Conjunctuurenquête Nederland, eerste kwartaal 2025

Over deze publicatie

Deze publicatie over de Conjunctuurenquête Nederland (COEN) beschrijft de belangrijkste uitkomsten van het eerste kwartaal 2025. De COEN is een gezamenlijk onderzoek van het CBS, KVK, EIB, MKB Nederland en VNO-NCW, met de steun van het Ministerie van Economische Zaken.

Samenvatting

Ondernemersvertrouwen (hoofdstuk 2)
  • Het ondernemersvertrouwen is voor het dertiende kwartaal op rij negatief en komt in het eerste kwartaal van 2025 uit op -5,4, tegenover -3,2 in het vierde kwartaal van 2024. Voor het eerst sinds eind 2023 is het ondernemersvertrouwen gedaald.
  • Alleen in de bedrijfstak zakelijke dienstverlening is de stemmingsindicator licht positief. Bij twee bedrijfstakken verbeterde het ondernemersvertrouwen, in de industrie bleef het cijfer nagenoeg gelijk en bij de andere elf was een verslechtering te zien. De stemmingsindicator is het meest negatief in de landbouw, bosbouw en visserij en de horeca.
Ontwikkelingen vierde kwartaal 2024 (hoofdstuk 3)
  • Over de ontwikkeling van de omzet, de orderontvangst, de winstgevendheid en de concurrentiepositie op de Nederlandse markt zijn ondernemers per saldo positief gestemd. Het meest positief zijn ondernemers over de omzet en de orderontvangst.
  • Ondernemers zijn per saldo neutraal over de ontwikkeling van de personeelssterkte, maar op bedrijfstakniveau zijn een aantal positieve en negatieve uitschieters. Alleen over de orderpositie oordelen ondernemers per saldo licht negatief.
Verwachtingen eerste kwartaal 2025 (hoofdstuk 4)
  • Ondernemers hebben per saldo positieve verwachtingen voor de verkoopprijzen, de personeelssterkte, de investeringen, de orderontvangst en de inkooporders. Alleen over de omzet zijn ondernemers per saldo negatief gestemd.
  • Ondernemers zijn vergeleken met een jaar eerder iets minder positief over de winstgevendheid in de komende drie maanden, maar zijn wel iets positiever over de verwachte investeringen voor het lopende jaar.
Belemmeringen (hoofdstuk 5)
  • Het tekort aan arbeidskrachten is met bijna 36 procent nog steeds de meest genoemde belemmering door ondernemers in hun bedrijfsvoering. Desondanks is dit bij de meeste bedrijfstakken iets minder hoog dan vorig jaar.
  • Ruim 10 procent van de ondernemers ervaart financiële beperkingen als belangrijkste belemmering. Dit is het hoogste percentage sinds januari 2016. 

1. Inleiding

Deze publicatie over de Conjunctuurenquête Nederland brengt voor het Nederlandse bedrijfsleven vier keer per jaar de belangrijkste ontwikkelingen en verwachtingen in kaart, uitgesplitst naar regio, bedrijfstak en bedrijfsgrootte. De resultaten vormen de basis voor het ondernemersvertrouwen. Deze samengestelde indicator geeft de stemming weer van het Nederlandse niet-financiële bedrijfsleven met meer dan vijf werkzame personen. Dit rapport bevat de belangrijkste uitkomsten van het eerste kwartaal 2025.

Samenwerking

De Conjunctuurenquête Nederland is een gezamenlijk onderzoek van het CBS, KVK, EIB, MKB Nederland en VNO-NCW, met de steun van het Ministerie van Economische Zaken. Doel van de samenwerking is completere informatie over het niet-financiële bedrijfsleven te vergaren tegen minimale administratieve lasten.

Saldo’s

Deze rapportage werkt met saldo’s. Een saldo ontstaat door het percentage ondernemers dat zijn ervaring of verwachting als negatief ziet, af te trekken van het percentage dat een positieve ervaring of verwachting meldt. Als bijvoorbeeld 10 procent van de ondernemers een dalende omzet had en 20 procent een stijgende omzet, ontstaat een saldo van +10 procent. Het saldo geeft in één oogopslag weer of de stemming onder ondernemers positief of negatief is en in welke mate.

Seizoenpatronen

Bij de interpretatie van de cijfers dient rekening te worden gehouden met seizoeninvloeden. Deze spelen bij sommige variabelen een rol, zoals bij omzetten in de landbouw en horeca. Om een uitkomst in een beter perspectief te kunnen plaatsen, verdient een vergelijking met dezelfde periode een jaar eerder om die reden de voorkeur boven een vergelijking met een kwartaal eerder. Voor het samenstellen van de indicatoren van het ondernemersvertrouwen, worden de onderliggende variabelen wél gecorrigeerd voor seizoenpatronen. Hierdoor kan het vertrouwen elk kwartaal worden vergeleken met een eerder kwartaal.

Totale (ex. financieel of nutsbedrijven) bedrijfsleven

Het niet-financiële bedrijfsleven is een samenstelling van SBI-secties A Landbouw, bosbouw en visserij, B Winning van delfstoffen, C Industrie, F Bouwnijverheid, G Groot en detailhandel; reparatie van auto’s, H Vervoer en opslag, I Horeca, J Informatie en communicatie, L Verhuur van en handel in onroerend goed, M Advisering, onderzoek en overige specialistische zakelijke dienstverlening, N Verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening, R Cultuur, sport en recreatie, S Overige dienstverlening.

Waarneemperiode

De gegevens voor deze publicatie zijn verzameld in januari 2025.

Leeswijzer

Deze publicatie is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 behandelt het ondernemersvertrouwen van het Nederlandse bedrijfsleven per bedrijfstak. Hoofdstuk 3 behandelt de personeelsindicator. Hoofdstuk 4 gaat in op de belangrijkste ontwikkelingen die ondernemers hebben ervaren in het afgelopen eerste kwartaal 2025. Hoofdstuk 5 richt zich op de verwachtingen van ondernemers voor het lopende tweede kwartaal 2025. Hoofdstuk 6 richt zich op de belangrijkste belemmeringen die ondernemers ervaren in de bedrijfsvoering. Hoofdstuk 7 licht tenslotte resultaten op het gebied van internationale handel uit.

2. Ondernemersvertrouwen

Het ondernemersvertrouwen is een stemmingsindicator van het Nederlandse bedrijfsleven. Bij het beoordelen van de uitkomsten kan men ervan uitgaan dat hoe optimistischer of pessimistischer de ondernemers gestemd zijn, des te meer de waarde van het ondernemersvertrouwen positief of negatief zal afwijken van de nullijn. De indicator is opgebouwd uit het ongewogen seizoengecorrigeerde gemiddelde van de saldo’s uit twee vragen. Deze twee vragen betreffen de ontwikkeling in de afgelopen drie maanden en de verwachting voor de komende drie maanden van het economisch klimaat. Het ondernemersvertrouwen van het totale Nederlandse bedrijfsleven is een gewogen gemiddelde van de vertrouwensindicatoren van de onderliggende bedrijfstakken.

2.1 Ondernemersvertrouwen totale niet-financiële bedrijfsleven

Het ondernemersvertrouwen is voor het dertiende kwartaal op rij negatief en komt in het eerste kwartaal van 2025 uit op -5,4. Een kwartaal eerder lag het ondernemersvertrouwen op -3,2. Daarmee is het cijfer voor het eerst in ruim een jaar gedaald ten opzichte van een kwartaal eerder. Het ondernemersvertrouwen ligt aan het begin van het eerste kwartaal van 2025 onder het gemiddelde (-3,6) van de reeks vanaf 2012.

2.1.1 Ondernemersvertrouwen
JaarMaandOndernemersvertrouwen (Gemiddelde van de deelvragen)
2021jan-11,1
2021apr0,2
2021jul13,3
2021okt14,0
2022jan-0,5
2022apr-7,3
2022jul-10,5
2022okt-20,8
2023jan-12,2
2023apr-6,5
2023jul-7,0
2023okt-9,2
2024jan-7,1
2024apr-5,8
2024jul-3,4
2024okt-3,2
2025jan-5,4
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW

2.2 Ondernemersvertrouwen per bedrijfstak

Het totaalcijfer voor het ondernemersvertrouwen is licht gedaald en nog steeds negatief. Dat geldt ook voor de meeste bedrijfstakken, alleen in de zakelijke dienstverlening is het ondernemersvertrouwen positief. Bij twee bedrijfstakken is het ondernemersvertrouwen gestegen, bij elf bedrijfstakken is er sprake van een daling. In de industrie is het vertrouwen nagenoeg gelijk gebleven.

2.2.1 Ondernemersvertrouwen per bedrijfstak
 januari 2025 (Gemiddelde van de deelvragen)oktober 2024 (Gemiddelde van de deelvragen)
Totaal (ex. financieel of nutsbedrijven)-5,4-3,2
Zakelijke dienstverlening3,21
Verhuur en handel van onroerend goed-11,6
Informatie en communicatie-1,6-0,9
Groothandel en handelsbemiddeling-3,2-5,8
Bouwnijverheid-5-0,9
Overige dienstverlening-5,2-0,1
Cultuur, sport en recreatie-5,5-4
Industrie-6,2-6,4
Detailhandel (niet in auto’s)-7,8-4,7
Vervoer en opslag-8,31,7
Delfstoffenwinning-8,75
Autohandel en -reparatie-12,5-2,7
Horeca-17,9-11,3
Landbouw, bosbouw en visserij-18,6-9,7
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW

Ondernemers in de landbouw en de horeca meest negatief gestemd

Het ondernemersvertrouwen is met -18,6 het laagst in de landbouw, bosbouw en visserij gevolgd door de horeca met -17,9. In de landbouw, bosbouw en visserij zijn ondernemers over de ontwikkeling en de verwachting van het economisch klimaat nagenoeg even negatief. Ondernemers in de horeca zijn met name negatief over de ontwikkeling van het economisch klimaat in de afgelopen drie maanden.

Ten opzichte van het vorige kwartaal is het ondernemersvertrouwen het meest gedaald bij de delfstoffenwinning (-13,7), de vervoer en opslag (-10,0) en de autohandel en -reparatie (-9,8). Bij de eerste twee bedrijfstakken zorgde dat voor een omslag van een positief naar een negatief cijfer. Datzelfde is ook bij de verhuur en handel van onroerend goed te zien, al was daar de daling een stuk kleiner.

Ondernemersvertrouwen in de groothandel het sterkst verbeterd

In de groothandel en handelsbemiddeling is het ondernemersvertrouwen het sterkst verbeterd (+2,6) ten opzichte van een kwartaal eerder. Dat komt met name omdat ondernemers daar minder negatief zijn over de ontwikkeling van het economisch klimaat. Ondanks de verbetering is het ondernemersvertrouwen hier nog wel negatief. Ook in de zakelijke dienstverlening is het cijfer verbeterd (+2,2) ten opzichte van het vorige kwartaal. Het ondernemersvertrouwen is hier met 3,2 als enige bedrijfstak positief.

2.3 Ondernemersvertrouwen naar regio

Net als het landelijke cijfer is het ondernemersvertrouwen in alle provincies negatief in het eerste kwartaal van 2025. In acht van de twaalf provincies is het cijfer ook gedaald ten opzichte van het vorige kwartaal. In Noord-Holland is het ondernemersvertrouwen van 1,2 naar -6,9 het meest gedaald. Ook in Flevoland sloeg de stemming om van positief naar negatief. In Fryslân, Overijssel en Utrecht is het ondernemersvertrouwen gestegen. In Utrecht is het cijfer met -1,0 het minst negatief van alle provincies. In Noord-Holland en Drenthe is de stemming met -6,9 het negatiefst.

2.3.1 Ondernemersvertrouwen per provincie
ProvincieStatcode
Groningen (PV)-6,8
Fryslân (PV)-5,1
Drenthe (PV)-6,9
Overijssel (PV)-5,3
Flevoland (PV)-4,4
Gelderland (PV)-6,6
Utrecht (PV)-1,0
Noord-Holland (PV)-6,9
Zuid-Holland (PV)-4,9
Zeeland (PV)-4,8
Noord-Brabant (PV)-5,0
Limburg (PV)-6,3
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW

3. Ontwikkelingen vierde kwartaal 2024

Ondernemers worden in de COEN gevraagd naar ontwikkelingen over verschillende onderwerpen in het afgelopen kwartaal. Ze geven dan per onderwerp aan of het is verslechterd, gelijk is gebleven of verbeterd. Als de vraag in iedere bedrijfstak wordt gesteld kan een cijfer voor het totale niet-financiële bedrijfsleven worden gemaakt.

3.1 Ontwikkelingen totale niet-financiële bedrijfsleven

Bij vier van de zes onderwerpen waren er meer ondernemers die een verbetering zagen in het vierde kwartaal van 2024 dan een verslechtering; per saldo is de stemming daarover dus positief. Dat geldt voor de omzet, de orderontvangst, de winstgevendheid en de concurrentiepositie op de Nederlandse markt. Bij de omzet en de orderontvangst zagen per saldo de meeste ondernemers een toename. De personeelssterkte bleef per saldo gelijk en over de orderpositie zijn ondernemers licht negatief.

3.1.1 Ontwikkelingen 4e kwartaal
 januari 2025 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden)januari 2024 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden)
Omzet19,816,2
Orderontvangst*12,8
Winstgevendheid3,1-0,3
Concurrentiepositie Nederlandse markt1,64,0
Personeelssterkte0,33,3
Orderpositie*-1,4
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW
* Deze vragen waren in januari 2024 nog niet beschikbaar
 

3.2 Ontwikkelingen per bedrijfstak

De ontwikkelingen voor het totale niet-financiële bedrijfsleven geven een goed beeld op macro-economisch niveau. De uitkomsten voor de onderliggende bedrijfstakken geven een indicatie voor de ontwikkelingen op bedrijfstakniveau en zorgen daarmee voor gedetailleerdere informatie.

Ondernemers nagenoeg neutraal over personeelssterkte

In het eerste kwartaal van 2025 zijn ondernemers nagenoeg neutraal over de ontwikkeling van personeelssterkte. Per saldo bleef de personeelssterkte dus zo goed als gelijk. In de helft van de bedrijfstakken zagen ondernemers per saldo een toename van de personeelssterkte, in de andere helft een afname. In de meeste bedrijfstakken ligt het saldo daarover wel lager dan een jaar geleden.

Ondernemers in de delfstoffenwinning en de bouwnijverheid zagen met een saldo van respectievelijk bijna 27 procent en bijna 22 procent het vaakst een toename van de personeelssterkte in het afgelopen kwartaal. Bij deze bedrijfstakken is het saldo ook het sterkst gestegen ten opzichte van een jaar geleden. In de cultuur, sport en recreatie, de horeca en de detailhandel is het saldo hierover het meest gedaald ten opzichte van een jaar geleden. Ondernemers in de horeca zagen per saldo de personeelssterkte afnemen in het afgelopen kwartaal. Van alle bedrijfstakken zagen zij met een saldo van iets minder dan -13 procent het vaakst een afname van de personeelssterkte.

3.2.1 Ontwikkeling personeelssterkte
 januari 2025 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden)januari 2024 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden)
Totaal (ex. financieel of nutsbedrijven)0,33,3
Delfstoffenwinning26,711,4
Bouwnijverheid21,81,4
Overige dienstverlening9,90,5
Verhuur en handel van onroerend goed9,214,7
Zakelijke dienstverlening88,8
Vervoer en opslag5,15,8
Autohandel en -reparatie2,13,1
Groothandel en handelsbemiddeling-0,64,8
Cultuur, sport en recreatie-4,36,9
Industrie-5,41,4
Landbouw, bosbouw en visserij-6,2-10,8
Informatie en communicatie-7,80,4
Detailhandel (niet in auto's)-8,22,2
Horeca-13,1-2,6
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW
 

Meeste bedrijfstakken zagen toename van orderontvangst

In het afgelopen kwartaal zag per saldo bijna 13 procent van de ondernemers de orderontvangst toenemen. In de meeste bedrijfstakken was het saldo hierover positief en zagen ondernemers dus een toename van de orderontvangst. Alleen in de horeca, de overige dienstverlening en de vervoer en opslag zagen ondernemers per saldo een afname van de orderontvangst. 

Met een saldo van bijna 28 procent zijn ondernemers in de detailhandel het meest positief gestemd. Ook ondernemers in de bouwnijverheid, de informatie en communicatie, de groothandel en de zakelijke dienstverlening zijn relatief positief. Vergeleken met een jaar eerder is de stemming over de orderontvangst het meest verbeterd in de delfstoffenwinning en de bouwnijverheid. Ondernemers in de horeca zijn met een saldo van ruim -6 procent het meest negatief gestemd.

3.2.2 Ontwikkeling orderontvangst
 januari 2025 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden)januari 2024 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden)
Totaal (ex. financieel of nutsbedrijven)*12,8
Detailhandel (niet in auto's)*27,9
Bouwnijverheid22,98,8
Informatie en communicatie19,213,7
Groothandel en handelsbemiddeling18,79
Zakelijke dienstverlening1613,1
Industrie9,32,8
Autohandel en -reparatie*8,6
Cultuur, sport en recreatie7,36
Delfstoffenwinning2,5-29,4
Landbouw, bosbouw en visserij*1,3
Verhuur en handel van onroerend goed-0,64,6
Vervoer en opslag-2-4,1
Overige dienstverlening-4,48,5
Horeca-6,4-1
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW
* Voor deze bedrijfstakken was de vraag in januari 2024 nog niet beschikbaar
 

Dat ondernemers per saldo een toename zagen van de orderontvangst in de afgelopen drie maanden is nog niet terug te zien in het oordeel over de orderpositie. Er zijn meer ondernemers die de orderpositie als (te) klein beschouwen dan (te) groot; daarmee is de stemming hierover per saldo licht negatief. De bouwnijverheid is het meest positief over de orderpositie, ondernemers in de industrie zijn het meest negatief.

4. Verwachtingen eerste kwartaal 2025

Ondernemers worden in de COEN gevraagd naar verwachtingen over verschillende onderwerpen voor het lopende kwartaal. Ze geven dan per onderwerp aan of het zal verslechteren, gelijk zal blijven of zal verbeteren. Als de vraag in iedere bedrijfstak wordt gesteld kan een cijfer voor het totale niet-financiële bedrijfsleven worden gemaakt.

4.1 Verwachtingen totale niet-financiële bedrijfsleven

Bij vijf van de zes onderwerpen zijn er meer ondernemers die een verbetering verwachten dan een verslechtering; per saldo is de stemming hier dus positief. Alleen over de verwachte omzet voor de komende drie maanden zijn ondernemers per saldo licht negatief gestemd. De verwachtingen over de omzet zijn echter minder negatief dan vorig jaar. Ook voor de vijf andere onderwerpen geldt dat de verwachtingen positiever zijn dan een jaar geleden. Over de verkoopprijzen zijn de verwachtingen met een saldo van ruim 35 procent het meest positief. Aan het begin van het jaar liggen de verwachtingen over verkoopprijzen echter vaak op een hoger niveau.

4.1.1 Verwachtingen 1e kwartaal
 januari 2025 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden)januari 2024 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden)
Verkoopprijzen35,633,1
Personeelssterkte10,18,3
Investeringen3,71,1
Orderontvangst*1,6
Inkooporders1,4-1,5
Omzet-1,5-5,3
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW
* Deze vraag was in januari 2024 nog niet beschikbaar
 

4.2 Verwachtingen per bedrijfstak

De verwachtingen voor het totale niet-financiële bedrijfsleven geven een goed beeld op macro-economisch niveau. De uitkomsten voor de onderliggende bedrijfstakken geven een indicatie voor de verwachtingen op bedrijfstakniveau en zorgen daarmee voor gedetailleerdere informatie.

Toename winstgevendheid verwacht bij de informatie en communicatie

In het eerste kwartaal van 2025 verwacht per saldo bijna 13 procent van de ondernemers in de bedrijfstak informatie en communicatie een verbetering van de winstgevendheid. Dit is wel iet lager dan een jaar geleden. Bij acht van de dertien bedrijfstakken verwachten ondernemers per saldo een verslechtering van de winstgevendheid. Het meest negatief zijn ondernemers in de delfstoffenwinning, gevolgd door ondernemers in de vervoer en opslag en de horeca. Bij de autohandel- en reparatie, de groothandel en de industrie is de negatieve verwachting van vorig jaar omgeslagen naar een positieve verwachting over de winstgevendheid. 

4.2.1 Verwachte winstgevendheid*
 januari 2025 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden)januari 2024 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden)
Informatie en communicatie12,814,2
Zakelijke dienstverlening10,46,5
Groothandel en handelsbemiddeling6,2-3,6
Autohandel en -reparatie4,2-10,7
Industrie1,8-0,9
Verhuur en handel van onroerend goed-1,5-2,4
Cultuur, sport en recreatie-6,3-4,5
Overige dienstverlening-7,9-3
Landbouw, bosbouw en visserij-8,9-4,4
Detailhandel (niet in auto's)-9-19,7
Horeca-15,8-28,5
Vervoer en opslag-16,4-14,5
Delfstoffenwinning-29,4-6,4
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW
* Door het ontbreken van gegevens voor de bouwnijverheid is er geen totaalcijfer beschikbaar

Investeringsverwachtingen voor 2025 positiever

Per saldo bijna 4 procent van de ondernemers verwacht dit jaar een toename van de investeringen. Daarmee zijn de investeringsverwachtingen licht positiever dan een jaar geleden toen het saldo iets meer dan 1 procent was. Met een saldo van bijna 30 procent zijn vastgoedondernemers het meest positief over de investeringen in 2025 ten opzichte van 2024. Ook bij de vervoer en opslag zijn ondernemers positief en is het saldo het sterkst gestegen van alle bedrijfstakken. Bij vier bedrijfstakken zijn de verwachtingen omgeslagen van negatief naar positief, waarbij de bouwnijverheid en de horeca de grootste toename laten zien. Bij de detailhandel en overige dienstverlening zijn de verwachtingen omgeslagen van positief naar negatief. In de laatstgenoemde bedrijfstak zijn ondernemers het meest negatief over hun investeringen in het lopende jaar.

4.2.2 Verwachte investeringen verslagjaar
 januari 2025 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden)januari 2024 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden)
Totaal (ex. financieel of nutsbedrijven)3,71,1
Verhuur en handel van onroerend goed29,629,4
Vervoer en opslag23,60,4
Delfstoffenwinning9,63,8
Cultuur, sport en recreatie6,513,5
Bouwnijverheid3,6-5,8
Industrie3,30,4
Zakelijke dienstverlening2,76,6
Autohandel en -reparatie2,6-5,2
Groothandel en handelsbemiddeling2-1,5
Horeca1,4-7,4
Landbouw, bosbouw en visserij-0,9-15
Detailhandel (niet in auto's)-1,48,9
Informatie en communicatie-6,8-4,2
Overige dienstverlening-12,18,3
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW

5. Belemmeringen

Ieder kwartaal wordt ondernemers gevraagd naar de belangrijkste belemmering die ze op dat moment ondervinden in de bedrijfsvoering. Van de zeven antwoordcategorieën kunnen ze er maximaal twee selecteren. De uitkomsten worden daarvoor niet genormaliseerd en geven dus het percentage ondernemers aan die de belemmering hebben gekozen.

5.1 Belemmeringen totale niet-financiële bedrijfsleven

Sinds het derde kwartaal van 2021 is het tekort aan arbeidskrachten onafgebroken de meest genoemde belemmering door ondernemers. Na de coronacrisis liep dat op tot een piek van iets meer dan 49 procent halverwege 2022. Daarna nam het langzaam af en komt het in het eerste kwartaal van 2025 uit op bijna 36 procent. 

Tegelijkertijd is de belemmering onvoldoende vraag toegenomen tot bijna 19 procent ten opzichte van ruim 10 procent halverwege 2022. In mindere mate is ook de belemmering financiële beperkingen toegenomen. In het tweede kwartaal van 2022 was financiële beperkingen voor ruim 4 procent van de ondernemers de belangrijkste belemmering, inmiddels is dit geleidelijk toegenomen tot iets meer dan 10 procent. Dit is het hoogste percentage sinds het eerste kwartaal van 2016. Ruim 34 procent van de ondernemers geeft aan geen belemmeringen te ervaren. In 2019 gaf nog ongeveer de helft van de ondernemers dit aan.

5.1.1 Belangrijkste belemmering in de bedrijfsvoering
JaarMaandOnvoldoende vraag (% bedrijven)Tekort aan arbeidskrachten (% bedrijven)Financiële beperkingen (% bedrijven)
2021jan2312,25,7
2021apr19,915,35,8
2021jul1528,54,6
2021okt12,337,85,1
2022jan11,9354,5
2022apr10,643,74,5
2022jul11,349,35,2
2022okt14,148,26,9
2023jan1544,48,4
2023apr16,242,97,3
2023jul16,842,37,1
2023okt19,641,78,8
2024jan20,837,58,5
2024apr21,238,48,2
2024jul19,836,98,8
2024okt20,439,98,7
2025jan19,035,810,3
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW
 

5.2 Belemmeringen per bedrijfstak

De belemmeringen voor het totale niet-financiële bedrijfsleven geven een goed beeld op macro-economisch niveau. De uitkomsten voor de onderliggende bedrijfstakken geven een indicatie voor de verwachtingen op bedrijfstakniveau en zorgen daarmee voor gedetailleerdere informatie. 

Tekort aan arbeidskrachten blijft de belangrijkste belemmering

Met bijna 36 procent blijft het tekort aan arbeidskrachten de belangrijkste belemmering voor bedrijven. Ten opzichte van een jaar geleden is het licht gedaald, destijds was het ruim 37 procent. Bij de meeste bedrijfstakken ligt het percentage lager dan een jaar geleden. Bij de delfstoffenwinning, de detailhandel en de vastgoedsector is het tekort aan arbeidskrachten als belangrijkste belemmering het meest gedaald. In de industrie en de landbouw is het percentage het meest gestegen. Bij de autohandel- en reparatie is het tekort aan arbeidskrachten met ruim 53 procent het vaakst genoemd van alle bedrijfstakken. Bij de bouwnijverheid is het percentage met ruim 13 procent het laagst. 

5.2.1 Tekort aan arbeidskrachten als belangrijkste belemmering
Bedrijfstakjanuari 2025 (% bedrijven)januari 2024 (% bedrijven)
Totaal (ex. financieel of nutsbedrijven)35,837,5
Autohandel en -reparatie53,350,8
Zakelijke dienstverlening52,452,4
Vervoer en opslag46,948,1
Overige dienstverlening43,742,7
Horeca39,444,1
Cultuur, sport en recreatie34,537,6
Informatie en communicatie34,441,3
Industrie3426,8
Groothandel en handelsbemiddeling30,131,4
Landbouw, bosbouw en visserij29,223,7
Verhuur en handel van onroerend goed24,935,4
Detailhandel (niet in auto's)24,444,3
Delfstoffenwinning20,340,2
Bouwnijverheid13,46,5
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW
 

Financiële beperkingen vaakst belemmering in vastgoedsector

Het aandeel bedrijven dat financiële beperkingen als belangrijkste belemmering ervaart ligt met ruim 10 procent iets hoger dan een jaar geleden. Dit ligt hiermee op het hoogste niveau sinds januari 2016. Binnen de bedrijfstakken zijn grotere verschillen zichtbaar. Zo is het percentage bij de informatie en communicatie vergeleken met een jaar geleden van bijna 6 procent naar bijna 11 procent gestegen. Ook bij de vervoer en opslag, de groothandel en de industrie is het relatief sterk gestegen. De detailhandel en de overige dienstverlening zijn de enige bedrijfstakken waar ondernemers financiële beperkingen minder vaak als belangrijkste belemmering noemen dan vorig jaar. Met 30 procent wordt deze belemmering verreweg het vaakst genoemd in de vastgoedsector. In de bouwnijverheid zijn er nagenoeg geen ondernemers die dit als belangrijkste belemmering ervaren. 

5.2.2 Financiële beperkingen als belangrijkste belemmering
Bedrijfstakjanuari 2025 (% bedrijven)januari 2024 (% bedrijven)
Totaal (ex. financieel of nutsbedrijven)10,38,5
Verhuur en handel van onroerend goed3029,2
Cultuur, sport en recreatie20,516,9
Vervoer en opslag15,711,6
Horeca13,812,6
Landbouw, bosbouw en visserij12,712,3
Informatie en communicatie10,95,7
Groothandel en handelsbemiddeling10,77,3
Industrie9,86,5
Overige dienstverlening9,511,8
Zakelijke dienstverlening9,17,1
Autohandel en -reparatie8,97,2
Detailhandel (niet in auto's)8,413,7
Delfstoffenwinning43,3
Bouwnijverheid0,20
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW

Bronnen

StatLine – Ondernemersvertrouwen; bedrijfstakken
StatLine – Ondernemersvertrouwen; regio 
StatLine – Conjunctuurenquête Nederland; bedrijfstakken

Relevante links

Staat van het MKB
Ondernemersplein
Conjunctuurenquête Nederland