1. Jeugdbescherming
Op 31 december 2024 waren er meer dan 26 duizend lopende jeugdbeschermingsmaatregelen. In meer dan twee derde van de gevallen betrof het een vorm van ondertoezichtstelling (OTS). In 31 procent van alle maatregelen ging het om een vorm van een voogdijmaatregel (tabel 1.0.1).
In 2024 was er een daling te zien in het totaal aantal jeugdbeschermingsmaatregelen. Op 31 december 2024 waren er 4 procent minder maatregelen actief dan aan het begin van het jaar.
| Beginstand (1-1-2024) | Instroom | Uitstroom | Eindstand | |
|---|---|---|---|---|
| Totaal | 27 065 | 8 860 | 9 875 | 26 055 |
| Ondertoezichtstelling | 18 035 | 6 675 | 7 055 | 17 655 |
| Voorlopige ondertoezichtstelling | 290 | 1 280 | 1 325 | 245 |
| Voogdij | 8 500 | 610 | 1 190 | 7 915 |
| Voorlopige en tijdelijke voogdij | 245 | 295 | 300 | 240 |
| Bron: CBS. 1) Maatregelen met een einddatum van 31 december tellen niet mee in de eindstand. | ||||
1.1 Uitstroom OTS en instroom voogdij nemen verder af
Het aantal beëindigde jeugdbeschermingstrajecten in 2024 lag 9 procent lager dan in 2023. Het aantal gestarte trajecten nam af met bijna 2 procent (figuur 1.1.1). Bij de ondertoezichtstellingen was sprake van een lichte stijging bij de instroom en een daling bij de uitstroom ten opzichte van een jaar eerder. Tevens waren er in 2024 meer ondertoezichtstellingen beëindigd dan gestart.
Bij de voogdijmaatregelen is in de afgelopen jaren de instroom steeds verder gedaald en bleef de uitstroom min of meer constant (figuur 1.1.1). De instroom is daardoor kleiner geworden dan de uitstroom.
| Maatregelen | Uitstroom (maatregelen) | Instroom (maatregelen) |
|---|---|---|
| Totaal | ||
| 2024* | -9875 | 8860 |
| 2023 | -10840 | 9020 |
| 2022 | -11970 | 9140 |
| 2021 | -12060 | 11305 |
| 2020 | -11615 | 11950 |
| 2019 | -12205 | 12980 |
| 2018 | -11835 | 12160 |
| 2017 | -11875 | 12250 |
| 2016 | -12830 | 12320 |
| OTS | ||
| 2024* | -7055 | 6675 |
| 2023 | -7895 | 6615 |
| 2022 | -8985 | 6570 |
| 2021 | -8740 | 8290 |
| 2020 | -8140 | 8755 |
| 2019 | -8575 | 9345 |
| 2018 | -8455 | 8850 |
| 2017 | -8625 | 8830 |
| 2016 | -9620 | 8480 |
| Voogdij | ||
| 2024* | -1190 | 610 |
| 2023 | -1235 | 750 |
| 2022 | -1350 | 930 |
| 2021 | -1395 | 1145 |
| 2020 | -1405 | 1225 |
| 2019 | -1410 | 1340 |
| 2018 | -1430 | 1345 |
| 2017 | -1405 | 1590 |
| 2016 | -1400 | 1975 |
| ¹⁾ Exclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. ²⁾ Exclusief voorlopige voogdij en tijdelijke voogdij. | ||
Bij de voorlopige ondertoezichtstellingen werden in 2024 iets meer maatregelen beëindigd dan gestart (figuur 1.1.2). Er werden in 2024 minder voorlopige ondertoezichtstellingen gestart en beëindigd dan in 2023. Bij de voorlopige en tijdelijke voogdijtrajecten zijn het aantal gestarte en beëindigde maatregelen in 2024 nagenoeg gelijk gebleven ten opzichte van het jaar ervoor.
| Maatregel | Uitstroom (maatregelen) | Instroom (maatregelen) |
|---|---|---|
| Vrl. OTS | ||
| 2024* | -1325 | 1280 |
| 2023 | -1415 | 1365 |
| 2022 | -1350 | 1375 |
| 2021 | -1590 | 1560 |
| 2020 | -1730 | 1665 |
| 2019 | -1845 | 1920 |
| 2018 | -1685 | 1705 |
| 2017 | -1545 | 1550 |
| 2016 | -1495 | 1560 |
| Vrl. en tijd. voogdij | ||
| 2024* | -300 | 295 |
| 2023 | -295 | 295 |
| 2022 | -280 | 265 |
| 2021 | -330 | 305 |
| 2020 | -340 | 310 |
| 2019 | -375 | 375 |
| 2018 | -270 | 260 |
| 2017 | -300 | 280 |
| 2016 | -310 | 305 |
1.2 Daling aantal jongeren met ondertoezichtstelling zet door
Op 31 december 2024 stonden 17 690 jongeren onder toezicht. Dit waren er minder dan op 31 december 2023, toen het ging om 18 240 jongeren (figuur 1.2.1). Nadat het aantal jongeren met ondertoezichtstelling was gestegen in de periode 2016 tot en met 2020, is er sinds 2021 sprake van een daling. In 2024 zette deze daling door. Het gaat hier uitsluitend om de reguliere ondertoezichtstellingen. De voorlopige ondertoezichtstellingen zijn buiten beschouwing gelaten.
| Datum | Voogdij (x 1 000) | Ondertoezichtstelling (x 1 000) |
|---|---|---|
| 2005 | 5,035 | 23,98 |
| 2006 | 5,21 | 26,38 |
| 2007 | 5,46 | 29,605 |
| 2008 | 5,79 | 32,145 |
| 2009 | 6,38 | 33,17 |
| 2010 | 6,95 | 32,565 |
| 2011 | 7,445 | 31,5 |
| 2012 | 7,535 | 31,105 |
| 2013 | 8,43 | 28,145 |
| 2014 | 8,86 | 25,32 |
| 2015 | 9,205 | 21,395 |
| 2016 | 9,755 | 20,085 |
| 2017 | 9,935 | 20,38 |
| 2018 | 9,94 | 20,77 |
| 2019 | 9,835 | 21,645 |
| 2020 | 9,815 | 22,715 |
| 2021 | 9,495 | 21,965 |
| 2022 | 9,085 | 19,515 |
| 2023 | 8,52 | 18,24 |
| 2024* | 7,92 | 17,69 |
| ¹⁾ Personen met voogdij of ondertoezichtstelling op peildatum, exclusief voorlopige voogdij, tijdelijke voogdij en voorlopige ondertoezichtstellingen. ²⁾ Door invoering van de Jeugdwet treedt met ingang van 2015 een methodebreuk op. | ||
1.3 Daling aantal jongeren met voogdij zet door
Op 31 december 2024 gold voor 7 920 jongeren een voogdijmaatregel. Sinds 2017 lag dit aantal redelijk constant rond de 9,9 duizend, maar sinds 2019 nam dit af (figuur 1.2.1). In 2024 zette deze daling door. Het betreft hier uitsluitend de reguliere voogdij. Voorlopige en tijdelijke voogdij zijn buiten beschouwing gelaten.
1.4 Voogdijtrajecten meestal langer dan drie jaar
Van de beëindigde reguliere voogdijmaatregelen in 2024 duurde 80 procent drie jaar of langer (figuur 1.4.1). De meeste reguliere ondertoezichtstellingen duurden één tot drie jaar. Voorlopige ondertoezichtstellingen duurden vrijwel altijd (99 procent) korter dan 3 maanden; dit is officieel ook de maximale duur van een voorlopige OTS. Daarna dient deze ofwel te worden beëindigd ofwel te worden omgezet in een reguliere OTS. Tijdelijke voogdij duurde meestal (78 procent) een jaar of langer. Dit is een maatregel die wordt toegepast als gevolg van een gezagsvacuüm, bijvoorbeeld als de ouders langdurig in het buitenland verblijven of als zij zijn overleden.
| 0 tot 3 maanden (%) | 3 tot 6 maanden (%) | 6 tot 12 maanden (%) | 12 tot 36 maanden (%) | 36 maanden of langer (%) | |
|---|---|---|---|---|---|
| Totaal | 14,9 | 4,1 | 15,5 | 35,1 | 30,5 |
| OTS | 0,9 | 3,9 | 19,9 | 46,5 | 28,7 |
| Vrl. OTS | 98,6 | 1,4 | |||
| Voogdij | 0,5 | 1,7 | 3,5 | 13,6 | 80,7 |
| Vrl. voogdij | 34,4 | 34 | 27,3 | 4,3 | |
| Tijd. voogdij | 22,2 | 25 | 52,8 | ||
De gemiddelde duur van de in 2024 beëindigde reguliere voogdijmaatregelen was met 2 542 dagen een stuk langer dan die van de reguliere ondertoezichtstellingen (939 dagen) en is de afgelopen jaren gestegen. Sinds 2021 nam ook de gemiddelde duur van de reguliere ondertoezichtstellingen toe, na een jarenlange daling (figuur 1.4.2). De gemiddelde duur van de beëindigde tijdelijke voogdijtrajecten nam in 2024 ten opzichte van 2023 ook toe.
| Maatregel | 2024* (dagen) | 2023 (dagen) | 2022 (dagen) | 2021 (dagen) | 2020 (dagen) | 2019 (dagen) | 2018 (dagen) | 2017 (dagen) | 2016 (dagen) |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Totaal | 1000 | 963 | 946 | 901 | 859 | 867 | 877 | 934 | 1026 |
| OTS | 939 | 915 | 882 | 846 | 830 | 867 | 888 | 965 | 1085 |
| Vrl. OTS | 76 | 78 | 76 | 75 | 73 | 71 | 73 | 73 | 74 |
| Voogdij | 2542 | 2439 | 2362 | 2298 | 2131 | 2061 | 1873 | 1833 | 1823 |
| Vrl. voogdij | 165 | 143 | 152 | 153 | 145 | 141 | 174 | 147 | 129 |
| Tijd. voogdij | 1709 | 1599 | 1753 | 1981 | 1576 | 1850 | 1508 | 1597 | 1160 |
| ¹⁾ Jeugdbeschermingsmaatregelen beëindigd in de verslagperiode. | |||||||||
1.5 Meeste ondertoezichtstellingen beëindigd volgens plan
In 2024 werden er 9 875 jeugdbeschermingsmaatregelen beëindigd, waarvan 8 380 (voorlopige) ondertoezichtstellingen en 1 490 (voorlopige en tijdelijke) voogdijmaatregelen (zie figuur 1.1.1 en 1.1.2). De meeste ondertoezichtstellingen werden in 2024 beëindigd volgens plan, net zoals in voorgaande jaren. Sinds 2022 is sprake van een toename van het aantal voorlopige ondertoezichtstellingen (VOTS) dat overging in een reguliere ondertoezichtstelling. Na een daling nam het aantal ondertoezichtstellingen dat werd beëindigd vanwege het bereiken van de meerderjarigheid in 2024 toe ten opzichte van 2023 (figuur 1.5.1).
| Reden beëindiging OTS | 2024* (%) | 2023 (%) | 2022 (%) | 2021 (%) | 2020 (%) | 2019 (%) | 2018 (%) | 2017 (%) | 2016 (%) |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Beëindiging volgens plan | 66,8 | 66,9 | 65,7 | 61,2 | 57,6 | ||||
| VOTS naar OTS | 13,5 | 12,9 | 11,1 | 13,3 | 15 | ||||
| Bereiken meerderjarigheid | 11,4 | 9,9 | 11,3 | 12,4 | 13,6 | ||||
| Gezagsbeëindigende maatregel | 5 | 6 | 6,5 | 8,7 | 9,8 | 5,9 | 7,7 | 10,5 | 14,1 |
| Tussentijdse opheffing | 3,3 | 4,4 | 5,3 | 4,4 | 3,7 | 2,6 | 2,9 | 3,1 | 2,9 |
| Niet verlengd | 0,4 | ||||||||
| Overlijden jeugdige | |||||||||
| ¹⁾ Ondertoezichtstellingen en voorlopige ondertoezichtstellingen, beëindigd in de verslagperiode. ²⁾ Voor de redenen 'bereiken meerderjarigheid', 'beëindiging volgens plan', 'VOTS naar OTS' en 'niet verlengd' zijn er over de jaren 2016 t/m 2019 geen betrouwbare cijfers. | |||||||||
Het bereiken van de meerderjarigheid bleef in 2024, net als in eerdere jaren, de meest voorkomende reden om voogdij te beëindigen (figuur 1.5.2). Het aantal voogdijmaatregelen dat beëindigd werd door het herstellen van gezag nam iets af in 2024. Het aantal voogdijtrajecten dat werd beëindigd omdat de voogdij naar de pleegouder ging is licht toegenomen in 2024.
| 2024* (%) | 2023 (%) | 2022 (%) | 2021 (%) | 2020 (%) | 2019 (%) | 2018 (%) | 2017 (%) | 2016 (%) | |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Bereiken meerderjarigheid | 72,4 | 70,9 | 69,3 | 71,6 | 69,6 | 58,8 | 70,8 | 72,9 | 71,2 |
| Herstel gezag | 20 | 21,6 | 22 | 20 | 19,2 | 23,2 | 14,2 | 11,2 | 11,5 |
| Voogdij naar pleegouder | 6,7 | 6,4 | 7,8 | 7,2 | 10,6 | 17,4 | 14,5 | 15,9 | 17,4 |
| Voogdij naar contactpersoon | 0,9 | 1 | 0,8 | 1,1 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | ||
| Overlijden jeugdige | |||||||||
| ¹⁾ Voogdij, tijdelijke voogdij en voorlopige voogdij, beëindigd in de verslagperiode. | |||||||||
1.6 Daling aantal jongeren met een machtiging uithuisplaatsing zet door
Met ingang van 2022 ontvangt het CBS van de Gecertificeerde Instellingen (GI’s) ook informatie over de Machtigingen Uithuisplaatsing (MUHP) die door de rechter zijn opgelegd. Een MUHP is geen op zichzelf staande maatregel maar gaat altijd samen met een ondertoezichtstelling. Als een kind onder toezicht wordt gesteld, dan blijft het kind meestal thuis wonen. Maar soms zijn de zorgen over het kind zo ernstig dat het beter is als het kind ergens anders gaat wonen en wordt er ook een MUHP opgelegd. Ook als ouders het zelf van belang vinden en het ermee eens zijn dat het kind ergens anders gaat wonen, is er een MUHP nodig. Bij een voogdijmaatregel gaat het kind altijd ergens anders wonen en legt de rechter geen afzonderlijke MUHP op.
In 2024 waren er 8 975 jongeren over wie de rechter een MUHP heeft uitgesproken (tabel 1.6.1). Bij 1 490 van hen ging het bij de start van de MUHP om een voorlopige OTS en dus om een spoedmachtiging uithuisplaatsing. Van een klein deel van de jongeren met een MUHP kon om diverse redenen geen informatie over de bijbehorende jeugdbeschermingsmaatregel gevonden worden. Voor 3 760 jongeren werd in 2024 een nieuwe MUHP uitgesproken, zij hadden nog geen MUHP op 1 januari 2024. Van 4 165 jongeren liep de opgelegde MUHP af, op 31 december 2024 liep er bij hen geen MUHP meer.
Niet alle door de rechter opgelegde machtigingen worden in de praktijk ook ten uitvoer gebracht. Een MUHP vervalt als deze niet binnen 3 maanden ten uitvoer wordt gebracht. Het is niet bekend hoeveel machtigingen niet ten uitvoer worden gebracht. In figuur 1.8.1 van deze rapportage is wel te zien dat in 2024 35 procent van de jongeren met een (voorlopige) ondertoezichtstelling ook jeugdhulp met verblijf ontvingen. De verwachting is dat bij deze jongeren een MUHP is opgelegd die vervolgens ook in de praktijk is uitgevoerd. Maar het is niet uit te sluiten dat bij méér jongeren een opgelegde MUHP ook daadwerkelijk is uitgevoerd. Jongeren met een MUHP die zonder tussenkomst van een jeugdhulpinstelling of pleegzorgaanbieder op informele basis in het eigen netwerk worden opgevangen, bijvoorbeeld bij opa en oma, blijven namelijk buiten beeld.
| 2024* | 2023 | 2022 | |
|---|---|---|---|
| Totaal | 8 975 | 9 440 | 9 980 |
| Waarvan in combinatie met reguliere OTS | 7 385 | 7 510 | 7 910 |
| Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 6 100 | 6 445 | 6 785 |
| Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 1 285 | 1 065 | 1 120 |
| Waarvan in combinatie met voorlopige OTS | 1 490 | 1 850 | 1 975 |
| Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 1 110 | 1 470 | 1 620 |
| Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 380 | 380 | 355 |
| Totaal | 3 760 | 3 920 | 3 920 |
| Waarvan in combinatie met reguliere OTS | 2 840 | 2 860 | 2 860 |
| Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 2 095 | 2 340 | 2 310 |
| Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 745 | 520 | 550 |
| Waarvan in combinatie met voorlopige OTS | 870 | 1 025 | 1 010 |
| Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 595 | 770 | 770 |
| Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 275 | 255 | 240 |
| Totaal | 4 165 | 4 350 | 4 580 |
| Waarvan in combinatie met reguliere OTS | 2 930 | 3 090 | 3 380 |
| Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 2 365 | 2 525 | 2 760 |
| Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 565 | 565 | 620 |
| Waarvan in combinatie met voorlopige OTS | 1 200 | 1 230 | 1 145 |
| Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 885 | 960 | 915 |
| Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 315 | 270 | 230 |
| Bron: CBS. 1) Dit betreft alle machtigingen uithuisplaatsingen die op enig moment in de verslagperiode liepen, ongeacht of ze vóór of in die periode gestart zijn en ongeacht of ze in of ná die periode beëindigd zijn. 2) In het geval een jongere in een periode meerdere machtigingen uithuisplaatsingen had met verschillende typen jeugdbescherming, is de jongere meegeteld bij de MUHP’s in combinatie met een voorlopige OTS; als er zowel periodes met als periodes zonder jeugdhulp met verblijf waren, is de jongere meegeteld in de groep met jeugdhulp met verblijf. | |||
1.7 Samenloop jeugdbescherming met jeugdreclassering neemt iets toe
Van alle 0- tot en met 17-jarigen die in 2024 jeugdbescherming ontvingen, had 3,2 procent in hetzelfde jaar ook een lopende jeugdreclasseringsmaatregel (figuur 1.7.1). Na een daling van 4,0 procent in 2016 naar 2,5 procent in 2021, is er sinds 2022 sprake van een lichte stijging. Deze ontwikkeling is terug te zien bij zowel de jongeren met ondertoezichtstelling en jeugdreclassering, als de jongeren met voogdij en jeugdreclassering.
Het gaat in deze cijfers om alle jongeren die in een jaar op enig moment jeugdbescherming ontvingen. Van hen is bepaald voor welk percentage ook een jeugdreclasseringsmaatregel gold in dat jaar.
| Samenloop | 2024* (%) | 2023 (%) | 2022 (%) | 2021 (%) | 2020 (%) | 2019 (%) | 2018 (%) | 2017 (%) | 2016 (%) |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Jeugdbescherming en jeugdreclassering | |||||||||
| % van totaal aantal jongeren met jeugdbescherming | 3,2 | 2,9 | 2,7 | 2,5 | 2,9 | 3,3 | 3,5 | 3,7 | 4 |
| Ondertoezichtstelling en jeugdreclassering²⁾ | |||||||||
| % van totaal aantal jongeren met ondertoezichtstelling | 3,6 | 3,3 | 3,2 | 2,9 | 3,4 | 3,8 | 4,1 | 4,4 | 4,7 |
| Voogdij en jeugdreclassering³⁾ | |||||||||
| % van totaal aantal jongeren met voogdij | 2 | 1,7 | 1,4 | 1,3 | 1,4 | 1,7 | 1,7 | 1,6 | 1,6 |
| ¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar met een jeugdbeschermingsmaatregel. ²⁾ Inclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. ³⁾ Inclusief tijdelijke voogdij en voorlopige voogdij. | |||||||||
1.8 De meeste jongeren met jeugdbescherming krijgen ook jeugdhulp
In 2024 ontving 81 procent van de jongeren met een ondertoezichtstelling ook jeugdhulp (figuur 1.8.1). Het aandeel jongeren met een ondertoezichtstelling met daarnaast jeugdhulp (JH) zonder verblijf is ten opzichte van 2023 gelijk gebleven; 71 procent. Het aandeel jongeren dat naast een ondertoezichtstelling ook jeugdhulp met verblijf ontvangt is licht gestegen ten opzichte van 2023. In deze gevallen krijgen jongeren een ondertoezichtstelling en ontvangen zij jeugdhulp die mede inhoudt dat zij (deels) niet thuis verblijven.
| Samenloop | 2024* (%) | 2023 (%) | 2022 (%) | 2021 (%) | 2020 (%) | 2019 (%) | 2018 (%) | 2017 (%) | 2016 (%) |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| OTS en Jeugdhulp | 81 | 81 | 80 | 79 | 76 | 76 | 76 | 76 | 74 |
| OTS en JH zonder verblijf | 71 | 71 | 69 | 68 | 64 | 63 | 62 | 61 | 56 |
| w.v. | |||||||||
| Wijkteam | 10 | 10 | 9 | 10 | 12 | 12 | 14 | 14 | 9 |
| Ambulant | 47 | 46 | 45 | 44 | 38 | 39 | 39 | 40 | 36 |
| Daghulp | 8 | 8 | 8 | 7 | 7 | 6 | 5 | 5 | 5 |
| Netwerk jongere | 38 | 40 | 39 | 37 | 32 | 31 | 29 | 25 | 25 |
| OTS en JH met verblijf | 35 | 34 | 33 | 34 | 33 | 34 | 36 | 38 | 40 |
| w.v. | |||||||||
| Pleegzorg | 16 | 16 | 16 | 18 | 18 | 19 | 19 | 21 | 23 |
| Gezinsgericht | 7 | 6 | 6 | 6 | 4 | 4 | 5 | 4 | 4 |
| Gesloten plaatsing | 2 | 2 | 3 | 3 | 3 | 4 | 4 | 4 | 4 |
| Overig²⁾ | 16 | 15 | 14 | 14 | 13 | 13 | 14 | 16 | 15 |
| ¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar met een ondertoezichtstelling én jeugdhulp, als percentage van het totaal aantal jongeren met een ondertoezichtstelling. Jongeren met meerdere jeugdhulpvormen komen meerdere malen in de figuur voor. ²⁾ Verblijf bij een jeugdhulpaanbieder anders dan pleegzorg, gezinsgerichte jeugdhulp of gesloten plaatsing. | |||||||||
Van alle jongeren die een voogdijmaatregel hadden in 2024, ontving 93 procent daarnaast ook jeugdhulp (figuur 1.8.2). Het aandeel jongeren dat naast voogdij ook jeugdhulp zonder verblijf kreeg, steeg de afgelopen jaren van 40 procent in 2016 naar 54 procent in 2024. In 2024 ontving 88 procent van de jongeren met voogdij daarbij ook jeugdhulp met verblijf. Dat percentage is vanaf 2021 gelijk gebleven. Uit het feit dat niet álle jongeren met voogdij ook jeugdhulp met verblijf krijgen, kan afgeleid worden dat er ook jongeren met voogdij zijn die, zonder tussenkomst van een jeugdhulpinstelling of pleegzorgaanbieder, op informele basis in het eigen netwerk worden opgevangen, bijvoorbeeld bij grootouders.
| Samenloop | 2024* (%) | 2023 (%) | 2022 (%) | 2021 (%) | 2020 (%) | 2019 (%) | 2018 (%) | 2017 (%) | 2016 (%) |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Voogdij en Jeugdhulp | 93 | 94 | 94 | 94 | 91 | 91 | 91 | 93 | 90 |
| Voogdij en JH zonder verblijf | 54 | 53 | 51 | 50 | 46 | 45 | 44 | 44 | 40 |
| w.v. | |||||||||
| Wijkteam | 4 | 4 | 4 | 5 | 6 | 6 | 6 | 7 | 3 |
| Ambulant | 40 | 40 | 39 | 37 | 34 | 34 | 34 | 35 | 32 |
| Daghulp | 8 | 8 | 7 | 7 | 6 | 5 | 4 | 4 | 3 |
| Netwerk jongere | 19 | 18 | 17 | 16 | 13 | 12 | 10 | 9 | 9 |
| Voogdij en JH met verblijf | 88 | 88 | 88 | 88 | 83 | 86 | 86 | 87 | 86 |
| w.v. | |||||||||
| Pleegzorg | 60 | 61 | 63 | 66 | 64 | 66 | 65 | 69 | 69 |
| Gezinsgericht | 18 | 17 | 16 | 15 | 10 | 11 | 12 | 11 | 10 |
| Gesloten plaatsing | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 3 | 2 | 3 | 3 |
| Overig²⁾ | 22 | 22 | 21 | 20 | 18 | 18 | 18 | 19 | 17 |
| ¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar met voogdij én jeugdhulp, als percentage van het totaal aantal jongeren met voogdij. Jongeren met meerdere jeugdhulpvormen komen meerdere malen in de figuur voor. ²⁾ Verblijf bij een jeugdhulpaanbieder anders dan pleegzorg, gezinsgerichte jeugdhulp of gesloten plaatsing. | |||||||||
1.9 Aantal jongeren met jeugdbescherming neemt verder af
Bijna 0,8 procent van alle jongeren tot 18 jaar ontving op 31 december 2024 jeugdbescherming: in totaal ontvingen 13 450 jongens en 12 640 meiden (beiden groepen bijna 0,8 procent) jeugdbescherming (tabel 1.9.1). Op 31 december 2024 waren er 12 365 jongeren met jeugdbescherming van 12 tot 18 jaar oud. Dit komt neer op bijna 1,1 procent van alle jongeren in deze leeftijd (tabel 1.9.1). Van alle 8- tot 12-jarigen in Nederland ontving 0,9 procent (6 740 jongeren) jeugdbescherming. Ongeveer 0,7 procent (4 705 kinderen) van de kinderen tussen 4 en 8 jaar kreeg jeugdbescherming. De groep 0- tot 4-jarigen met jeugdbescherming had met 2 280 kinderen het kleinste aandeel; dit is ongeveer 0,3 procent in deze leeftijdsgroep.
| Totaal aantal jongeren2) | Totaal aantal jongeren met jeugdbescherming | Ondertoezicht- stelling | Voorlopige ondertoezicht- stelling | Voogdij | Voorlopige en tijdelijke voogdij | |
|---|---|---|---|---|---|---|
| Totaal | 3 303 345 | 26 090 | 17 690 | 245 | 7 920 | 240 |
| Geslacht: Jongens | 1 693 720 | 13 450 | 9 205 | 120 | 4 020 | 115 |
| Geslacht: Meiden | 1 609 625 | 12 640 | 8 485 | 130 | 3 905 | 125 |
| Leeftijd: 0 tot 4 jaar | 689 015 | 2 280 | 1 845 | 65 | 320 | 50 |
| Leeftijd: 4 tot 8 jaar | 707 890 | 4 705 | 3 615 | 40 | 1 020 | 30 |
| Leeftijd: 8 tot 12 jaar | 734 400 | 6 740 | 4 750 | 40 | 1 905 | 50 |
| Leeftijd: 12 tot 18 jaar | 1 172 040 | 12 335 | 7 480 | 100 | 4 675 | 110 |
| Bron: CBS. 1) Personen van 0 tot en met 17 jaar. 2) De peildatum voor alle jongeren in Nederland is 1 januari 2024 en komt dus niet overeen met de peildatum voor jongeren met jeugdbescherming (31 december 2024). | ||||||
Onder de jongeren met een ondertoezichtstelling is de groep jongeren van 8 tot 12 jaar oud gestegen van 24 procent in 2016 naar bijna 27 procent in 2024. Het aandeel jongeren van 0 tot 4 jaar nam ten opzichte van 2016 af (figuur 1.9.2). Bij de voogdijmaatregelen was sprake van een stijging van het aandeel jongeren in de oudste leeftijdsgroep, van 53 procent in 2016 naar 59 procent in 2024.
| Jaar | 0 tot 4 jaar (%) | 4 tot 8 jaar (%) | 8 tot 12 jaar (%) | 12 tot 18 jaar (%) |
|---|---|---|---|---|
| Nederland | ||||
| 2024* | 20,9 | 21,4 | 22,2 | 35,5 |
| 2023 | 21,0 | 21,4 | 22,3 | 35,4 |
| 2022 | 20,9 | 21,4 | 22,4 | 35,2 |
| 2021 | 20,6 | 21,4 | 22,6 | 35,4 |
| 2020 | 20,6 | 21,3 | 22,7 | 35,4 |
| 2019 | 20,5 | 21,4 | 22,5 | 35,7 |
| 2018 | 20,5 | 21,4 | 22,2 | 35,9 |
| 2017 | 20,4 | 21,6 | 22,1 | 36,0 |
| 2016 | 20,4 | 21,7 | 22,1 | 35,9 |
| OTS | ||||
| 2024* | 10,4 | 20,4 | 26,9 | 42,3 |
| 2023 | 9,0 | 21,0 | 27,6 | 42,5 |
| 2022 | 10,3 | 20,4 | 27,9 | 41,4 |
| 2021 | 10,7 | 21,2 | 27,2 | 40,8 |
| 2020 | 11,6 | 20,8 | 27,0 | 40,6 |
| 2019 | 11,8 | 21,4 | 26,3 | 40,4 |
| 2018 | 12,5 | 20,7 | 25,8 | 41,1 |
| 2017 | 12,5 | 20,3 | 25,1 | 42,1 |
| 2016 | 12,8 | 20,2 | 24,3 | 42,7 |
| Vrl. OTS | ||||
| 2024* | 26,7 | 16,6 | 15,4 | 41,3 |
| 2023 | 11,9 | 18,0 | 20,7 | 49,5 |
| 2022 | 26,0 | 24,0 | 13,8 | 36,2 |
| 2021 | 25,5 | 17,1 | 17,1 | 40,2 |
| 2020 | 24,7 | 16,8 | 19,0 | 39,5 |
| 2019 | 28,4 | 19,3 | 15,7 | 36,6 |
| 2018 | 21,1 | 17,4 | 15,1 | 46,3 |
| 2017 | 19,8 | 18,6 | 19,5 | 42,1 |
| 2016 | 28,4 | 17,6 | 18,8 | 35,2 |
| Voogdij | ||||
| 2024* | 4,0 | 12,9 | 24,1 | 59,0 |
| 2023 | 3,6 | 14,0 | 24,8 | 57,6 |
| 2022 | 5,0 | 14,7 | 24,2 | 56,1 |
| 2021 | 5,7 | 15,0 | 24,3 | 55,1 |
| 2020 | 5,4 | 15,0 | 25,1 | 54,6 |
| 2019 | 5,5 | 14,7 | 25,4 | 54,4 |
| 2018 | 5,6 | 14,8 | 25,2 | 54,4 |
| 2017 | 5,7 | 15,1 | 25,0 | 54,2 |
| 2016 | 6,0 | 15,4 | 25,6 | 53,1 |
| Vrl. en tijd. voogdij | ||||
| 2024* | 21,2 | 12,5 | 19,9 | 46,5 |
| 2023 | 10,5 | 14,5 | 23,8 | 51,2 |
| 2022 | 23,2 | 12,6 | 17,9 | 46,3 |
| 2021 | 19,7 | 10,2 | 18,9 | 51,1 |
| 2020 | 23,4 | 14,1 | 17,1 | 45,4 |
| 2019 | 21,7 | 14,3 | 16,0 | 48,0 |
| 2018 | 24,6 | 12,0 | 14,7 | 48,7 |
| 2017 | 29,9 | 18,8 | 14,6 | 36,8 |
| 2016 | 37,5 | 9,6 | 11,0 | 41,9 |
| ¹⁾ Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor de jongeren met jeugdbescherming naar peildatum 31 december. ²⁾ De cijfers over de jaren 2016 t/m 2022 zijn vanwege herstel van een fout bij het berekenen van de aandelen per leeftijdsgroep licht gewijzigd ten opzichte van eerdere edities van deze rapportage. | ||||
1.10 Jeugdbescherming hangt samen met kenmerken van ouders en huishouden
Uit CBS-onderzoek1) is gebleken dat bepaalde achtergrondkenmerken van de ouders en het huishouden van de jongere in meer of mindere mate samenhang vertonen met het krijgen van jeugdbescherming. Dat wil niet zeggen dat jeugdbescherming het gevolg is van deze kenmerken of een combinatie ervan. Van een aantal achtergrondkenmerken is in deze paragraaf weergegeven hoe de situatie van jongeren met jeugdbescherming afwijkt van de jongeren zonder jeugdbescherming in 2024.
De inzet van jeugdbescherming hangt samen met huishoudkenmerken2) van de jongere (figuur 1.10.1). Bij 77 procent van de Nederlandse jongeren woonden beide juridische ouders in hetzelfde huishouden. Voor jongeren met jeugdbescherming was dit bijna 12 procent. Een tegengesteld patroon is te zien voor kinderen uit huishoudens waar ook gebruik wordt gemaakt van ondersteuning op grond van de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) of waarin zorgkosten zijn gemaakt voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ) dan wel GGZ-medicatie is voorgeschreven. Vijf procent van alle kinderen in Nederland had te maken met WMO-gebruik in het huishouden, en 25 procent met GGZ-zorg en/of medicatie. Bij jongeren met jeugdbescherming was dit respectievelijk 34 en 52 procent. Tot slot werd bij bijna 5 procent van alle jongeren in Nederland iemand in het huishouden als verdachte van een misdrijf aangemerkt. Bij jongeren met jeugdbescherming was dit 29 procent (figuur 1.10.1).
| Jaar | Ja (%) | Nee (%) |
|---|---|---|
| Ouders op hetzelfde adres | ||
| Nederland | 2558427 | 744918 |
| Totaal jeugdbescherming | 3855 | 29230 |
| Ondertoezichtstelling²⁾ | 3040 | 21268 |
| Voogdij³⁾ | 815 | 7962 |
| WMO in huishouden | ||
| Nederland | 171412 | 3127880 |
| Totaal jeugdbescherming | 11053 | 21347 |
| Ondertoezichtstelling²⁾ | 7615 | 16598 |
| Voogdij³⁾ | 3438 | 4749 |
| GGZ in huishouden | ||
| Nederland | 833254 | 2466038 |
| Totaal jeugdbescherming | 16927 | 15473 |
| Ondertoezichtstelling²⁾ | 12667 | 11546 |
| Voogdij³⁾ | 4260 | 3927 |
| Verdachte in huishouden | ||
| Nederland | 157982 | 3141310 |
| Totaal jeugdbescherming | 9518 | 22882 |
| Ondertoezichtstelling²⁾ | 6601 | 17612 |
| Voogdij³⁾ | 2917 | 5270 |
| ¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar. ²⁾ Inclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. ³⁾ Inclusief voorlopige voogdij en tijdelijke voogdij. | ||
Ook het huishoudinkomen3) hangt samen met de inzet van jeugdbescherming (figuur 1.10.2). In Nederland woonden in 2024 496 duizend jongeren tot en met 17 jaar in een huishouden met een inkomen dat tot de laagste 20 procent behoort. Van hen ontving 3,4 procent jeugdbescherming. Het aandeel jongeren met jeugdbescherming daalt naarmate het huishoudinkomen hoger is. In de 20 procent rijkste huishoudens ontving 0,1 procent jeugdbescherming.
| Jaar | Jongeren met jeugdbescherming (%) |
|---|---|
| Totaal jeugdbescherming | |
| Totaal | 1 |
| Laagste kwintiel | 3,4 |
| 2e kwintiel | 1,5 |
| 3e kwintiel | 0,5 |
| 4e kwintiel | 0,2 |
| Hoogste kwintiel | 0,1 |
| Ondertoezichtstelling²⁾ | |
| Totaal | 0,7 |
| Laagste kwintiel | 2,5 |
| 2e kwintiel | 1,1 |
| 3e kwintiel | 0,4 |
| 4e kwintiel | 0,2 |
| Hoogste kwintiel | 0,1 |
| Voogdij³⁾ | |
| Totaal | 0,3 |
| Laagste kwintiel | 0,9 |
| 2e kwintiel | 0,4 |
| 3e kwintiel | 0,1 |
| 4e kwintiel | 0 |
| Hoogste kwintiel | 0 |
| ¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar. ²⁾ Inclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. ³⁾ Inclusief tijdelijke voogdij en voorlopige voogdij. | |
Daarnaast vertoont de herkomst van de jongeren samenhang met de inzet van jeugdbescherming (figuur 1.10.3). Van zowel jongeren die in Nederland zijn geboren als jongeren die niet in Nederland zijn geboren, heeft 1 procent jeugdbescherming. Bij jongeren met een herkomst uit Turkije en Indonesië is minder vaak sprake van jeugdbescherming dan het landelijke gemiddelde, ongeacht of ze geboren zijn Nederland. Bij jongeren met een herkomst uit Suriname en het Nederlands-Caribisch gebied is relatief vaker sprake van jeugdbescherming, ongeacht of ze geboren zijn in Nederland. Jongeren met een ouder uit Marokko die zelf geboren zijn in Nederland hebben minder vaak jeugdbescherming dan jongeren die in Marokko geboren zijn (0,7 versus 1,7 procent).
| Jongeren met jeugdbescherming (%) | |
|---|---|
| Totaal geboren in Nederland | 1 |
| Nederland | 0,9 |
| Europa (exclusief Nederland) | 1,2 |
| Turkije | 0,6 |
| Marokko | 0,7 |
| Suriname | 2 |
| Nederlands-Caribisch gebied | 3 |
| Indonesië | 0,8 |
| Overig Afrika, Azië, Amerika en Oceanië | 1,2 |
| Totaal niet geboren in Nederland | 1 |
| Europa (exclusief Nederland) | 1 |
| Turkije | 0,5 |
| Marokko | 1,7 |
| Suriname | 1,8 |
| Nederlands-Caribisch gebied | 2,7 |
| Indonesië | 0,6 |
| Overig Afrika, Azië, Amerika en Oceanië | 0,9 |
| ¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar. | |
1.11 Jeugdbescherming vooral in Limburg, Friesland en Twente
Op 31 december 2024 waren de vijf jeugdregio’s met het hoogste aandeel jeugdbescherming Midden-Limburg Oost, Friesland (Fryslân), Twente, Zeeland en Zuid-Limburg. De regio’s met het laagste aandeel waren Haarlemmermeer, Zuid Kennemerland, Amsterdam-Amstelland, Food Valley en Gooi en Vechtstreek (figuur 1.11.1 en tabel 1.11.2).
| Jeugdzorgregios_naam | aandeelJB (%) |
|---|---|
| Groningen | 1,08 |
| Friesland(Frysl�n) | 1,14 |
| KopvanNoord-Holland | 1,07 |
| Drenthe | 0,81 |
| WestFriesland | 0,81 |
| Alkmaar(Noord-Kennemerland) | 0,86 |
| IJsselland | 0,93 |
| Flevoland | 0,92 |
| Zaanstreek-Waterland | 0,62 |
| IJmond(MiddenKennemerland) | 0,87 |
| ZuidKennemerland | 0,48 |
| Noord-Veluwe | 0,77 |
| Amsterdam-Amstelland | 0,5 |
| Twente | 1,14 |
| Haarlemmermeer | 0,37 |
| GooienVechtstreek | 0,56 |
| MiddenIJssel/OostVeluwe | 0,87 |
| HollandRijnland | 0,61 |
| UtrechtWest | 0,57 |
| Eemland | 0,64 |
| FoodValley | 0,53 |
| UtrechtStad | 0,64 |
| ZuidoostUtrecht | 0,62 |
| Haaglanden | 0,64 |
| Achterhoek | 0,86 |
| Lekstroom | 0,72 |
| MiddenHolland | 0,82 |
| CentraalGelderland | 0,84 |
| Rijnmond | 0,85 |
| Rivierenland | 0,66 |
| Zuid-HollandZuid | 0,74 |
| RijkvanNijmegen | 0,77 |
| NoordoostBrabant | 0,76 |
| WestBrabantOost | 0,61 |
| Midden-Brabant(HartvanBrabant) | 0,76 |
| WestBrabantWest | 0,82 |
| Noord-Limburg | 0,96 |
| Zeeland | 1,12 |
| Zuidoost-Brabant | 0,66 |
| Zuid-Limburg | 1,12 |
| Midden-LimburgOost | 1,16 |
| Midden-LimburgWest | 1,07 |
| ¹⁾ De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2024 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdbescherming (31 december 2024). | |
| Hoogste aandelen | Midden-Limburg Oost | 1,16 |
|---|---|---|
| Hoogste aandelen | Friesland (Fryslân) | 1,14 |
| Hoogste aandelen | Twente | 1,14 |
| Hoogste aandelen | Zeeland | 1,12 |
| Hoogste aandelen | Zuid-Limburg | 1,12 |
| Laagste aandelen | Haarlemmermeer | 0,37 |
| Laagste aandelen | Zuid-Kennemerland | 0,48 |
| Laagste aandelen | Amsterdam-Amstelland | 0,50 |
| Laagste aandelen | Food Valley | 0,53 |
| Laagste aandelen | Gooi en Vechtstreek | 0,56 |
| Bron: CBS. 1) Personen van 0 tot en met 17 jaar met jeugdbescherming. 2) De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2024 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdbescherming (31 december 2024). | ||
De gemeenten met relatief gezien de meeste jongeren met jeugdbescherming op 31 december 2024 waren Pekela, Doesburg, Heerlen en Hulst (figuur 1.11.3)4).
| Gemeente_naam | Jeugdbescherming (%) |
|---|---|
| Groningen | 1,03 |
| Almere | 0,86 |
| Stadskanaal | 1,34 |
| Veendam | 1,63 |
| Zeewolde | 1,15 |
| Achtkarspelen | 0,87 |
| Ameland | 0,15 |
| Harlingen | 0,89 |
| Heerenveen | 0,9 |
| Leeuwarden | 1,41 |
| Ooststellingwerf | 1,6 |
| Opsterland | 0,67 |
| Schiermonnikoog | 0 |
| Smallingerland | 1,69 |
| Terschelling | 0,28 |
| Vlieland | 0 |
| Weststellingwerf | 1,06 |
| Assen | 0,69 |
| Coevorden | 0,81 |
| Emmen | 1,21 |
| Hoogeveen | 0,75 |
| Meppel | 0,89 |
| Almelo | 1,77 |
| Borne | 0,59 |
| Dalfsen | 0,62 |
| Deventer | 1,28 |
| Enschede | 1,64 |
| Haaksbergen | 0,65 |
| Hardenberg | 0,83 |
| Hellendoorn | 0,41 |
| Hengelo(O.) | 1,41 |
| Kampen | 0,79 |
| Losser | 0,92 |
| Noordoostpolder | 0,6 |
| Oldenzaal | 0,96 |
| Ommen | 0,54 |
| Raalte | 0,91 |
| Staphorst | 0,49 |
| Tubbergen | 0,69 |
| Urk | 0,41 |
| Wierden | 0,43 |
| Zwolle | 1,07 |
| Aalten | 0,34 |
| Apeldoorn | 0,98 |
| Arnhem | 1 |
| Barneveld | 0,47 |
| Beuningen | 0,45 |
| Brummen | 1,04 |
| Buren | 0,87 |
| Culemborg | 0,43 |
| Doesburg | 1,97 |
| Doetinchem | 1,03 |
| Druten | 0,45 |
| Duiven | 0,74 |
| Ede | 0,46 |
| Elburg | 0,62 |
| Epe | 0,64 |
| Ermelo | 1,06 |
| Harderwijk | 0,85 |
| Hattem | 0,45 |
| Heerde | 0,57 |
| Heumen | 0,17 |
| Lochem | 0,45 |
| Maasdriel | 0,8 |
| Nijkerk | 0,37 |
| Nijmegen | 0,9 |
| Oldebroek | 0,51 |
| Putten | 0,68 |
| Renkum | 1,05 |
| Rheden | 0,97 |
| Rozendaal | 0 |
| Scherpenzeel | 0,13 |
| Tiel | 1,2 |
| Voorst | 0,8 |
| Wageningen | 0,34 |
| Westervoort | 0,65 |
| Winterswijk | 0,72 |
| Wijchen | 0,75 |
| Zaltbommel | 0,43 |
| Zevenaar | 1,02 |
| Zutphen | 1,15 |
| Nunspeet | 0,53 |
| Dronten | 1,02 |
| Amersfoort | 0,63 |
| Baarn | 0,74 |
| DeBilt | 0,66 |
| Bunnik | 0,41 |
| Bunschoten | 1,16 |
| Eemnes | 0,62 |
| Houten | 0,58 |
| Leusden | 0,38 |
| Lopik | 0,72 |
| Montfoort | 0,39 |
| Renswoude | 0,77 |
| Rhenen | 0,65 |
| Soest | 0,51 |
| Utrecht | 0,64 |
| Veenendaal | 0,81 |
| Woudenberg | 0,7 |
| WijkbijDuurstede | 0,61 |
| IJsselstein | 0,73 |
| Zeist | 0,64 |
| Nieuwegein | 0,94 |
| Aalsmeer | 0,3 |
| Alkmaar | 1,12 |
| Amstelveen | 0,32 |
| Amsterdam | 0,55 |
| Bergen(NH.) | 0,49 |
| Beverwijk | 0,93 |
| Blaricum | 0,1 |
| Bloemendaal | 0,31 |
| Castricum | 0,42 |
| Diemen | 0,36 |
| Edam-Volendam | 0,46 |
| Enkhuizen | 0,63 |
| Haarlem | 0,52 |
| Haarlemmermeer | 0,37 |
| Heemskerk | 0,74 |
| Heemstede | 0,27 |
| Heiloo | 0,21 |
| DenHelder | 1,65 |
| Hilversum | 0,66 |
| Hoorn | 0,84 |
| Huizen | 0,62 |
| Landsmeer | 0,54 |
| Laren(NH.) | 0,14 |
| Medemblik | 1,19 |
| Oostzaan | 0,22 |
| Opmeer | 0,54 |
| Ouder-Amstel | 0,21 |
| Purmerend | 0,63 |
| Schagen | 0,71 |
| Texel | 0,75 |
| Uitgeest | 0,47 |
| Uithoorn | 0,43 |
| Velsen | 0,91 |
| Zandvoort | 0,78 |
| Zaanstad | 0,75 |
| Alblasserdam | 0,8 |
| AlphenaandenRijn | 0,58 |
| Barendrecht | 0,44 |
| Drechterland | 0,57 |
| CapelleaandenIJssel | 0,73 |
| Delft | 0,9 |
| Dordrecht | 0,99 |
| Gorinchem | 0,82 |
| Gouda | 1,22 |
| 's-Gravenhage | 0,72 |
| Hardinxveld-Giessendam | 0,69 |
| Hendrik-Ido-Ambacht | 0,41 |
| StedeBroec | 0,99 |
| Hillegom | 0,65 |
| Katwijk | 0,61 |
| KrimpenaandenIJssel | 0,61 |
| Leiden | 0,8 |
| Leiderdorp | 0,34 |
| Lisse | 0,77 |
| Maassluis | 0,56 |
| Nieuwkoop | 0,71 |
| Noordwijk | 0,54 |
| Oegstgeest | 0,51 |
| Oudewater | 0,15 |
| Papendrecht | 0,91 |
| Ridderkerk | 0,72 |
| Rotterdam | 1,04 |
| Rijswijk(ZH.) | 0,68 |
| Schiedam | 0,81 |
| Sliedrecht | 0,8 |
| Albrandswaard | 0,29 |
| Vlaardingen | 0,99 |
| Voorschoten | 0,45 |
| Waddinxveen | 0,77 |
| Wassenaar | 0,34 |
| Woerden | 0,64 |
| Zoetermeer | 0,73 |
| Zoeterwoude | 0,39 |
| Zwijndrecht | 1,08 |
| Borsele | 0,96 |
| Goes | 1,15 |
| WestMaasenWaal | 0,45 |
| Hulst | 1,81 |
| Kapelle | 1,1 |
| Middelburg(Z.) | 1,09 |
| Reimerswaal | 0,54 |
| Terneuzen | 1,55 |
| Tholen | 1,12 |
| Veere | 0,62 |
| Vlissingen | 1,37 |
| DeRondeVenen | 0,75 |
| Tytsjerksteradiel | 0,66 |
| Asten | 0,52 |
| Baarle-Nassau | 0,78 |
| BergenopZoom | 0,68 |
| Best | 0,24 |
| Boekel | 0,45 |
| Boxtel | 0,66 |
| Breda | 0,6 |
| Deurne | 0,33 |
| Pekela | 2,06 |
| Dongen | 0,27 |
| Eersel | 0,4 |
| Eindhoven | 0,92 |
| Etten-Leur | 0,48 |
| Geertruidenberg | 0,7 |
| GilzeenRijen | 0,68 |
| Goirle | 0,71 |
| Helmond | 0,86 |
| 's-Hertogenbosch | 0,83 |
| Heusden | 0,63 |
| Hilvarenbeek | 0,35 |
| LoonopZand | 0,52 |
| Nuenen,GerwenenNederwetten | 0,24 |
| Oirschot | 0,34 |
| Oisterwijk | 0,52 |
| Oosterhout | 0,79 |
| Oss | 0,9 |
| Rucphen | 1,32 |
| Sint-Michielsgestel | 0,52 |
| Someren | 0,22 |
| SonenBreugel | 0,5 |
| Steenbergen | 0,85 |
| Waterland | 0,21 |
| Tilburg | 1,01 |
| Valkenswaard | 0,91 |
| Veldhoven | 0,51 |
| Vught | 0,42 |
| Waalre | 0,25 |
| Waalwijk | 0,61 |
| Woensdrecht | 0,61 |
| Zundert | 0,59 |
| Wormerland | 0,41 |
| Landgraaf | 1,22 |
| Beek(L.) | 0,56 |
| Beesel | 1,44 |
| Bergen(L.) | 0,68 |
| Brunssum | 1,01 |
| Gennep | 0,58 |
| Heerlen | 1,9 |
| Kerkrade | 1,77 |
| Maastricht | 1,16 |
| Meerssen | 0,21 |
| MookenMiddelaar | 0,57 |
| Nederweert | 1,04 |
| Roermond | 1,23 |
| Simpelveld | 1,4 |
| Stein(L.) | 0,33 |
| Vaals | 1,29 |
| Venlo | 1,31 |
| Venray | 0,8 |
| Voerendaal | 0,33 |
| Weert | 1,11 |
| ValkenburgaandeGeul | 0,77 |
| Lelystad | 1,46 |
| HorstaandeMaas | 0,65 |
| OudeIJsselstreek | 1,25 |
| Teylingen | 0,63 |
| UtrechtseHeuvelrug | 0,61 |
| OostGelre | 0,87 |
| Koggenland | 0,29 |
| Lansingerland | 0,22 |
| Leudal | 1,03 |
| Maasgouw | 0,92 |
| Gemert-Bakel | 0,52 |
| Halderberge | 0,77 |
| Heeze-Leende | 0,24 |
| Laarbeek | 0,55 |
| Reusel-DeMierden | 0,71 |
| Roerdalen | 1,13 |
| Roosendaal | 1,1 |
| Schouwen-Duiveland | 0,77 |
| AaenHunze | 0,6 |
| Borger-Odoorn | 0,8 |
| DeWolden | 0,77 |
| Noord-Beveland | 1,09 |
| Wijdemeren | 0,44 |
| Noordenveld | 0,62 |
| Twenterand | 1,44 |
| Westerveld | 0,66 |
| Lingewaard | 0,52 |
| Cranendonck | 0,83 |
| Steenwijkerland | 0,91 |
| Moerdijk | 0,91 |
| Echt-Susteren | 1,23 |
| Sluis | 1,06 |
| Drimmelen | 0,46 |
| Bernheze | 0,58 |
| Alphen-Chaam | 0,49 |
| Bergeijk | 0,45 |
| Bladel | 0,47 |
| Gulpen-Wittem | 0,71 |
| Tynaarlo | 0,37 |
| Midden-Drenthe | 0,85 |
| Overbetuwe | 0,52 |
| HofvanTwente | 0,65 |
| Neder-Betuwe | 0,67 |
| Rijssen-Holten | 0,55 |
| Geldrop-Mierlo | 0,85 |
| Olst-Wijhe | 0,59 |
| Dinkelland | 0,62 |
| Westland | 0,31 |
| Midden-Delfland | 0,56 |
| Berkelland | 0,76 |
| Bronckhorst | 0,86 |
| Sittard-Geleen | 1,08 |
| KaagenBraassem | 0,61 |
| Dantumadiel | 1,05 |
| Zuidplas | 0,41 |
| PeelenMaas | 0,72 |
| Oldambt | 1,59 |
| Zwartewaterland | 0,8 |
| S�dwest-Frysl�n | 1,16 |
| Bodegraven-Reeuwijk | 0,49 |
| Eijsden-Margraten | 0,48 |
| StichtseVecht | 0,48 |
| HollandsKroon | 0,86 |
| Leidschendam-Voorburg | 0,6 |
| Goeree-Overflakkee | 0,51 |
| Pijnacker-Nootdorp | 0,18 |
| Nissewaard | 1,11 |
| Krimpenerwaard | 0,94 |
| DeFryskeMarren | 0,85 |
| GooiseMeren | 0,6 |
| BergenDal | 0,91 |
| Meierijstad | 0,66 |
| Waadhoeke | 1,29 |
| Westerwolde | 0,98 |
| Midden-Groningen | 1,22 |
| Beekdaelen | 0,57 |
| Montferland | 0,79 |
| Altena | 0,49 |
| WestBetuwe | 0,44 |
| Vijfheerenlanden | 0,64 |
| HoekscheWaard | 0,47 |
| HetHogeland | 0,79 |
| Westerkwartier | 0,49 |
| Noardeast-Frysl�n | 1,03 |
| Molenlanden | 0,42 |
| Eemsdelta | 1,24 |
| DijkenWaard | 1,02 |
| LandvanCuijk | 0,86 |
| Maashorst | 0,94 |
| VoorneaanZee | 0,69 |
| ¹⁾ De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2024 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdbescherming (31 december 2024). | |
2) Voor alle huishoudkenmerken is de meest recent beschikbare informatie gebruikt. Voor ouders in het hetzelfde huishouden is dit de situatie op 31 december 2023. WMO in huishouden is gebaseerd op twee databronnen over de ondersteuning in 2023 op grond van de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO); de combinatie van deze bronnen is zo goed als volledig, alleen in enkele gemeenten ontbreekt de WMO waarvoor geen eigen bijdrage via CAK is betaald. GGZ in huishouden is een combinatie van of personen in het huishouden in het verslagjaar zorgkosten voor GGZ hebben gemaakt (2022) en of personen in het huishouden medicatie gebruikten vanwege psychische problemen (2023). Voor verdachte in het huishouden is gekeken of personen in het huishouden in de periode 2019-2023 zijn geregistreerd als verdachte, ongeacht het type misdrijf.
3) Gegevens over huishoudinkomen betreft de stand op 1 januari 2022. Dat is de meest recente datum waarop dit kenmerk beschikbaar is.
4) Volgens het woonplaatsbeginsel. Zie: VNG, Woonplaatsbeginsel jeugdhulp.