 54,2 | 47,4 | 51,6 |
| Individuele trajectbegeleiding CRIEM | 33,3 | 27,3 | 47,8 | 29,6 | 35,5 | 34 | 29,2 | 36,7 | 22,6 |
| Overig²⁾ | 72,2 | 66,7 | 51,9 | ||||||
| ¹⁾ Personen van 12 tot en met 22 jaar met een jeugdreclasseringsmaatregel op peildatum 31 december die tegelijkertijd jeugdhulp ontvingen. ²⁾ Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. | |||||||||
2.5 Jongens vaker in jeugdreclassering dan meiden
Op 31 december 2024 waren meer jeugdreclasseringsmaatregelen bij jongens dan bij meiden van kracht. Dit geldt voor ieder type jeugdreclassering. In totaal was op 4 845 jongens een jeugdreclasseringsmaatregel van toepassing. Bij meiden bedroeg dit aantal 865 (tabel 2.5.1). Ook relatief gezien kwam jeugdreclassering vaker voor bij jongens dan bij meiden, respectievelijk bij 0,4 en 0,08 procent.
| Totaal aantal jongeren2) | Totaal aantal jongeren met jeugd-reclassering | Toezicht en begeleiding: gedwongen kader | Toezicht en begeleiding: vrijwillig | Individuele traject-begeleiding Harde Kern | Individuele traject-begeleiding CRIEM | Overig3) | |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Totaal | 2 305 455 | 5 715 | 5130 | 525 | 130 | 25 | 10 |
| Geslacht: Jongens | 1 176 975 | 4 845 | 4320 | 475 | 125 | 20 | 10 |
| Geslacht: Meiden | 1 128 475 | 865 | 810 | 50 | . | . | . |
| Leeftijd: 12 tot en met 14 jaar | 582 735 | 340 | 300 | 45 | . | . | . |
| Leeftijd: 15 tot en met 17 jaar | 589 305 | 2 970 | 2625 | 310 | 75 | 20 | . |
| Leeftijd: 18 tot en met 22 jaar | 1 133 415 | 2 400 | 2205 | 170 | 50 | . | . |
| Bron: CBS. 1) Personen van 12 tot en met 22 jaar met jeugdreclasseringsmaatregelen op peildatum 31 december 2024. 2) De peildatum voor alle jongeren in Nederland is 1 januari 2024 en komt dus niet overeen met de peildatum voor jongeren met jeugdreclassering (31 december 2024). 3) Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. | |||||||
Het aandeel meiden met een jeugdreclasseringsmaatregel is, met uitzondering van T&B in het vrijwillige kader, licht toegenomen ten opzichte van 2023 (figuur 2.5.2). Bij T&B in het vrijwillige kader is het aandeel meiden met een jeugdreclasseringsmaatregel met bijna 5 procent gedaald ten opzichte van 2023 (figuur 2.5.2).
| Maatregel | Jongens (%) | Meiden (%) |
|---|---|---|
| Nederland | ||
| 2024* | 51,1 | 48,9 |
| 2023 | 51 | 49 |
| 2022 | 51 | 49 |
| 2021 | 51,1 | 48,9 |
| 2020 | 51 | 49 |
| 2019 | 51,1 | 48,9 |
| 2018 | 51,1 | 48,9 |
| 2017 | 51,1 | 48,9 |
| 2016 | 51,1 | 48,9 |
| T&B gedwongen | ||
| 2024* | 84,2 | 15,8 |
| 2023 | 85 | 15 |
| 2022 | 86,5 | 13,5 |
| 2021 | 87,2 | 12,8 |
| 2020 | 84,8 | 15,2 |
| 2019 | 81,8 | 18,2 |
| 2018 | 80,3 | 19,8 |
| 2017 | 79,5 | 20,5 |
| 2016 | 79,3 | 20,7 |
| T&B vrijwillig | ||
| 2024* | 90,7 | 9,3 |
| 2023 | 86 | 14 |
| 2022 | 89,5 | 10,5 |
| 2021 | 89,7 | 10,3 |
| 2020 | 90,1 | 10 |
| 2019 | 83,7 | 16,3 |
| 2018 | 79,8 | 20,2 |
| 2017 | 79,8 | 20,3 |
| 2016 | 78,4 | 21,6 |
| Overig³⁾ | ||
| 2024* | 94,5 | 5,5 |
| 2023 | 97 | 3 |
| 2022 | 96,4 | 3,6 |
| 2021 | 97,3 | 2,7 |
| 2020 | 96,5 | 3,5 |
| 2019 | 96,1 | 3,9 |
| 2018 | 94,2 | 5,8 |
| 2017 | 94,7 | 5,3 |
| 2016 | 90,3 | 9,7 |
| ¹⁾ Personen van 12 tot en met 22 jaar. ²⁾ Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor de jongeren met jeugdreclassering naar 31 december. ³⁾ ITB Harde Kern, ITB CRIEM, scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. | ||
De groep 15- tot en met 17-jarigen was relatief gezien het ruimst vertegenwoordigd in de jeugdreclassering; 0,5 procent van alle personen in deze leeftijdsklasse ontving jeugdreclassering. Bij de 18- tot en met 22-jarigen was dit 0,2 procent en bij de leeftijdscategorie 12 tot en met 14 jaar lag dit aandeel flink lager: <0,1 procent (tabel 2.5.1).
Het aandeel van de 15- tot en met 17-jarigen is, met uitzondering van de categorie overig, bij alle jeugdreclasseringsmaatregelen in 2024 toegenomen ten opzichte van 2023 (figuur 2.5.3). Bij T&B in het gedwongen kader ging het om een stijging van bijna 3 procent en bij T&B in het vrijwillig kader om een stijging van bijna 5,5 procent. Bij de overige trajecten jeugdreclassering is het aandeel 15- tot en met 17-jarigen gedaald met 2 procent ten opzichte van 2023. Jongeren van 12 tot en met 14 jaar komen relatief het minst voor onder jongeren met jeugdreclassering. Voor jongeren van 18 tot en met 22 jaar zien we sinds 2023 een afname in T&B in het gedwongen kader, waardoor zij niet meer het grootste aandeel hebben in dit type jeugdreclasseringstrajecten (figuur 2.5.3).
| Maatregel | 12 tot en met 14 jaar (%) | 15 tot en met 17 jaar (%) | 18 tot en met 22 jaar (%) |
|---|---|---|---|
| Nederland | |||
| 2024* | 25,3 | 25,6 | 49,2 |
| 2023 | 25,4 | 25,4 | 49,3 |
| 2022 | 25,2 | 25,7 | 49,1 |
| 2021 | 25,1 | 26,3 | 48,5 |
| 2020 | 25,1 | 26,8 | 48,2 |
| 2019 | 25,5 | 27,2 | 47,4 |
| 2018 | 26,1 | 27,5 | 46,5 |
| 2017 | 26,6 | 27,4 | 46 |
| 2016 | 27 | 27,3 | 45,7 |
| T&B gedwongen | |||
| 2024* | 5,8 | 51,2 | 43 |
| 2023 | 5 | 48,5 | 46,4 |
| 2022 | 5,3 | 44,7 | 50,1 |
| 2021 | 4 | 44,4 | 51,6 |
| 2020 | 3,7 | 42,4 | 53,9 |
| 2019 | 3,8 | 43,4 | 52,8 |
| 2018 | 2,8 | 43,6 | 53,6 |
| 2017 | 3,4 | 46,5 | 50,1 |
| 2016 | 3,1 | 46,9 | 50 |
| T&B vrijwillig | |||
| 2024* | 8,6 | 59,2 | 32,2 |
| 2023 | 8,1 | 53,8 | 38,1 |
| 2022 | 8,1 | 54,8 | 37,1 |
| 2021 | 7,8 | 55,8 | 36,4 |
| 2020 | 5,2 | 58,3 | 36,5 |
| 2019 | 5,4 | 55,8 | 38,7 |
| 2018 | 6,2 | 55 | 38,8 |
| 2017 | 6,1 | 53,7 | 40,1 |
| 2016 | 9,9 | 62,5 | 27,7 |
| Overig²⁾ | |||
| 2024* | 5,5 | 61 | 33,5 |
| 2023 | 5,4 | 63,1 | 31,5 |
| 2022 | 6,5 | 56 | 37,5 |
| 2021 | 2,7 | 58,8 | 38,5 |
| 2020 | 2,4 | 61,2 | 36,5 |
| 2019 | 5,1 | 58,4 | 36,5 |
| 2018 | 5,8 | 57 | 37,2 |
| 2017 | 2,9 | 59,1 | 37,4 |
| 2016 | 6,5 | 63 | 30,5 |
| ¹⁾ Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor jongeren met jeugdreclassering naar peildatum 31 december. ²⁾ ITB Harde Kern, ITB CRIEM, scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. | |||
2.6 Jeugdreclassering hangt samen met kenmerken van ouders en huishouden
Uit CBS-onderzoek6) is gebleken dat bepaalde achtergrondkenmerken van de ouders en het huishouden van de jongeren in meer of mindere mate samenhang vertonen met het krijgen van jeugdreclassering. Dat wil overigens niet zeggen dat jeugdreclassering het gevolg is van deze kenmerken of een combinatie ervan. Van een aantal achtergrondkenmerken is in deze paragraaf weergegeven hoe de situatie van jongeren met jeugdreclassering afwijkt van jongeren zonder jeugdreclassering in 2024.
De inzet van jeugdreclassering hangt samen met huishoudkenmerken7) van de jongeren (figuur 2.6.1). Bij 64 procent van de Nederlandse jongeren van 12 tot en met 22 jaar woonden beide juridische ouders in hetzelfde huishouden. Voor jongeren met jeugdreclassering was dit 29 procent. Een tegengesteld patroon is te zien bij kinderen uit huishoudens waar gebruik wordt gemaakt van ondersteuning op grond van de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) of waarin zorgkosten zijn gemaakt voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ) dan wel GGZ-medicatie is voorgeschreven. Bijna 7 procent van alle jongeren in Nederland had te maken met WMO-gebruik in het huishouden, en bijna 29 procent met GGZ-zorg en/of medicatie. Bij jongeren met jeugdreclassering was dit respectievelijk ruim 18 en ruim 39 procent. Tot slot werd bij bijna 19 procent van de jongeren met jeugdreclassering iemand in het huishouden als verdachte van een misdrijf aangemerkt, tegenover ruim 4 procent van alle jongeren in Nederland.
| Jaar | Ja (%) | Nee (%) |
|---|---|---|
| Ouders op hetzelfde adres | ||
| Nederland | 1483075 | 822380 |
| Totaal jeugdreclassering | 2335 | 5725 |
| WMO in huishouden | ||
| Nederland | 154845 | 2135580 |
| Totaal jeugdreclassering | 1480 | 6465 |
| GGZ in huishouden | ||
| Nederland | 661590 | 1628835 |
| Totaal jeugdreclassering | 3130 | 4815 |
| Verdachte in huishouden | ||
| Nederland | 99815 | 2190610 |
| Totaal jeugdreclassering | 1490 | 6455 |
| ¹⁾ Jeugdreclasseringsmaatregelen bij personen van 12 tot en met 22 jaar. | ||
Ook het huishoudinkomen8) hangt samen met de inzet van jeugdreclassering (figuur 2.6.2). In Nederland woonden in 2024 ruim 288 duizend jongeren van 12 tot en met 22 jaar in een huishouden met een inkomen dat tot de laagste 20 procent behoort. Van hen ontving 1,1 procent jeugdreclassering. Het aandeel jongeren met jeugdreclassering daalt naarmate het huishoudinkomen hoger is. In de 20 procent rijkste huishoudens ontving 0,1 procent jeugdreclassering.
| Jaar | Jongeren met jeugdreclassering (%) |
|---|---|
| Totaal jeugdreclassering | |
| Totaal | 0,3 |
| Laagste kwintiel | 1,1 |
| 2e kwintiel | 0,7 |
| 3e kwintiel | 0,3 |
| 4e kwintiel | 0,2 |
| Hoogste kwintiel | 0,1 |
| ¹⁾ Personen van 12 tot en met 22 jaar. | |
Daarnaast vertoont de herkomst van de jongere samenhang met de inzet van jeugdreclassering (figuur 2.6.3). Voor jongeren geboren in Nederland was bij 0,3 procent sprake van jeugdreclassering. Voor jongeren die niet geboren zijn in Nederland was dit 0,4 procent. Bij jongeren die geboren zijn in Nederland en waarvan minstens een ouder is geboren in het Nederlands-Caribisch was relatief het vaakst sprake van jeugdreclassering, namelijk 1,8 procent. Bij jongeren die geboren zijn in Marokko geldt dat relatief vaak sprake was van jeugdreclassering, namelijk 1,3 procent. Bij jongeren die geboren zijn in Nederland met een Nederlandse herkomst, en bij jongeren die niet geboren zijn in Nederland met een herkomst uit Europa, Turkije of Indonesië was minder vaak sprake van jeugdreclassering ten opzichte van het landelijke gemiddelde.
| Jongeren met jeugdreclassering (%) | |
|---|---|
| Totaal geboren in Nederland | 0,3 |
| Nederland | 0,2 |
| Europa (exclusief Nederland) | 0,4 |
| Turkije | 0,5 |
| Marokko | 0,9 |
| Suriname | 1 |
| Nederlands-Caribisch gebied | 1,8 |
| Indonesië | 0,4 |
| Overig Afrika, Azië, Amerika en Oceanië | 0,7 |
| Totaal niet geboren in Nederland | 0,4 |
| Europa (exclusief Nederland) | 0,2 |
| Turkije | 0,2 |
| Marokko | 1,3 |
| Suriname | 1 |
| Nederlands-Caribisch gebied | 0,9 |
| Indonesië | 0,1 |
| Overig Afrika, Azië, Amerika en Oceanië | 0,6 |
| ¹⁾ Personen van 12 tot en met 22 jaar. | |
2.7 Jeugdreclassering vooral in regio Rotterdam
In de regio Rotterdam woonden relatief veel jongeren met jeugdreclassering (zie figuur 2.7.1 voor het aandeel per arrondissement). Ook in de gemeenten Landgraaf, Rotterdam, Schiedam en Nissewaard kwamen met meer dan 0,6 procent relatief veel jongeren met jeugdreclassering voor (zie figuur 2.7.2 voor het aandeel per gemeente)9).
| Arrondissement | Jeugdreclassering (%) |
|---|---|
| Amsterdam | 0,31 |
| Noord-Holland | 0,19 |
| Gelderland | 0,18 |
| Midden-Nederland | 0,19 |
| Noord-Nederland | 0,27 |
| Overijssel | 0,26 |
| DenHaag | 0,22 |
| Rotterdam | 0,39 |
| Limburg | 0,24 |
| Oost-Brabant | 0,19 |
| Zeeland-West-Brabant | 0,20 |
| 1) De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2024 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal personen met jeugdreclassering (31 december 2024). | |
| Gemeente_naam | Jeugdreclassering (%) |
|---|---|
| Groningen | 0,23 |
| Almere | 0,46 |
| Stadskanaal | 0,5 |
| Veendam | 0,14 |
| Zeewolde | 0,22 |
| Achtkarspelen | 0,18 |
| Ameland | 0,25 |
| Harlingen | 0,4 |
| Heerenveen | 0,2 |
| Leeuwarden | 0,32 |
| Ooststellingwerf | 0,34 |
| Opsterland | 0,13 |
| Schiermonnikoog | 0 |
| Smallingerland | 0,34 |
| Terschelling | 0 |
| Vlieland | 0 |
| Weststellingwerf | 0,07 |
| Assen | 0,39 |
| Coevorden | 0,49 |
| Emmen | 0,38 |
| Hoogeveen | 0,25 |
| Meppel | 0,22 |
| Almelo | 0,4 |
| Borne | 0,33 |
| Dalfsen | 0,28 |
| Deventer | 0,31 |
| Enschede | 0,43 |
| Haaksbergen | 0,2 |
| Hardenberg | 0,24 |
| Hellendoorn | 0,15 |
| Hengelo(O.) | 0,38 |
| Kampen | 0,19 |
| Losser | 0,1 |
| Noordoostpolder | 0,13 |
| Oldenzaal | 0,17 |
| Ommen | 0 |
| Raalte | 0,09 |
| Staphorst | 0,14 |
| Tubbergen | 0 |
| Urk | 0,12 |
| Wierden | 0,21 |
| Zwolle | 0,28 |
| Aalten | 0,17 |
| Apeldoorn | 0,17 |
| Arnhem | 0,45 |
| Barneveld | 0,06 |
| Beuningen | 0,13 |
| Brummen | 0,09 |
| Buren | 0 |
| Culemborg | 0,08 |
| Doesburg | 0,08 |
| Doetinchem | 0,29 |
| Druten | 0,2 |
| Duiven | 0,28 |
| Ede | 0,09 |
| Elburg | 0,15 |
| Epe | 0,11 |
| Ermelo | 0,11 |
| Harderwijk | 0,17 |
| Hattem | 0,06 |
| Heerde | 0,12 |
| Heumen | 0,2 |
| Lochem | 0,15 |
| Maasdriel | 0,12 |
| Nijkerk | 0,16 |
| Nijmegen | 0,24 |
| Oldebroek | 0,12 |
| Putten | 0,11 |
| Renkum | 0,23 |
| Rheden | 0,18 |
| Rozendaal | 0,37 |
| Scherpenzeel | 0 |
| Tiel | 0,24 |
| Voorst | 0,25 |
| Wageningen | 0,05 |
| Westervoort | 0,36 |
| Winterswijk | 0,17 |
| Wijchen | 0,28 |
| Zaltbommel | 0,14 |
| Zevenaar | 0,17 |
| Zutphen | 0,18 |
| Nunspeet | 0,15 |
| Dronten | 0,28 |
| Amersfoort | 0,19 |
| Baarn | 0,14 |
| DeBilt | 0,07 |
| Bunnik | 0,1 |
| Bunschoten | 0,16 |
| Eemnes | 0,16 |
| Houten | 0,05 |
| Leusden | 0,13 |
| Lopik | 0,15 |
| Montfoort | 0,15 |
| Renswoude | 0,12 |
| Rhenen | 0 |
| Soest | 0,18 |
| Utrecht | 0,21 |
| Veenendaal | 0,18 |
| Woudenberg | 0 |
| WijkbijDuurstede | 0 |
| IJsselstein | 0,02 |
| Zeist | 0,1 |
| Nieuwegein | 0,23 |
| Aalsmeer | 0,08 |
| Alkmaar | 0,3 |
| Amstelveen | 0,17 |
| Amsterdam | 0,37 |
| Bergen(NH.) | 0,12 |
| Beverwijk | 0,25 |
| Blaricum | 0 |
| Bloemendaal | 0,18 |
| Castricum | 0,05 |
| Diemen | 0,29 |
| Edam-Volendam | 0,06 |
| Enkhuizen | 0,04 |
| Haarlem | 0,25 |
| Haarlemmermeer | 0,28 |
| Heemskerk | 0,17 |
| Heemstede | 0,15 |
| Heiloo | 0,13 |
| DenHelder | 0,26 |
| Hilversum | 0,25 |
| Hoorn | 0,32 |
| Huizen | 0,1 |
| Landsmeer | 0,13 |
| Laren(NH.) | 0 |
| Medemblik | 0,2 |
| Oostzaan | 0,08 |
| Opmeer | 0,2 |
| Ouder-Amstel | 0,27 |
| Purmerend | 0,3 |
| Schagen | 0,26 |
| Texel | 0 |
| Uitgeest | 0,06 |
| Uithoorn | 0,17 |
| Velsen | 0,21 |
| Zandvoort | 0,5 |
| Zaanstad | 0,28 |
| Alblasserdam | 0,18 |
| AlphenaandenRijn | 0,17 |
| Barendrecht | 0,15 |
| Drechterland | 0,04 |
| CapelleaandenIJssel | 0,44 |
| Delft | 0,12 |
| Dordrecht | 0,34 |
| Gorinchem | 0,28 |
| Gouda | 0,32 |
| 's-Gravenhage | 0,35 |
| Hardinxveld-Giessendam | 0,07 |
| Hendrik-Ido-Ambacht | 0,11 |
| StedeBroec | 0,04 |
| Hillegom | 0,08 |
| Katwijk | 0,12 |
| KrimpenaandenIJssel | 0,27 |
| Leiden | 0,16 |
| Leiderdorp | 0,09 |
| Lisse | 0,07 |
| Maassluis | 0,42 |
| Nieuwkoop | 0,14 |
| Noordwijk | 0,06 |
| Oegstgeest | 0,18 |
| Oudewater | 0,15 |
| Papendrecht | 0,27 |
| Ridderkerk | 0,4 |
| Rotterdam | 0,6 |
| Rijswijk(ZH.) | 0,28 |
| Schiedam | 0,6 |
| Sliedrecht | 0,09 |
| Albrandswaard | 0,16 |
| Vlaardingen | 0,49 |
| Voorschoten | 0,24 |
| Waddinxveen | 0,15 |
| Wassenaar | 0,24 |
| Woerden | 0,16 |
| Zoetermeer | 0,31 |
| Zoeterwoude | 0,09 |
| Zwijndrecht | 0,26 |
| Borsele | 0,07 |
| Goes | 0,19 |
| WestMaasenWaal | 0,09 |
| Hulst | 0,04 |
| Kapelle | 0,23 |
| Middelburg(Z.) | 0,27 |
| Reimerswaal | 0,15 |
| Terneuzen | 0,24 |
| Tholen | 0,09 |
| Veere | 0,16 |
| Vlissingen | 0,57 |
| DeRondeVenen | 0,13 |
| Tytsjerksteradiel | 0,24 |
| Asten | 0,05 |
| Baarle-Nassau | 0,13 |
| BergenopZoom | 0,21 |
| Best | 0,21 |
| Boekel | 0 |
| Boxtel | 0,14 |
| Breda | 0,21 |
| Deurne | 0,23 |
| Pekela | 0,28 |
| Dongen | 0,19 |
| Eersel | 0,09 |
| Eindhoven | 0,25 |
| Etten-Leur | 0,1 |
| Geertruidenberg | 0,22 |
| GilzeenRijen | 0,23 |
| Goirle | 0,16 |
| Helmond | 0,24 |
| 's-Hertogenbosch | 0,31 |
| Heusden | 0,07 |
| Hilvarenbeek | 0,21 |
| LoonopZand | 0,15 |
| Nuenen,GerwenenNederwetten | 0,18 |
| Oirschot | 0,04 |
| Oisterwijk | 0,08 |
| Oosterhout | 0,27 |
| Oss | 0,22 |
| Rucphen | 0,2 |
| Sint-Michielsgestel | 0,05 |
| Someren | 0 |
| SonenBreugel | 0,09 |
| Steenbergen | 0,07 |
| Waterland | 0,05 |
| Tilburg | 0,27 |
| Valkenswaard | 0,15 |
| Veldhoven | 0,34 |
| Vught | 0,1 |
| Waalre | 0,23 |
| Waalwijk | 0,22 |
| Woensdrecht | 0,08 |
| Zundert | 0,09 |
| Wormerland | 0,05 |
| Landgraaf | 0,62 |
| Beek(L.) | 0,12 |
| Beesel | 0,13 |
| Bergen(L.) | 0,07 |
| Brunssum | 0,28 |
| Gennep | 0,14 |
| Heerlen | 0,45 |
| Kerkrade | 0,57 |
| Maastricht | 0,14 |
| Meerssen | 0,1 |
| MookenMiddelaar | 0 |
| Nederweert | 0,16 |
| Roermond | 0,46 |
| Simpelveld | 0,1 |
| Stein(L.) | 0,24 |
| Vaals | 0,27 |
| Venlo | 0,37 |
| Venray | 0,39 |
| Voerendaal | 0,16 |
| Weert | 0,11 |
| ValkenburgaandeGeul | 0,07 |
| Lelystad | 0,53 |
| HorstaandeMaas | 0,12 |
| OudeIJsselstreek | 0,12 |
| Teylingen | 0,14 |
| UtrechtseHeuvelrug | 0,17 |
| OostGelre | 0,32 |
| Koggenland | 0,03 |
| Lansingerland | 0,12 |
| Leudal | 0,13 |
| Maasgouw | 0,09 |
| Gemert-Bakel | 0,08 |
| Halderberge | 0,11 |
| Heeze-Leende | 0,11 |
| Laarbeek | 0,14 |
| Reusel-DeMierden | 0,25 |
| Roerdalen | 0,19 |
| Roosendaal | 0,21 |
| Schouwen-Duiveland | 0,25 |
| AaenHunze | 0,17 |
| Borger-Odoorn | 0,34 |
| DeWolden | 0,14 |
| Noord-Beveland | 0,54 |
| Wijdemeren | 0,03 |
| Noordenveld | 0,37 |
| Twenterand | 0,22 |
| Westerveld | 0,29 |
| Lingewaard | 0,13 |
| Cranendonck | 0,04 |
| Steenwijkerland | 0,29 |
| Moerdijk | 0,11 |
| Echt-Susteren | 0,15 |
| Sluis | 0,32 |
| Drimmelen | 0,03 |
| Bernheze | 0,14 |
| Alphen-Chaam | 0 |
| Bergeijk | 0,04 |
| Bladel | 0,32 |
| Gulpen-Wittem | 0,08 |
| Tynaarlo | 0,19 |
| Midden-Drenthe | 0,1 |
| Overbetuwe | 0,18 |
| HofvanTwente | 0,16 |
| Neder-Betuwe | 0,13 |
| Rijssen-Holten | 0,14 |
| Geldrop-Mierlo | 0,12 |
| Olst-Wijhe | 0,08 |
| Dinkelland | 0,11 |
| Westland | 0,05 |
| Midden-Delfland | 0,08 |
| Berkelland | 0,09 |
| Bronckhorst | 0,14 |
| Sittard-Geleen | 0,32 |
| KaagenBraassem | 0,18 |
| Dantumadiel | 0,04 |
| Zuidplas | 0,13 |
| PeelenMaas | 0,13 |
| Oldambt | 0,5 |
| Zwartewaterland | 0,09 |
| S�dwest-Frysl�n | 0,32 |
| Bodegraven-Reeuwijk | 0,08 |
| Eijsden-Margraten | 0,31 |
| StichtseVecht | 0,17 |
| HollandsKroon | 0,13 |
| Leidschendam-Voorburg | 0,25 |
| Goeree-Overflakkee | 0,06 |
| Pijnacker-Nootdorp | 0,06 |
| Nissewaard | 0,6 |
| Krimpenerwaard | 0,12 |
| DeFryskeMarren | 0,15 |
| GooiseMeren | 0,08 |
| BergenDal | 0,3 |
| Meierijstad | 0,24 |
| Waadhoeke | 0,3 |
| Westerwolde | 0,35 |
| Midden-Groningen | 0,36 |
| Beekdaelen | 0,08 |
| Montferland | 0,09 |
| Altena | 0,13 |
| WestBetuwe | 0,15 |
| Vijfheerenlanden | 0,12 |
| HoekscheWaard | 0,2 |
| HetHogeland | 0,18 |
| Westerkwartier | 0,27 |
| Noardeast-Frysl�n | 0,21 |
| Molenlanden | 0,03 |
| Eemsdelta | 0,5 |
| DijkenWaard | 0,12 |
| LandvanCuijk | 0,3 |
| Maashorst | 0,11 |
| VoorneaanZee | 0,23 |
| ¹⁾ De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2024 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal personen met jeugdreclassering (31 december 2024). | |
Deze hiervoor genoemde concentratie van jongeren met jeugdreclassering blijkt ook uit de cijfers per jeugdregio (tabel 2.7.3). De jeugdregio’s Rijnmond, Flevoland en Amsterdam-Amstelland staan bovenaan met de grootste aandelen jongeren met jeugdreclassering. In Zuidoost Utrecht en Food Valley woonden relatief weinig jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel.
| Hoogste aandelen | Rijnmond | 0,48 |
|---|---|---|
| Hoogste aandelen | Flevoland | 0,39 |
| Hoogste aandelen | Amsterdam-Amstelland | 0,33 |
| Hoogste aandelen | Drenthe | 0,30 |
| Hoogste aandelen | Midden-Limburg Oost | 0,29 |
| Laagste aandelen | Zuidoost Utrecht | 0,10 |
| Laagste aandelen | Food Valley | 0,11 |
| Laagste aandelen | Lekstroom | 0,12 |
| Laagste aandelen | Midden-Limburg West | 0,12 |
| Laagste aandelen | Rivierenland | 0,13 |
| Bron: CBS. 1) Personen van 12 tot en met 22 jaar met jeugdreclassering. 2) De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2024 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdreclassering (31 december 2024). | ||
2.8 Stijging herhaald beroep bij jeugdbeschermingsmaatregelen
Van de jeugdreclasseringsmaatregelen die in 2024 zijn gestart ging het in 12,1 procent van de maatregelen om een herhaald beroep (figuur 2.8.1)10). Dat wil zeggen dat deze jongeren in het betreffende kalenderjaar of in de vijf daaraan voorafgaande kalenderjaren al eens eerder jeugdreclassering hebben gehad.
Van de ondertoezichtstellingen die in 2024 zijn gestart ging het in 11,9 procent van de maatregelen om een herhaald beroep, en bij voogdijmaatregelen om 5,3 procent. In 2024 is sprake van een stijging van herhaald beroep bij zowel jeugdreclasseringsmaatregelen, ondertoezichtstelling als voogdijmaatregelen. Bij voogdijmaatregelen gaat het echter om kleine absolute aantallen.
| Maatregel | 2024* (%) | 2023 (%) | 2022 (%) | 2021 (%) |
|---|---|---|---|---|
| Jeugdreclasseringsmaatregelen | 12,1 | 11,8 | 14,4 | 15 |
| Jeugdbeschermingsmaatregelen: Ondertoezichtstelling | 11,9 | 11 | 9,9 | 10 |
| Jeugdbeschermingsmaatregelen: Voogdij | 5,3 | 3,1 | 3,2 | 3 |
| ¹⁾ Hierbij wordt teruggekeken naar de betreffende periode én de 5 daaraan voorafgaande kalenderjaren. ²⁾ Jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen gestart in de betreffende periode. | ||||
5) Met ingang van 2020 is er een kleine verandering doorgevoerd in de berekenwijze van de definitieve cijfers. Dit leidt tot een zeer beperkte trendbreuk in het aantal jongeren en maatregelen tussen de jaren tot en met 2019 en de jaren vanaf 2020. Voor een uitgebreide beschrijving van de methodewijziging en de gevolgen, zie: Toelichting op trendbreuk in tijdreeks jeugdzorgcijfers | CBS.
6) Zie: Achtergrondkenmerken van jongeren met jeugdzorg | CBS.
7) Voor alle huishoudkenmerken is de meest recent beschikbare informatie gebruikt. Voor ouders in het hetzelfde huishouden is dit de situatie op 31 december 2023. WMO in huishouden is gebaseerd op twee databronnen over de ondersteuning in 2023 op grond van de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO); de combinatie van deze bronnen is zo goed als volledig, alleen in enkele gemeenten ontbreekt de WMO waarvoor geen eigen bijdrage via CAK is betaald. GGZ in huishouden is een combinatie van of personen in het huishouden in het verslagjaar zorgkosten voor GGZ hebben gemaakt (2022) en of personen in het huishouden medicatie gebruikten vanwege psychische problemen (2023). Voor verdachte in het huishouden is gekeken of personen in het huishouden in de periode 2019-2023 zijn geregistreerd als verdachte, ongeacht het type misdrijf.
8) Gegevens over huishoudinkomen betreft de stand op 1 januari 2022. Dat is de meest recente datum waarop dit kenmerk beschikbaar is.
9) Volgens het woonplaatsbeginsel. Zie: VNG, Woonplaatsbeginsel jeugdhulp.
10) De eerder gepubliceerde uitkomsten over herhaald beroep in de jaren 2021 en 2022 zijn gecorrigeerd vanwege een fout in de berekenwijze. In gevallen waarbij er meerdere trajecten in de verslagperiode waren gestart bij dezelfde jongere, werden sommige trajecten ten onrechte niet als herhaald beroep aangemerkt. Deze correctie is niet doorgevoerd voor oudere jaren (2015 t/m 2020).
Meer informatie
Onderzoeksbeschrijving Beleidsinformatie Jeugd
Tabellen Jeugdzorg na 1-1-2015
Privacy is een groot goed. Ook als je niks te verbergen hebt, heb je heel wat te beschermen. Het CBS is het Statistisch Bureau van Nederland dat onafhankelijk onderzoek uitvoert. Het CBS werkt bij elk onderzoek met strenge eisen om data op een veilige manier te verwerven, te verwerken en te publiceren en is transparant over de manier van werken en de methodieken.
Het CBS verzamelt gegevens van natuurlijke personen, bedrijven en instellingen. Dit is wettelijk vastgelegd in de CBS-wet en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Identificerende persoonskenmerken worden na ontvangst direct gepseudonimiseerd. Hierdoor kan het onderzoek alleen worden uitgevoerd op gegevens met een pseudosleutel. Bij publicatie zorgt het CBS er bovendien voor dat natuurlijke personen of bedrijven niet herkenbaar of herleidbaar zijn. Ook hanteert het CBS diverse maatregelen tegen diefstal, verlies of misbruik van persoonsgegevens. Het CBS levert geen herkenbare gegevens aan derden, ook niet aan andere overheidsinstellingen. Wel kunnen sommige (wetenschappelijke) instellingen onder strenge voorwaarden toegang krijgen tot gegevens met pseudosleutel op persoons- of bedrijfsniveau. Dit noemen we microdata.
Voor meer informatie, zie onze website.
Begrippenlijst
Jeugdbeschermingsmaatregel
Een jeugdbeschermingsmaatregel wordt door de rechter dwingend opgelegd. Het doel van de jeugdbeschermingsmaatregel is het opheffen van de bedreiging voor de veiligheid en ontwikkeling van het kind. Een kind of jongere wordt dan 'onder toezicht gesteld' of 'onder voogdij geplaatst'.
Ondertoezichtstelling
Ondertoezichtstelling (OTS) is een maatregel waarbij het gezag van de ouders wordt beperkt. Als de ontwikkeling van een kind ernstig bedreigd wordt en ouders de zorg die nodig is om de bedreiging weg te nemen niet of onvoldoende accepteren, dan kan de rechter op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming (of in een enkel geval het openbaar ministerie) een ondertoezichtstelling uitspreken. Het kind krijgt dan een jeugdbeschermer toegewezen van een Gecertificeerde Instelling. Deze persoon begeleidt het kind en zijn ouders bij het oplossen van de opvoedingsproblemen. De ouders blijven zelf verantwoordelijk voor de opvoeding, maar hun gezag wordt door de maatregel gedeeltelijk ingeperkt. Zowel ouders als kind zijn verplicht de aanwijzingen op te volgen die de jeugdbeschermer geeft.
Voorlopige ondertoezichtstelling
Als een kind acuut gevaar loopt en een onderzoek en een verzoekschriftprocedure door de Raad voor de Kinderbescherming niet afgewacht kunnen worden kan de Raad voor de Kinderbescherming de rechter om een voorlopige ondertoezichtstelling verzoeken, vaak in combinatie met een machtiging uithuisplaatsing. Ouders en kind worden door de jeugdbeschermer van de Gecertificeerde Instelling begeleid. De maatregel duurt ten hoogste drie maanden. Tijdens de voorlopige ondertoezichtstelling zet de Raad het onderzoek voort. Denkt de Raad voor de Kinderbescherming dat de ondertoezichtstelling en de eventuele uithuisplaatsing langer moet duren? Dan vraagt de Raad voor de Kinderbescherming binnen die drie maanden aan de rechter om een definitieve maatregel.
Voogdij
Bij een voogdijmaatregel wordt het gezag over een minderjarige door de rechter toegewezen aan een Gecertificeerde Instelling. Dit kan zijn na een gezagsbeëindigende maatregel of bij kinderen van wie de ouders zijn overleden (waarbij er geen voogd is vastgelegd in het gezagsregister of testament of deze persoon de voogdij niet accepteert). De gezagsbeëindigende maatregel wordt opgelegd als een kind zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de ouder ook in de toekomst niet in staat geacht wordt om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen of als de ouder het gezag misbruikt. In veel gevallen is er al een ondertoezichtstelling en een uithuisplaatsing geweest voordat er een gezagsbeëindigende maatregel wordt uitgesproken door de rechter. De gezagsbeëindigende maatregel is in principe een definitieve maatregel die geldt tot het kind 18 jaar is.
Het betreft alleen gevallen waarbij de voogdij wordt uitgevoerd door de Gecertificeerde Instelling zelf, waarbij het kind wordt opgevoed in een pleeggezin of tehuis. Situaties waarbij een pleegouder (pleegoudervoogd) of iemand anders die sterk betrokken is bij het kind (burgervoogd), de voogdij overneemt van de Gecertificeerde Instelling, vallen hierbuiten.
Voorlopige voogdij
Er is sprake van voorlopige voogdij bij een acute situatie die bedreigend is voor het kind. Het gezag over het kind komt bij de Gecertificeerde Instelling te liggen. De voorlopige voogdij gaat vrijwel altijd gepaard met de (tijdelijke) schorsing van het gezag van de ouder(s). De voorlopige voogdij duurt maximaal drie maanden. Als binnen die drie maanden een verzoek door de Raad voor de Kinderbescherming wordt ingediend om blijvend in het gezag te voorzien, kan de voorlopige voogdij voortduren tot er een einduitspraak is.
Tijdelijke voogdij
Er is sprake van tijdelijke voogdij als de gezaghebbende ouder het gezag tijdelijk niet zelf kan uitoefenen. Bijvoorbeeld als ouders minderjarig zijn, langdurig in het buitenland verblijven of een ouder onder curatele is gesteld en er geen andere ouder is die het gezag kan uitoefenen. De tijdelijke voogdij duurt voort totdat de rechtbank het gezag van de ouder, op diens verzoek, heeft hersteld.
Duur van een jeugdbeschermingsmaatregel
De duur van een jeugdbeschermingsmaatregel is de periode tussen de aanvangsdatum en de einddatum van de jeugdbescherming. De aanvangsdatum is de eerste dag waarop de jeugdbeschermingsmaatregel geldt. Deze datum is vastgelegd in de beschikking en is gelijk aan de datum van de uitspraak van de kinderrechter. De einddatum is de laatste dag waarop de jeugdbeschermingsmaatregel geldt. De datum waarop de jeugdbeschermingsmaatregel daadwerkelijk beëindigd is.
Reden beëindiging maatregel
De reden waarom de maatregel voor de jongere is beëindigd:
Opties bij (voorlopige) ondertoezichtstelling:
- Bereiken meerderjarigheid jeugdige
- Tussentijdse opheffing: De maatregel wordt eerder beëindigd dan zoals is vastgelegd in de oorspronkelijke beschikking van de kinderrechter.
- Niet verlengd: Er is bij de rechter een verlenging van de maatregel aangevraagd, maar deze is niet toegekend.
- Beëindiging volgens plan: De termijn van de maatregel, zoals vastgelegd in de oorspronkelijke beschikking van de kinderrechter, is afgelopen en er is geen verlenging aangevraagd.
- Gezagsbeëindigende maatregel: De jongere wordt onder voogdij geplaatst.
- Overlijden jeugdige
- Voorlopige OTS naar OTS: De voorlopige ondertoezichtstelling wordt beëindigd en deze wordt omgezet naar een reguliere ondertoezichtstelling.
Opties bij (tijdelijke/voorlopige voogdij):
- Bereiken meerderjarigheid jeugdige
- Voogdij naar pleegouder
- Voogdij naar contactpersoon oftewel burgervoogd
- Herstel gezag: De ouders krijgen het gezag over het kind terug.
- Overlijden jeugdige
Machtiging uithuisplaatsing
Een machtiging uithuisplaatsing is een juridische maatregel die door de kinderrechter kan worden uitgesproken als er (ernstige) zorgen zijn over de verzorging en opvoeding van een kind óf als de kinderrechter het nodig acht dat de geestelijke of lichamelijke toestand van het kind onderzocht moet worden op een plek buiten het gezin. De kinderrechter machtigt de Gecertificeerde Instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert, om het kind dag en nacht uit huis te plaatsen. Dit gebeurt als ouders het niet eens zijn met een uithuisplaatsing. Een machtiging uithuisplaatsing kan worden aangevraagd door de Gecertificeerde Instelling, door de Raad voor de Kinderbescherming of het Openbaar Ministerie. Als andere professionals, zoals bij Veilig Thuis, ernstige zorgen hebben over een kind, leggen zij die voor aan de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad voor de Kinderbescherming kan vervolgens het verzoek tot een machtiging uithuisplaatsing doen.
Het betreft hier de machtiging uithuisplaatsing zoals bedoeld in artikel 265b van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Datum aanvang machtiging uithuisplaatsing
De datum van de eerste dag waarop de machtiging uithuisplaatsing geldt. De datum staat in de beschikking (schriftelijke uitspraak) van de kinderrechter.
Datum einde machtiging uithuisplaatsing
De datum van de laatste dag waarop machtiging uithuisplaatsing geldt. De datum einde machtiging uithuisplaatsing wordt pas aan het CBS geleverd nadat de machtiging uithuisplaatsing daadwerkelijk is geëindigd. Deze datum wordt dus niet op voorhand al aan het CBS geleverd op basis van de te verwachten einddatum zoals opgenomen in de beschikking (schriftelijke uitspraak) van de kinderrechter.
Jeugdreclassering
Jeugdreclassering is een combinatie van toezicht en begeleiding voor jongeren vanaf 12 jaar, die voor hun 18e verjaardag met de politie of leerplichtambtenaar in aanraking zijn geweest en een proces-verbaal hebben gekregen. Bij jongvolwassenen in de leeftijd van 18 tot en met 22 jaar kan ook het jeugdstrafrecht toegepast worden op grond van het adolescentenstrafrecht, indien het ontwikkelingsniveau van de dader daartoe aanleiding geeft. De jongere krijgt op maat gesneden begeleiding van een jeugdreclasseringswerker om te voorkomen dat hij of zij opnieuw de fout ingaat. Jeugdreclassering kan worden opgelegd door de kinderrechter of het openbaar ministerie. Jeugdreclassering kan ook op initiatief van de Raad voor de Kinderbescherming in het vrijwillige kader worden opgestart.
Toezicht en begeleiding in het gedwongen kader
Verplichte maatregel van jeugdreclassering met als doel te voorkomen dat de jongere opnieuw de fout ingaat (recidiveert) door hem/haar te begeleiden in een positieve ontwikkelingsrichting. Dit gebeurt onder meer door middel van zinvolle dagbesteding (school of werk) en vrijetijdsbesteding. Ook kan via deze maatregel begeleiding geboden worden op het gebied van wonen, budgetteren, sociale vaardigheden en hulp bij verslavingsproblematiek en psychiatrische problematiek.
Deze maatregel wordt opgelegd door de kinderrechter of het openbaar ministerie. De maatregel wordt opgelegd in combinatie met een voorwaardelijke straf (boete, taakstraf of jeugddetentie) of als voorwaarde tijdens een schorsing van de voorlopige hechtenis. Als de jongere zich niet aan de afspraken houdt, heeft dat invloed op de straf die zal worden opgelegd of de (voorwaardelijke) straf die al is opgelegd. De proeftijd voor minderjarigen is gesteld op twee jaar en de jeugdreclasseringsmaatregel wordt dan ook veelal voor de duur van die twee jaar opgelegd. Verlenging met één jaar is mogelijk. Jeugdreclassering opgelegd door het openbaar ministerie duurt maximaal zes maanden.
Toezicht en begeleiding in het vrijwillige kader
Vrijwillige maatregel van jeugdreclassering. Als de jongere en de ouders bereid zijn mee te werken, kan de jeugdreclassering hulpverlening in het vrijwillig kader opstarten met als doel te voorkomen dat de jongere opnieuw de fout ingaat (recidiveert) door hem/haar te begeleiden in een positieve ontwikkelingsrichting. Dit gebeurt onder meer door middel van zinvolle dagbesteding (school of werk) en vrijetijdsbesteding. Ook kan via deze maatregel begeleiding geboden worden op het gebied van wonen, budgetteren, sociale vaardigheden en hulp bij verslavingsproblematiek en psychiatrische problematiek. De maatregel kan worden aangevraagd door de Raad voor de Kinderbescherming. De jongere heeft de in verschillende situaties de mogelijkheid om gebruik te maken van de vrijwillige maatregel toezicht en begeleiding. Ten eerste kan dit na langdurige detentie, tijdens en na kortdurende detentie en na een maatregel tot plaatsing in een justitiële jeugdinrichting. In deze gevallen duurt de maatregel maximaal zes maanden en kan deze eenmaal met zes maanden worden verlengd op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. Ten tweede kan dit in afwachting van de strafzitting. In dit geval eindigt de maatregel op de datum van de strafzitting of uiterlijk na zes maanden. De Raad voor de Kinderbescherming kan verzoeken om een verlenging. Ten derde kan dit tijdens en na een taakstraf. In dit geval duurt de maatregel tot maximaal zes maanden na beëindiging van de taakstraf. Formeel is deze reclasseringsmaatregel vrijwillig, maar de begeleiding door de jeugdreclasseerder is niet vrijblijvend. Bij onttrekking aan de begeleiding kan dit leiden tot een zwaardere straf.
Individuele trajectbegeleiding Harde Kern
De individuele trajectbegeleiding (ITB) Harde Kern is een intensief begeleidingstraject voor jongeren met structureel crimineel gedrag. ITB Harde Kern is een alternatief voor detentie. Als de jongere niet wil deelnemen aan dit traject of als de jongere zich in dit traject niet aan de afspraken houdt, dan volgt alsnog onvoorwaardelijke detentie.
ITB Harde Kern kan worden gezien als een sterk repressief traject met weinig bewegingsruimte voor de jongere. De jongere krijgt een strikt dagrooster, waar hij of zij zich van minuut tot minuut aan moet houden. Daarop wordt streng gecontroleerd. De jeugdreclassering werkt in deze maatregel intensief samen met de politie in een duidelijk omschreven taak- en rolverdeling. Daarnaast werkt de Jeugdreclassering ook intensief samen met gezin, school, vriendenkring en werkplek van de jongere en zet zich in om deze als steun voor de jongere te activeren. Binnen de maatregel kunnen ook programma's worden opgelegd zoals agressietraining, sociale vaardigheidstraining en een leer- en werktraject.
ITB Harde Kern wordt opgelegd door de rechter. De maatregel heeft een duur van zes maanden en kan met 6 maanden worden verlengd. Na ITB Harde Kern krijgt de jongere begeleiding vanuit het gewone programma van jeugdreclassering.
Individuele trajectbegeleiding CRIEM
De individuele trajectbegeleiding CRIEM (Criminaliteit in Relatie tot Integratie van Etnische Minderheden) is een individueel begeleidingstraject voor jongeren met een migratieachtergrond die één of meer meerdere lichte delicten hebben gepleegd. Deze vorm van begeleiding wordt toegepast als een gebrekkige integratie van de jongere en/of diens ouders mogelijke factor is voor het plegen van criminaliteit. ITB CRIEM wordt gezien als preventief traject met als doel het bevorderen van de integratie, om te voorkomen dat de jongere terugvalt in crimineel gedrag. Wanneer de jongere zich niet aan de afspraken houdt, stopt de begeleiding en beslist de kinderrechter wat er met de jongere gaat gebeuren.
ITB CRIEM wordt opgelegd door de rechter of het openbaar ministerie. De maatregel heeft een duur van drie maanden en kan met drie maanden worden verlengd. Na ITB CRIEM krijgt de jongere begeleiding vanuit het gewone programma van jeugdreclassering.
Scholings- en trainingsprogramma’s
Scholing- en trainingsprogramma is een maatregel voor jongeren die een groot deel van hun detentiestraf hebben uitgezeten. De jongere krijgt dan begeleiding gedurende het proefverlof, met als doel re-integratie en resocialisatie in de maatschappij. Gedurende het scholings- en trainingsprogramma woont de jongere bij ouders of verzorgers thuis, of (zelfstandig) onder begeleiding.
Aanvragen voor de deelname aan een scholings- en trainingsprogramma worden door de directeur van de Justitiële Jeugdinrichting schriftelijk ingediend bij de minister van Justitie en Veiligheid.
De maatregel heeft een duur van drie maanden waarbij in bijzondere gevallen voor een langere duur kan worden deelgenomen aan een scholings- en trainingsprogramma.
Gedragsbeïnvloedende maatregel
De gedragsbeïnvloedende maatregel is een maatregel bedoeld voor veelplegers met gedragsproblemen en voor jongeren met gedragsproblemen die voor het eerst een ernstig strafbaar feit hebben gepleegd. De maatregel heeft tot doel het gedrag van de jongere in positieve zin te beïnvloeden om recidive te voorkomen. De maatregel kan bestaan uit verschillende onderdelen, zoals een training of behandeling in sociale vaardigheden, een training of behandeling in het omgaan met boosheid of agressie, gesprekken met een gezinscoach, hulp bij het vinden van zinvolle dagbesteding, of een training om te leren van alcohol of drugs af te blijven. Wanneer de jongere zich niet aan de afspraken houdt, stopt de begeleiding en beslist de kinderrechter wat er met de jongere gaat gebeuren. De maatregel kan worden opgelegd door de rechter en duurt minimaal zes maanden en maximaal twaalf maanden. De maatregel kan eenmaal worden verlengd voor ten hoogste dezelfde tijd als waarvoor zij in eerste instantie was opgelegd.
Voorbereiding gedragsbeïnvloedende maatregel
Door de Gecertificeerde Instellingen uitgevoerde maatregelen met als doel de voorbereiding en de ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de maatregel; het betreft een haalbaarheidsonderzoek.
Duur van een jeugdreclasseringsmaatregel
De duur van een jeugdreclasseringsmaatregel is de periode tussen de aanvangsdatum en de einddatum van de maatregel. De aanvangsdatum is de eerste dag waarop de jeugdreclasseringsmaatregel geldt. De datum is vastgelegd in het document waarin het besluit tot het inzetten van de maatregel is vastgelegd. Het gaat om de betekende beschikking die onherroepelijk is geworden. De einddatum is de laatste dag waarop de jeugdreclasseringsmaatregel geldt. De datum is vastgelegd in het document waarin het besluit tot het inzetten van de maatregel is vastgelegd.
Herhaald beroep
Een jeugdbeschermingsmaatregel wordt als herhaald beroep gezien, als de desbetreffende jongere in het betreffende kalenderjaar of in de vijf daaraan voorafgaande kalenderjaren al een maatregel van hetzelfde type heeft ontvangen. De volgende typen maatregelen worden daarbij onderscheiden: ondertoezichtstelling (al dan niet voorlopig) en voogdij (al dan niet voorlopig of tijdelijk). Een voogdijmaatregel bij een jongere die eerder een ondertoezichtstelling had (en andersom), wordt niet als herhaald beroep gezien.
Een jeugdreclasseringsmaatregel wordt als herhaald beroep gezien als de desbetreffende jongere in het betreffende kalenderjaar of in de vijf daaraan voorafgaande kalenderjaren een jeugdreclasseringsmaatregel heeft ontvangen (ongeacht het type maatregel).
Als er bij de start van een nieuwe maatregel al een maatregel van hetzelfde type loopt bij de jongere, wordt de nieuwere maatregel niet gezien als herhaald beroep, maar als een aanvulling van of uitbreiding op de al lopende maatregel.