Auteur: Marleen Geerdinck, Han Nicolaas, Ilona Veer, Marion Sterk - van Beelen, Mathilde Herbschleb, Rianne Bosman, Karen Dijkstra

Statistiek Wet Inburgering (SWI) 2022

Over deze publicatie

Deze rapportage beschrijft personen die in 2022 in Nederland inburgeringsplichtig zijn geworden onder de Wet inburgering 2021 (Statistiek Wet inburgering 2022). Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in inburgeringsplichtige asielmigranten enerzijds en inburgeringsplichtige gezins- en overige migranten anderzijds. De rapportage beschrijft de demografische en onderwijskenmerken van deze groep, de Voorinburgering en huisvesting, regionale spreiding tot eind 2022 en de inburgering in gemeenten. De uitkomsten in deze Voorinburgering rapportage zijn gebaseerd op voorlopige cijfers over 2022. Bij de publicatie van de Statistiek Wet inburgering 2023, die naar verwachting in het vierde kwartaal 2024 gepubliceerd wordt, zullen de cijfers over 2022 definitief zijn. Dit onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).

Samenvatting

Deze rapportage beschrijft personen die in 2022 in Nederland inburgeringsplichtig zijn geworden onder de Wet inburgering 2021. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in inburgeringsplichtige asielmigranten enerzijds en inburgeringsplichtige gezins- en overige migranten anderzijds. De rapportage beschrijft de demografische en onderwijskenmerken van deze groep, de Voorinburgering, huisvesting, regionale spreiding en de inburgering in gemeenten tot eind 2022. 

Populatie

Demografische kenmerken
Het cohort inburgeringsplichtigen 2022 bestaat uit ongeveer 26,5 duizend inburgeringsplichtigen. Ongeveer driekwart is asielmigrant (19 duizend) en ongeveer een kwart gezins- of overige migrant (7,4 duizend). Asielmigranten zijn vaker mannen (60 procent) dan vrouwen, terwijl vrouwen bij gezins- en overige migranten in de meerderheid zijn (68 procent). In beide groepen valt het grootste aantal inburgeraars in de leeftijdscategorie 25 tot 35 jaar. Verder komen ongeveer zeven op de tien asielmigranten uit landen in het Midden-Oosten: Syrië, Turkije, Jemen, Iran en Irak. Voor gezins- en overige migranten geldt dat zij voor een groot deel afkomstig zijn uit Marokko, Turkije, de Filippijnen, China en India.

De plaats in het huishouden is bepaald op het moment van vestiging in de gemeente. Ongeveer 56 procent van de asielmigranten is eind 2022 gevestigd in de gemeente. Hiervan is ongeveer een derde van de asielmigranten een partner in een paar met kinderen en is één op de vier alleenstaand. Ruim de helft van de gezins- en overige migranten is partner in een paar zonder kinderen.

Onderwijs in Nederland
De meeste inburgeraars hebben voor de start van de inburgering geen onderwijs in Nederland gevolgd. Bij 1,7 duizend asielmigranten en 0,7 duizend gezins- en overige migranten geldt dat zij wel onderwijs in Nederland hebben gevolgd. Voor een groot deel betreft dit inburgeraars die al langer in Nederland woonden en in 2022 achttien jaar zijn geworden en daardoor inburgeringsplichtig zijn onder de Wet inburgering 2021. Asielmigranten hebben in 70 procent van de gevallen (1,2 duizend van 1,7 duizend) dat er in Nederland onderwijs is gevolgd voor de start van de inburgering, voortgezet onderwijs gevolgd. Onder gezins- en overige migranten is dit een derde, zij hebben vaker dan asielmigranten hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs gevolgd.

Onderwijs in het buitenland
In de tweede helft van 2022 hebben 1,3 duizend inburgeringsplichtigen, waarvan 1,2 duizend asielmigranten en 0,1 duizend gezins- en overige migranten, hun diploma laten waarderen. In ruim driekwart van de gevallen is minimaal een bachelor-diploma behaald. 

Voorinburgering

Van de 13,3 duizend asielmigranten aan wie Voorinburgering is aangeboden, hebben er 10,7 duizend (80 procent) ingestemd. Dit is een niet verplicht onderdeel van inburgering. Na instemming hebben 7,1 duizend (37 procent) daadwerkelijk deelgenomen aan de taallessen van de Voorinburgering en hebben 1,5 duizend asielmigranten (8 procent) uiteindelijk de taallessen van de Voorinburgering afgerond.

Huisvesting en spreiding

Voor de 19 duizend asielmigranten uit cohort 2022 geldt dat zij na de start van de inburgeringsplicht vaak nog enige of langere tijd in COA verblijven. Eind 2022 verbleven van deze groep 8,3 duizend asielmigranten (44 procent) nog in COA. Voor gezins- en overige migranten geldt dat zij bij de start van de inburgeringsplicht altijd gehuisvest zijn in een gemeente.  

De helft van de asielmigranten uit het cohort 2022 is tot en met eind 2022 minimaal twee keer verhuisd tussen de opvanglocaties waar ze verbleven, voordat ze gehuisvest konden worden in een gemeente. 

Eén op de zes asielmigranten wordt gekoppeld aan de gemeente waar zij op dat moment in een opvanglocatie van COA verblijven. Voor asielmigranten voor wie de gemeente van opvang en de gemeente waar zij uiteindelijk worden gehuisvest verschillend zijn, varieert de afstand tussen beide gemeenten sterk. Ongeveer een derde van de asielmigranten verbleef in een opvanglocatie dat binnen 65 kilometer van de gekoppelde gemeente ligt en ook bij ongeveer een derde was deze afstand meer dan 65 kilometer.  

Asielmigranten wonen over het algemeen meer verspreid over Nederland dan gezins- en overige migranten. Het zijn vaker de wat kleinere gemeenten die in verhouding (rekening houdend met het inwonertal) veel asielmigranten huisvesten. Gezins- en overige migranten wonen vooral in de grote steden in het westen van het land.

Inburgering in gemeenten

Na de start van de inburgeringsplicht en vestiging in de gemeente vindt de brede intake plaats, waarbij de startpositie en ontwikkelmogelijkheden van de inburgeraar in kaart worden gebracht. Eind 2022 is in totaal bij 6,7 duizend van de 19 duizend asielmigranten een brede intake gestart (35 procent). Voor gezins- en overige migranten is de brede intake gestart bij 4,1 duizend van de 7,4 duizend personen (55 procent). 

Op basis van de brede intake, in combinatie met resultaten van een leerbaarheidstoets, kan een leerroute worden vastgesteld. Dit alles wordt vastgelegd in een persoonlijk plan inburgering en participatie (PIP), in de vorm van een officiële beschikking. 

De B1-route is de leerroute die het meest geselecteerd is en dit is nog sterker zichtbaar bij gezins- en overige migranten dan bij asielmigranten. In bijna alle gevallen dat de Z-route is geadviseerd, is uit de leerbaarheidstoets gebleken dat taalniveau B1 niet haalbaar is. Het resultaat van de leerbaarheidstoets hangt dan ook vaak samen met de gekozen leerroute, maar lijkt niet altijd leidend te zijn geweest voor de leerroute zoals vastgesteld in het PIP. 

Bij asielmigranten is de periode tussen vaststelling inburgeringsplicht en de brede intake in bijna de helft van de gevallen meer dan 3 maanden. Dit komt onder andere doordat de meeste asielmigranten na start van de inburgeringsplicht nog enige tijd in een opvanglocatie van COA verblijven en door gemeenten dan meestal nog niet gestart wordt met de brede intake. Bij gezins- en overige migranten is deze periode bij een kwart van de personen langer dan 3 maanden.  

Na de start van de brede intake duurde het bij ongeveer driekwart van de inburgeraars in 2022 maximaal 10 weken totdat het PIP vastgelegd werd als officieel besluit van de gemeente. Bij ruim een kwart van de asielmigranten en de helft van de gezins- en overige migranten was er eind 2022 een PIP vastgelegd. Voor de totale groep van 26,5 duizend migranten gaat het om 34 procent waarvoor eind 2022 een PIP is vastgelegd.

In de eerste maand na de start van de inburgeringsplicht is bij relatief minder asielmigranten (15 procent van 17,5 duizend asielmigranten) dan gezins- en overige migranten (39 procent van 6,8 duizend gezins- en overige migranten) het inburgeringsproces bij de gemeente gestart door middel van een brede intake. Ook bij inburgeraars die 9 maanden inburgeringsplichtig waren in 2022 is in de 9e maand het aandeel gezins- en overige migranten dat een brede intake en PIP heeft, hoger dan bij asielmigranten.

In deze rapportage wordt nog geen aandacht besteed aan de inburgeringstrajecten na het vastleggen van de leerroutes, zoals wisseling van routes, afschalingen, deelname aan PVT en MAP, behaalde examens en het voldoen aan de inburgeringsplicht. Ook wordt er in deze rapportage nog geen aandacht besteed aan hoe het inburgeringsplichtigen vergaat op het vlak van arbeidsmarkt en sociale zekerheid. In toekomstige rapportages van de Statistiek Wet inburgering (SWI) wordt hier wel aandacht aan besteed.

Summary

This report concerns persons who were required to participate in civic integration programmes in the Netherlands in 2022 under the Civic Integration Act 2021. It differentiates between asylum migrants who were required to participate in civic integration programmes on the one hand, and family and other migrants who were required to participate in civic integration programmes on the other hand. The report describes the demographic and educational characteristics of this group, the Pre-integration process, housing, regional distribution (up to the end of 2022) and the civic integration overseen by the municipalities. 

Population

Demographic characteristics
The 2022 cohort of persons required to participate in civic integration programmes numbers around 26.5 thousand. Approximately three quarters of these are asylum migrants (19 thousand) while around a quarter are family or other migrants (7.4 thousand). Asylum migrants are more likely to be men (60 percent) than women, while women make up the majority among family and other migrants (68 per cent). In both groups, the largest number of people required to participate in civic integration programmes are in the age group of 25-34 years. Around seven in ten asylum migrants originate from Middle Eastern countries: Syria, Turkey, Yemen, Iran and Iraq. With respect to family and other migrants, many originate from Morocco, Turkey, the Philippines, China and India.

The position within the household was determined when the migrant first moved to the relevant municipality. Among asylum migrants, around 56 percent moved to their municipality at the end of 2022. Of these, around one third of asylum migrants were part of a couple with children, and one in four were single. Over half of family and other migrants were part of a couple without children.

Education in the Netherlands
Most of those subject to the civic integration requirement had not attended any education in the Netherlands before beginning the civic integration process. However,  asylum migrants and 0.7 thousand family migrants and other migrants had attended some education in the Netherlands. Many of these have lived in the Netherlands for some time and turned 18 in 2022 and are therefore subject to the civic integration requirement under the Civic Integration Act 2021. Among asylum migrants who had attended education in the Netherlands before beginning civic integration, 70 percent (1.2 thousand out of 1.7 thousand) had attended secondary education. Among family and other migrants, that share is only one third and this group is also more likely to have attended higher vocational education or university education than asylum migrants.

Education abroad
In the second half of 2022, 1.3 thousand persons who are subject to the civic integration requirement – of whom 1.2 thousand were asylum migrants and 0.1 were family and other migrants – had their diploma assessed. In more than three quarters of cases, the diploma was a Bachelor's degree or higher.

Pre-integration

Of the 13.3 thousand asylum migrants to whom Pre-integration was offered, 10.7 thousand (80 percent) agreed to take part. Pre-integration is a non-mandatory component of civic integration. A total of 7.1 thousand (37 percent) had actually gone on to participate in the language tuition in the Pre-integration component and a total of 1.5 thousand asylum migrants (8 percent) ultimately completed the language tuition.

Housing and distribution

Of the 19 thousand asylum migrants of the 2022 cohort, many were in COA accommodation for a time or for an extended period following the beginning of the civic integration requirement. At the end of 2022, 8.3 thousand asylum migrants in this group (44 percent) were still in COA accommodation. In the case of family and other migrants, they are always housed by a municipality at the beginning of the civic integration requirement.
  
At the end of 2022, half of asylum migrants from the 2022 cohort had moved between reception locations at least twice before they could be housed by a municipality.

One in six asylum migrants are placed with the same municipality in which they are being accommodated in a COA reception location. For asylum migrants who are placed in a different municipality to the one in which they are being accommodated, the distance between the two municipalities varies greatly. Around one third of asylum migrants were accommodated at a reception centre within 65 kilometres of the municipality in which they were placed, and for another third that distance was greater than 65 kilometres.

Asylum migrants generally live more spread across the Netherlands than family and other migrants. The smaller municipalities are more likely to accommodate a disproportionately high number of asylum migrants (when population is taken into account). Family and other migrants live mainly in the large cities in the west of the country.

Civic integration by municipalities

After the start of the civic integration requirement and when housing has been provided by the municipality, a general intake procedure is carried out to assess the start position and development opportunities of each person subject to the requirement. At the end of 2022, a total of 6.7 thousand of the 19 thousand asylum migrants had started the general intake (35 percent). For family and other migrants, 4.1 thousand out of 7.4 thousand (55 per cent) had started the general intake.

Based on the conclusions of the general intake combined with the results of a learning aptitude test, a learning pathway is determined. The details of this are recorded in the form of an official decision in a ‘personal integration and participation plan’ (PIP).

The B1 route is the learning pathway selected the most often, and this tendency is even clearer among family and other migrants than among asylum migrants. In nearly all cases where the ‘Z route’ is recommended, the learning aptitude test shows that language level B1 is not attainable. The result of the learning aptitude test is therefore often consistent with the learning pathway selected, but does not always seem to have determined the learning pathway recorded in the PIP.

For asylum migrants, the period between the start of the civic integration requirement and the general intake is more than three months in nearly half of cases. One of the reasons for this is that most asylum migrants are accommodated at a COA reception location for some time after the start of the civic integration requirement and municipalities do not usually start the general intake at that point. For family and other migrants, this period is longer than three months in a quarter of cases.

In 2022, in the case of around three-quarters of asylum seekers it took a maximum of ten weeks after the start of the general intake until the PIP was recorded by the municipality as an official decision. Over a quarter of asylum migrants had a PIP by the end of 2022, while for family and other migrants the share was half. For the entire group of 26.5 thousand migrants, 34 percent had a PIP by the end of 2022.

The municipality begins the civic integration process with a general intake within one month of the start of the civic integration requirement in the case of fewer asylum migrants (15 percent of 17.5 thousand asylum migrants) than family and other migrants (39 percent of 6.8 thousand family and other migrants), in relative terms. In 2022, among those who had been subject to the civic integration requirement for nine months, the share of family and other migrants who had completed the general intake and had a PIP in the ninth month was also higher than the share of asylum migrants in the same situation.

This report has not considered the civic integration process subsequent to the decision regarding the learning pathway, such as switching between pathways, dropping out, participation in PVT and MAP, exams passed and the fulfilment of the civic integration requirement. Nor has this report focused on how those subject to the civic integration requirement have fared in terms of the labour market and social security. Future reports on the Statistics on Integration Act (SWI) will include these points.

1. Over het onderzoek

1.1 Introductie

Op 1 januari 2022 is een nieuw inburgeringsstelsel in werking getreden. De Wet inburgering 2021 heeft als doel alle nieuwkomers met een inburgeringsplicht zo snel mogelijk Nederlands te leren spreken, schrijven, lezen en luisteren op het voor hen hoogst haalbare niveau, zodat zij volwaardig mee kunnen draaien in de Nederlandse samenleving, liefst via betaald werk. 

Binnen dit nieuwe inburgeringsstelsel is een belangrijke rol weggelegd voor monitoring en evaluatie. Hiertoe heeft het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) samen met de ketenpartners het Plan van aanpak monitoring en evaluatie Wet inburgering 2021 (M&E-plan)1) ontwikkeld, dat in september 2022 door SZW aan de Tweede Kamer is aangeboden. In dit plan is uitgewerkt hoe de werking en het doelbereik van de Wet inburgering 2021 op landelijk stelselniveau gemonitord en geëvalueerd gaat worden in de periode van de inwerkingtreding van de wet in 2022 tot en met de wetsevaluatie in 2027.

Het doelbereik van de wet wordt in kaart gebracht met onder meer kwantitatieve gegevens. SZW heeft aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gevraagd om deze gegevens samen te stellen. Hiertoe leveren de ketenpartners van de Wet inburgering 2021, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), de gemeenten en Nuffic/Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB), gegevens aan over inburgeringsplichtigen onder de Wet inburgering 2021 aan het CBS. Het CBS verrijkt dit met gegevens over onder meer arbeidsparticipatie, sociale zekerheid en onderwijsdeelname. Het CBS verwerkt de uitkomsten van het kwantitatieve onderzoek in een jaarlijkse monitor: de Statistiek Wet inburgering (SWI). De jaarlijkse monitor bestaat uit een dashboard en voorliggende rapportage. Daarnaast stelt het CBS een onderzoeksbestand samen dat beschikbaar komt in de Remote Access-omgeving van het CBS, zodat andere onderzoeksinstellingen ook onderzoek kunnen doen op de data. 

Het CBS zal dit onderzoek tenminste tot en met verslagjaar 2024 jaarlijks uitvoeren. Hiermee komt steeds meer informatie beschikbaar over de inburgeringsplichtigen onder de Wet inburgering 2021 en over hun inburgering en participatie in Nederland, over een langere periode.

1.2 Verschillen in populatie SWI en het cohortonderzoek ‘Asiel en integratie’

In dit rapport worden onder asielmigranten statushouders met de verblijfstitel asiel verstaan, waarvan DUO in 2022 de inburgeringsplicht heeft vastgesteld.

Sinds 2017 publiceert het CBS het cohortonderzoek ‘Asiel en integratie’2).Hierin zijn alle asielzoekers die vanaf 2014 bij COA zijn ingestroomd en de statushouders die vanaf 2014 een verblijfsvergunning asiel hebben ontvangen, opgenomen, inclusief hun nareizigers en gezinsherenigers. Deze jaarlijkse rapportage geeft inzicht in de instroom van asielzoekers bij het COA en in de samenstelling van statushouders en gezinsherenigers. Er worden cijfers gepresenteerd over het verblijf in een opvanglocatie van COA, de wachttijd tot het verkrijgen van een verblijfsvergunning, huisvesting, inburgering, huishoudenssamenstelling, gezinshereniging, onderwijs, naturalisatie, werk en inkomen, zorggebruik en criminaliteit. 

De opzet van het cohortonderzoek ‘Asiel en integratie’ en de jaarrapportage over de SWI lijken sterk op elkaar. Het zijn beide onderzoeken waarin cohorten jaar op jaar worden gevolgd. Daarnaast is er ook een overlap in de populaties van beide onderzoeken. Het onderscheid kan als volgt gemaakt worden:

  • Het cohortonderzoek ‘Asiel en integratie’ volgt asielzoekers en statushouders die ofwel in een opvanglocatie van COA verblijven, ofwel een vergunning asiel hebben ontvangen (inclusief de gezinsherenigers die bij een asielstatushouder verblijven). Ook alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) en vluchtelingen uit Oekraïne behoren tot de populatie van dit onderzoek. Al deze personen kunnen inburgeringsplichtig zijn, maar dat hoeft niet. Personen jonger dan 18 jaar of ouder dan de AOW-leeftijd zijn bijvoorbeeld niet inburgeringsplichtig, net als personen uit Oekraïne. 
  • De jaarlijkse monitor van de SWI gaat over alle inburgeringsplichtige personen die  inburgeringsplichtig zijn geworden onder de Wet inburgering 2021 in Nederland. Deze personen zijn altijd 18 jaar of ouder en jonger dan de AOW-leeftijd. Een groot deel van deze groep is statushouder asiel of gezinshereniger bij een asielmigrant; deze groep wordt ook in het cohortonderzoek ‘Asiel en integratie’ gevolgd. Er zijn echter ook inburgeringsplichtigen die om een andere reden dan asiel naar Nederland zijn gekomen, zoals gezinsmigranten uit veilige landen. Deze personen zijn wel inburgeringsplichtig en worden daarom gevolgd in de jaarrapportage SWI, maar niet in het cohortonderzoek ‘Asiel en integratie’;
  • Een cohort heeft in het cohortonderzoek ‘Asiel en integratie’ een andere definitie bij de gegevens over inburgering dan in de SWI. In het cohortonderzoek is het peilmoment voor het vaststellen tot welk cohort iemand behoort, het verkrijgen van de verblijfsvergunning asiel, terwijl dit bij de SWI de datum vaststelling inburgeringsplicht door DUO is;
  • Waar in de SWI over asielmigranten wordt gesproken, gaat het in het cohortonderzoek ‘Asiel en integratie’ over statushouders met vergunning asiel. Daarnaast geldt bij de SWI dat als een asielmigrant de referent is van een nareiziger, ongeacht of gezinshereniging binnen 3 maanden is aangevraagd, de nareiziger ook asielmigrant is. Deze groep heeft binnen de Wet inburgering 2021 dezelfde rechten en plichten als asielmigranten. Bij het cohortonderzoek ‘Asiel en integratie’ worden nareizigers voor wie gezinshereniging na 3 maanden is aangevraagd als een aparte groep gevolgd. 
1434 

1.3 Stappen die inburgeraar doorloopt in Nederland

Het inburgeringsproces van asielmigranten verschilt van dat van gezins- en overige migranten. Hieronder volgt een vereenvoudigde weergave van de inburgeringsstappen van asielmigranten.

1443

De eerste stap is de vaststelling van de inburgeringsplicht door DUO. Stap 2 houdt in dat COA de inburgeringsplichtige koppelt aan de gemeente die de begeleiding op zich neemt. Op het moment dat de asielmigrant zich vestigt in de gemeente (stap 3) en recht heeft op een bijstandsuitkering, wordt hij/zij minimaal 6 maanden financieel ontzorgd. Dit ontzorgen houdt in dat de gemeente gedurende die periode de huur, de rekeningen voor gas, water en stroom en de rekening voor de zorgverzekering vanuit de bijstand betaalt. De ontzorging is verplicht (zowel voor gemeente als voor de inburgeraar) gedurende een periode van zes maanden. Daarna kan de gemeente de ontzorging nog verlengen indien dat wenselijk wordt geacht3).Naast de verplichte financiële ontzorging hebben gemeenten ook de taak om de inburgeraar gedurende die zes maanden toe te leiden naar financiële zelfredzaamheid. Hoe gemeenten dit doen staat hen vrij.

Daarnaast ontvangen zij maatschappelijke begeleiding vanuit de gemeente. De maatschappelijke begeleiding van asielstatushouders is gericht op het regelen van praktische zaken en het vergroten van de kennis van de Nederlandse samenleving. Het doel is het versterken van de zelfredzaamheid en de participatie van asielstatushouders. Maatschappelijke begeleiding bestaat in ieder geval uit praktische hulp bij en voorlichting over, het regelen van basisvoorzieningen in de Nederlandse samenleving.

Vanaf het moment dat de asielmigrant door COA is gekoppeld aan een gemeente, kan de gemeente de asielmigrant uitnodigen voor de brede intake. Met de brede intake wordt een beeld gevormd van de startpositie en de ontwikkelmogelijkheden van de inburgeringsplichtige op het gebied van inburgering en participatie om, zoveel mogelijk in samenspraak met de inburgeringsplichtige, invulling te geven aan het inburgeringstraject. Gemeenten bepalen zelf hoe zij de brede intake invullen. De intake kan onder meer bestaan uit één of meer gesprekken, groepsvoorlichting, een assessment en/of taallessen. Een vast onderdeel van de brede intake is een leerbaarheidstoets. Met de input uit de brede intake en de leerbaarheidstoets stelt de gemeente een plan inburgering en participatie (PIP) op. In dit plan is onder meer opgenomen welke leerroute de asielmigrant volgt. Er worden 3 leerroutes onderscheiden, welke in hoofdstuk 5 verder worden toegelicht:

  • De B1-route;
  • De onderwijsroute (O-route);
  • De zelfredzaamheidsroute (Z-route). 

Na vaststelling van de initiële PIP start de inburgeringstermijn (stap 4). De gemeente doet een cursusaanbod aan de asielmigrant, waarna deze kan starten met de inburgering. De inburgering eindigt met het voldoen aan een aantal verplichtingen, bijvoorbeeld taalexamens die behaald moeten worden. Het verschilt per leerroute aan welke verplichtingen voldaan moet worden. 

Als de asielmigrant aan de inburgeringsplicht heeft voldaan, ontvangt hij/zij een inburgeringsdiploma of inburgeringscertificaat (stap 5). 

Gezins- en overige migranten doorlopen grotendeels dezelfde stappen in het inburgeringsproces. Er zijn een aantal verschillen:

  • Gezins- en overige migranten worden niet door COA aan een gemeente gekoppeld die de begeleiding op zich neemt. De gemeente waar zij zich vestigen (bij de referent) is de gemeente die de inburgeringsplichtige begeleidt;
  • Gezins- en overige migranten krijgen geen inburgeringsaanbod van de gemeente. Zij zijn zelf verantwoordelijk om de benodigde taalcursussen te regelen en bekostigen. De gemeente verzorgt wel het Participatieverklaringstraject (PVT) en de Module arbeidsmarkt en participatie (MAP) voor gezins- en overige migranten;
  • Gezins- en overige migranten worden niet financieel ontzorgd door gemeenten en ontvangen geen maatschappelijke begeleiding;
  • Gezins- en overige migranten worden begeleid door gemeenten bij hun inburgering, maar betalen hun inburgering zelf. Om de inburgering te bekostigen, kunnen zij een lening afsluiten bij DUO. De lening betalen zij na afronding van de inburgering terug;
  • Om de voortgang van het inburgeringsproces te monitoren, worden voortgangsgesprekken gehouden met gezins- en overige migranten.

1.4 Opbouw rapportage

In hoofdstuk 2 van deze rapportage wordt de omvang en samenstelling van de populatie inburgeringsplichtigen, die in 2022 inburgeringsplichtig werden onder de Wet Inburgering 2021, beschreven aan de hand van demografische en onderwijskenmerken.  Hierbij wordt steeds een onderscheid gemaakt tussen enerzijds asielmigranten en anderzijds gezins- en overige migranten. Hoofdstuk 3 gaat over de mate waarin asielmigranten Voorinburgering volgen tijdens hun verblijf in een COA-opvanglocatie. In hoofdstuk 3 wordt ook gekeken naar de duur van het verblijf in een COA-opvanglocatie, het aantal verhuizingen tussen COA-opvanglocaties, de afstand tussen de COA-opvanglocatie en de gemeente waar de inburgeringsplichtige aan gekoppeld is en de start van de inburgering in de COA-opvang. In hoofdstuk 4 wordt ingezoomd op de huisvesting van asielmigranten en de regionale spreiding van inburgeringsplichten. In hoofdstuk 5 wordt de inburgering van asiel- en gezins- en overige migranten in de vestigingsgemeente besproken.  

Waar in dit rapport gesproken wordt over asielmigranten worden inburgeringsplichtige asielmigranten bedoeld. Dit zijn statushouders met de verblijfstitel asiel en waarvan DUO in 2022 de inburgeringsplicht heeft vastgesteld.

In deze rapportage wordt nog geen aandacht besteed aan de inburgeringstrajecten na het vastleggen van de leerroutes, zoals wisseling van routes, afschalingen, deelname aan PVT en MAP, behaalde examens en het voldoen aan de inburgeringsplicht. De gegevens hiervoor zijn nog niet (voldoende) beschikbaar. Zodra de gegevens over deze onderwerpen beschikbaar zijn, zullen ze worden toegevoegd in publicaties over de SWI.

Ook wordt er in deze rapportage nog geen aandacht besteed aan hoe het inburgeringsplichtigen vergaat op het vlak van arbeidsmarkt en sociale zekerheid. In de rapportage over de SWI 2023 wordt hier wel aandacht aan besteed. In het dashboard zijn al wel enkele kentallen opgenomen, maar nog zonder verdere duiding.  

De uitkomsten in deze rapportage zijn gebaseerd op voorlopige cijfers over 2022. Bij de publicatie van de SWI 2023 zullen de cijfers over 2022 definitief zijn. De reden hiervoor is dat in deze jaarrapportage personen die in 2022 inburgeringsplichtig zijn geworden, worden gevolgd tot eind 2022. In de publicatie van 2023 worden deze personen gevolgd tot eind 2023, waardoor uitkomsten in deze rapportage over het cohort 2022 kunnen wijzigen.

1.5 Dashboard

Naast deze rapportage is er een interactief dashboard, met daarin nog meer cijfers over inburgeringsplichtigen onder de Wet inburgering 2021. In dit dashboard kunt u zelf kiezen over welke onderwerpen u cijfers (visueel) gepresenteerd wilt zien.

1.6 Methode en begrippen

Meer details over de methode, begrippen en afkortingen zijn te vinden in het ‘Dashboard statistiek Wet inburgering’ onder het kopje ‘Toelichting’.

1.7 Dossier Asiel, migratie en integratie

Meer informatie over asiel, migratie en integratie kunt u vinden in het dossier Asiel, migratie en integratie4). In dit dossier worden recente cijfers en verdiepende artikelen over migratie, asielzoekers en de integratie van mensen naar herkomst weergegeven.

1) Plan van aanpak monitoring en evaluatie Wet inburgering 2021 | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl
2) De meest recente publicatie: Asiel en integratie 2023 – Cohortonderzoek asielzoekers en statushouders | CBS
3) In de periode sinds de invoering van de wet is duidelijk geworden dat de verplichte financiële ontzorging complex is om uit te voeren voor gemeenten en soms ook averechts werkt voor inburgeraars. Dit bleek onder andere uit de uitvoeringspraktijk en het rapport ‘Een status met weinig armslag’ van de Nationale Ombudsman. Op basis daarvan heeft de minister in april 2023 in een brief aan de Kamer de koers voor het ontzorgen bijgesteld: de minister nam zich voor om dit wetsonderdeel te gaan herzien en, vooruitlopend op een wetswijziging, “tijdelijk een ruimere uitleg te geven aan het wetsartikel over financieel ontzorgen”. Het doel van het ontzorgen blijft overeind, en de gemeente blijft verplicht om te ontzorgen, maar de gemeente mag afwijken van de standaard vorm van ontzorgen.
4) Dossier Asiel, migratie en integratie

2. Samenstelling populatie inburgeringsplichtigen

2.1 Doelgroep

In 2022 zijn 26.460 personen inburgeringsplichtig geworden onder de Wet inburgering 2021. In deze jaarrapportage worden de volgende groepen inburgeringsplichtigen onderscheiden:   

  • Asielmigranten (19 duizend personen). Naast reguliere asielmigranten (17,7 duizend) behoren ook gezinsherenigers5) en gezinsvormers6) met asielstatushouders (1,4 duizend) tot deze groep inburgeringsplichtigen; 
  • Gezinsmigranten: gezinsvormers en gezinsherenigers (6,9 duizend);
  • Overige migranten (0,5 duizend). Tot deze subgroep behoren geestelijk bedienaren en overige typen migranten, waarbij de overige typen in de figuur zijn samengevoegd in de categorie “overig”. 

Figuur 2.1.1 geeft een overzicht van de verschillende groepen inburgeringsplichtigen in 2022:

Figuur 2.1.1 Doelgroep
doelgroepAsielmigrantenGezins- en overige migranten
Asielmigrant17670
Gezinshereniger met asielstatushouder1060
Gezinsvormer met asielstatushouder300
Gezinsvormer5650
Gezinshereniger1275
Geestelijk bedienaar85
Overig420

In het vervolg van deze jaarrapportage worden steeds twee groepen onderscheiden: asielmigranten enerzijds en gezins- en overige migranten anderzijds. 

Geslacht en leeftijd

Van de inburgeringsplichtige asielmigranten is ongeveer 60 procent man. Zowel onder mannen als vrouwen vormen 25 tot 35-jarigen de grootste leeftijdsgroep: een derde van alle inburgeringsplichtige asielmigranten valt in deze leeftijdscategorie. Het aantal oudere inburgeringsplichtige asielmigranten is gering, bijna 750 asielmigranten zijn 55 jaar of ouder (figuur 2.1.2). 

Figuur 2.1.2 Asielmigranten naar leeftijd en geslacht bij
start inburgeringsplicht
GeslachtMannenVrouwen
55 jaar en ouder-460280
45 tot 55 jaar-1380910
35 tot 45 jaar-23651850
25 tot 35 jaar-35802360
18 tot 25 jaar-35302310

De geslachtsverdeling onder gezinsmigranten en overige migranten die inburgeringsplichtig zijn, is geheel anders dan die van asielmigranten. Onder gezinsmigranten en overige migranten bestaat een grote meerderheid (twee derde) juist uit vrouwen. Daarnaast vormt de leeftijdscategorie 25 tot 35 jaar verreweg de grootste leeftijdscategorie onder de gezinsmigranten en overige migranten (figuur 2.1.3). 

Figuur 2.1.3 Gezins- en overige migranten naar leeftijd en geslacht
bij start inburgeringsplicht
GeslachtMannenVrouwen
55 jaar en ouder-100185
45 tot 55 jaar-230490
35 tot 45 jaar-5851155
25 tot 35 jaar-10052270
18 tot 25 jaar-450955

Nationaliteit

In figuur 2.1.4 is de top-10 van meest voorkomende nationaliteiten onderscheiden. Dit zijn de nationaliteiten met de meeste inburgeringsplichtige asielmigranten onder de Wet inburgering 2021 in 2022. Inburgeringsplichtige asielmigranten met andere nationaliteiten zijn in figuur 2.1.4 opgenomen in de groep ‘Overig’.

De meest voorkomende nationaliteit bij inburgeringsplichtige asielmigranten is Syrisch. Syriërs vormen in 2022 bijna de helft (9,2 duizend) van de inburgeringsplichtige asielmigranten. Met bijna 2 duizend inburgeringsplichtige asielmigranten vormen Turken qua aantal de tweede groep, gevolgd door Afghanen (1,4 duizend) en Jemenieten (1,1 duizend).

Figuur 2.1.4 Asielmigranten top-10 meest voorkomende nationaliteiten
nationaliteitSyrischTurksAfghaansJemenitischEritreesIraansIraaksStaatloosSomalischPakistaansOverigOnbekend
2022915519501385114511157205004003202951415640

In figuur 2.1.5 is de nationaliteit van gezins- en overige migranten uitgesplitst naar het werelddeel dat bij de nationaliteit hoort. De reden hiervoor is dat de nationaliteit van gezins- en overige migranten zeer divers is, waardoor een top-10 minder inzichtelijk is.

Overige Aziatische nationaliteiten komen het vaakst voor bij gezins- en overige migranten. Binnen deze groep zijn Filippijnen, Chinezen en migranten uit India getalsmatig het sterkst vertegenwoordigd. Dit zijn bijvoorbeeld personen die naar Nederland komen om met iemand te trouwen of samen te wonen. Daarnaast bestaat deze groep ook uit jongeren die 18 zijn geworden in 2022 en vanaf dat moment inburgeringsplichtig zijn. Verder bevat de groep overige Aziatische nationaliteiten veel personen met de Syrische en Afghaanse nationaliteit die eveneens ruim vertegenwoordigd zijn onder de groep inburgeringsplichtige asielmigranten. 

Figuur 2.1.5 Gezins- en overige migranten naar werelddeel
nationaliteitMarokkaanse nationaliteitTurkse nationaliteitEuropese (exclusief Nederlandse) nationaliteitSurinaamse nationaliteitIndonesische nationaliteitOverig Aziatische nationaliteitOverig Amerikaanse of Oceanische nationaliteitOverig Afrikaanse nationaliteitOnbekend
202277576568039023022551200970165

Plaats in het huishouden

Van alle inburgeringsplichtigen is de plaats in het huishouden bepaald na vestiging in de gemeente. Voor asielmigranten die in een opvanglocatie van COA verblijven op het moment van vaststelling inburgeringsplicht, is vestiging in de gemeente de inschrijving bij een gemeente op het moment waarop de opvangovereenkomst met COA eindigt. Voor asielmigranten die geen opvangovereenkomst met COA hebben op het moment van de vaststelling van de inburgeringsplicht en voor gezins- en overige migranten is dit de inschrijving bij een gemeente bij vaststelling van de inburgeringsplicht. 

In figuur 2.1.6 is de plaats in het huishouden van asielmigranten en gezins- en overige migranten opgenomen. Onder ‘overig lid in een huishouden’ vallen bijvoorbeeld grootouders, ooms en tantes of broers en zussen. Ruim de helft (10,7 duizend) van de asielmigranten is eind 2022 gevestigd in de gemeente. Hiervan is ongeveer een derde (3,5 duizend) een partner in een paar met kinderen, is ruim één op de vier alleenstaand (2,9 duizend) en is één op de vijf (2,3 duizend) een kind in een gezin met ouders. Ongeveer 44 procent (8,3 duizend) van de asielmigranten had eind 2022 nog een opvangovereenkomst met COA en is niet in deze figuur opgenomen.

Voor gezins- en overige migranten geldt dat zij bij de start van de inburgeringsplicht altijd gehuisvest zijn in een gemeente. Onder gezins- en overige migranten ziet de verdeling naar plaats in het huishouden er anders uit dan bij de asielmigranten. In deze groep vormen partners in een paar zónder kinderen de grootste groep (4 duizend), dit is ruim de helft van alle gezins- en overige migranten. Nog eens 18 procent is een partner in een paar met kinderen (1,4 duizend). De subgroepen ‘overig lid huishouden’ en ‘ouder in eenouderhuishouden’ betreffen – evenals onder asielmigranten –, kleine subgroepen onder de gezins- en overige migranten.

Figuur 2.1.6 Inburgeraars - Plaats in het huishouden na vestiging
in de gemeente
Plaats in het huishoudenAsielmigrantenGezins- en overige migranten
Alleenstaand28951270
Kind in gezin met ouder(s)2275385
Partner in paar met kinderen34801350
Partner in paar zonder kinderen9854035
Ouder in eenouderhuishouden465140
Overig lid huishouden630225

2.2 Onderwijs in Nederland

Een klein deel van de inburgeringsplichtigen heeft voordat de inburgeringsplicht werd vastgesteld al onderwijs gevolgd in Nederland (9 procent). Dit geldt voor zowel asielmigranten als gezins- en overige migranten. In figuur 2.2.1 is de hoogst gevolgde opleiding in Nederland opgenomen voor zowel asielmigranten als gezins- en overige migranten naar verschillende leeftijdscategorieën. Onder de figuur zijn de aantallen inburgeringsplichtigen opgenomen waarop de figuur betrekking heeft. Vooral jongeren in de leeftijd van 18 tot 25 jaar zijn met onderwijs gestart toen ze minderjarig waren en daardoor nog niet inburgeringsplichtig. Hierbij gaat het hoofdzakelijk om voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. 

Het hoogst gevolgde onderwijs is onder gezins- en overige migranten over het algemeen hoger dan onder asielmigranten. Zij hebben vaker hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs gevolgd. 

Voor zowel asielmigranten als gezins- en overige migranten geldt dat veruit de meeste inburgeringsplichtigen van 25 jaar of ouder hun inburgeringstraject zijn begonnen zonder enige vorm van opleiding in Nederland te hebben gevolgd. 

Figuur 2.2.1 Hoogst gevolgde opleidingsniveau in Nederland
voor start inburgeringsplicht
OpleidingsniveauLeeftijdPrimair onderwijs (%)Voortgezet onderwijs (%)Middelbaar beroepsonderwijs (%)Hoger beroepsonderwijs (%)Wetenschappelijk onderwijs (%)
Asielmigranten18 tot 25 jaar10115043555
Asielmigranten25 jaar en ouder010101525
Gezins- en overige migranten18 tot 25 jaar5225953035
Gezins- en overige migranten25 jaar en ouder0015100200
Asielmigranten 18 tot 25 jaar: 1600 personen
Asielmigranten 25 jaar en ouder: 60 personen
Gezins- en overige migranten 18 tot 25 jaar: 385 personen
Gezins- en overige migranten 25 jaar en ouder: 310 personen

2.3 Onderwijs in het buitenland

Voor inburgeringsplichtigen is het mogelijk om behaalde diploma’s en gevolgde opleidingen in het buitenland te laten waarderen door Nuffic of SBB. Zij waarderen diploma’s en opleidingen in het buitenland met het Nederlandse onderwijssysteem. 

Vijf procent van de 26 duizend inburgeringsplichtigen (bijna 1,3 duizend personen) heeft hun behaalde diploma in de 2e helft van 2022 door Nuffic/SBB laten waarderen. Onder hen waren 1180 asielmigranten en 120 gezins- en overige migranten. In figuur 2.3.1 zijn de diplomawaarderingen van asielmigranten opgenomen. Het niveau van internationale diplomawaardering van inburgeringsplichtige asielmigranten en gezins- en overige migranten die een waardering hebben aangevraagd verschilt niet veel van elkaar. In beide groepen heeft ongeveer 60 procent een bachelor-diploma behaald (asielmigranten iets vaker dan gezins- en overige migranten). Van de asielmigranten die een waardering hebben aangevraagd heeft 13 procent een master of PhD behaald. Onder gezins- en overige migranten die een waardering hebben aangevraagd is dat met 17 procent iets meer.

Vanwege de kleine aantallen (120) wordt het niveau diplomawaardering van gezins- en overige migranten hier niet in een aparte figuur weergegeven. 

Figuur 2.3.1 Asielmigranten - Niveau diplomawaardering
Niveau diplomawaardering2022
Promotie/PhD20
Master ho/hbo/wo130
Bachelor ho/wo740
Associate degree50
Mbo-2 t/m mbo-480
Havo/vwo150
Vmbo10

Wanneer een asielmigrant tijdens het volgen van de opleiding is gevlucht en wel cijferlijsten beschikbaar heeft van afgeronde jaren, wordt door Nuffic/SBB een indicatie van genoten onderwijs gegeven. Dit kwam in 2022 voor bij 60 asielmigranten. Vanwege dit geringe aantal wordt er niet verder uitgesplitst. Daarnaast geeft Nuffic/SBB in een beperkt aantal gevallen een Indicatie Onderwijsniveau af als de asielmigrant helemaal geen papieren van de gevolgde opleiding heeft. Maar dit komt te weinig voor om weer te geven. 

Inburgeringsplichtige asielmigranten verblijven op het moment van vaststelling van de inburgeringsplicht vaak nog in een COA-opvanglocatie in afwachting van vestiging in de gemeente die hen in het inburgeringstraject begeleidt. Voor deze groep asielmigranten maakt COA een inschatting van het opleidingsniveau op basis van een gesprek met de asielmigrant. Het gaat hierbij alleen om asielmigranten: gezins- en overige migranten verblijven niet in een COA-opvanglocatie, zij vestigen zich direct bij hun referent in de gemeente. Voor 17,8 duizend van de 19 duizend inburgeringsplichtige asielmigranten (94 procent) is een inschatting van het opleidingsniveau door COA gemaakt. Voor 1,2 duizend asielmigranten is dit niet gebeurd, omdat zij nooit een opvangovereenkomst met COA hebben gehad. In figuur 2.3.2 is het geschatte opleidingsniveau opgenomen. De categorie laag betreft ‘basisonderwijs, vmbo en  mbo1’, de categorie middelbaar ‘havo, vwo en mbo 2/3/4’, de categorie hoog ‘hbo-bachelor, hbo-master, wo-bachelor, wo-master en doctor’. Met personen in de categorie ‘onbekend’ is wel een gesprek geweest, maar heeft COA geen goede inschatting van het opleidingsniveau kunnen maken. Dit zijn onder andere asielmigranten zonder enige vooropleiding, nareizigers die zeer kort in een opvanglocatie verbleven en asielmigranten in een hotel- en accommodatieregeling. Van degenen voor wie het COA een inschatting heeft gemaakt, heeft de grootste groep een middelbaar opleidingsniveau (bijna 30 procent). Een kwart is hoogopgeleid en bijna 20 procent is laagopgeleid. Het aantal personen waarvoor het ingeschatte opleidingsniveau analfabeet is, lijkt laag, maar het is mogelijk dat een (groot) deel van de personen met een onbekend opleidingsniveau in deze categorie valt.

Figuur 2.3.2 Asielmigranten - Opleidingsniveau (inschatting COA)
Opleidingsniveau (inschatting COA)AnalfabeetAnalfabeet LatijnLaagMiddelbaarHoogOnbekendNiet geregistreerd
28011531555180444046251235

In figuur 2.3.3 is het geschatte opleidingsniveau uitgesplitst naar leeftijdscategorie voor de inburgeringsplichtige asielmigranten uit figuur 2.3.2. Hieruit blijkt dat het aandeel geschatte hoogopgeleiden in de middelbare leeftijden (25 tot 45 jaar) duidelijker hoger is dan onder de jongeren en ouderen. Het aandeel laagopgeleiden en analfabeten neemt toe naarmate de asielmigrant ouder is. 

Figuur 2.3.3 Asielmigranten naar opleidingsniveau (inschatting COA) en leeftijd
LeeftijdAnalfabeetAnalfabeet LatijnLaagMiddelbaarHoogOnbekendNiet geregistreerd
18 tot 25 jaar352084014905652190700
25 tot 35 jaar7025820170520051005310
35 tot 45 jaar703082511301225795135
45 jaar en ouder1104067585064563585

5) Gezinshereniging: hereniging van een al bestaand gezin. 
6) Gezinsvorming: tot stand brengen van een gezinsband door voor het eerst te gaan samenwonen.

3. Vroege start asielmigranten tijdens verblijf in COA-opvang

3.1 Voorinburgering 

De meeste inburgeringsplichtige asielmigranten wonen bij de vaststelling van de inburgeringsplicht in een COA-opvanglocatie. Daar kunnen zij meestal gebruik maken van de mogelijkheid tot Voorinburgering7), voordat zij zich in de gemeente vestigen die hen begeleidt bij de inburgering. Voorinburgering houdt in dat inburgeringsplichtige asielmigranten praktische informatie over zelfstandig wonen en leven in Nederland krijgen en kennismaken met de Nederlandse taal. Zodoende kunnen inburgeraars worden voorbereid op het inburgeringsprogramma in de gemeente. Voorinburgeren is niet verplicht. Aan inburgeringsplichtige asielmigranten wordt gevraagd of zij instemmen met voorinburgeren. In figuur 3.1.1. is het aandeel opgenomen dat instemt met Voorinburgering. 

Iets meer dan de helft (56 procent; 10,7 duizend) van de 19 duizend inburgeringsplichtige asielmigranten met een opvangovereenkomst bij COA heeft ingestemd met de Voorinburgering. Bijna 15 procent (2,5 duizend personen) heeft dit niet gedaan, terwijl dit bij de overige 5,8 duizend asielmigranten (nog) niet bekend is. De categorie ‘Onbekend’ bestaat uit diverse groepen personen:

  • Met een deel van de personen is nog geen gesprek over Voorinburgering gevoerd. Hierbij gaat het om asielmigranten die eind 2022 zijn ingestroomd in een opvanglocatie van COA;
  • Met het andere deel van de asielmigranten wordt geen gesprek over Voorinburgering gevoerd. Hierbij gaat het om:
    • 18-jarigen die vaak nog onderwijs volgen in een Internationale Schakelklas;
    • Personen met verblijf in een locatie voor crisisnoodopvang (CNO), welke niet in beheer van COA was; 
    • Administratief geplaatsten, waaronder gezinsherenigers. Deze personen komen niet in een opvanglocatie van COA terecht, maar vestigen zich bij aankomst in Nederland bij bekenden;
    • Asielmigranten die nooit een opvangovereenkomst met COA hebben gehad. 

Figuur 3.1.1 Instemming voorinburgering asielmigranten
cohortJaNeeNiet gevraagd
1074025255765

Niet iedereen die instemt met Voorinburgering neemt ook daadwerkelijk deel aan het hele programma of rondt het af. In figuur 3.1.2 is het aandeel inburgeringsplichtige asielmigranten opgenomen dat heeft deelgenomen aan de taallessen van de Voorinburgering en deze heeft afgerond. Van de 10,7 duizend inburgeringsplichtige asielmigranten die hebben ingestemd met de Voorinburgering, is twee derde (7,1 duizend) ook daadwerkelijk gestart met de taallessen. Van de deelnemers heeft in 2022 één op de vijf (1,5 duizend) aan de taallessen van de Voorinburgering voldaan. Voor een deel van de deelnemers geldt dat zij eind 2022 nog bezig waren met de Voorinburgering en daarom (nog) niet in de categorie ‘voldaan’ vallen. Daarnaast zijn er diverse redenen waarom een inburgeringsplichtige asielmigrant wel instemt met Voorinburgering, maar niet daadwerkelijk start met de taallessen of deze afrondt. Personen moeten soms enige tijd wachten voordat met Voorinburgering begonnen kan worden en stromen daarvoor of tijdens de Voorinburgering uit naar de gemeente, die hen begeleidt bij de inburgering. Daarnaast stoppen personen met de Voorinburgering, omdat ze werk vinden of omdat er geen kinderopvang beschikbaar is. Tot slot is het voor sommige personen lastig om voor het eerst of sinds lange tijd onderwijs te volgen, waardoor zij eerder stoppen.

Figuur 3.1.2 Asielmigranten - Instemming Voorinburgering en deelname en voldaan aan taallessen Voorinburgering
cohortInstemmingDeelnameVoldaan
20221074070601475

3.2 Koppeling asielmigrant aan gemeente 

Nadat de inburgeringsplicht is vastgesteld na vergunningverlening, koppelt COA asielmigranten aan gemeenten die hen begeleiden bij de inburgering. De afstand tussen de opvanglocatie en de koppelgemeente waar een inburgeringsplichtige asielmigrant uiteindelijk in principe wordt gehuisvest, varieert sterk en is mede afhankelijk van het type opvanglocatie waar de inburgeringsplichtige zich bevindt. In figuur 3.2.1 is de afstand tussen de opvanglocatie van COA en de gekoppelde gemeente op het moment van koppeling opgenomen. Van de asielmigranten worden 3,1 duizend asielmigranten (16 procent) gekoppeld aan de gemeente waar zij op dat moment verblijven. Deze groep bestaat voor 54 procent uit administratief geplaatsten. Administratief geplaatsten zijn personen die wel een opvangovereenkomst bij COA hebben, maar niet in een opvanglocatie van COA verblijven. Zij wonen bij bekenden die al in een gemeente gehuisvest zijn. Zij worden altijd gekoppeld aan de gemeente waar zij wonen. In deze gevallen is de gemeente van opvang en gekoppelde gemeente gelijk. Daarnaast verblijft 43 procent in een asielzoekerscentrum dat in de gemeente gevestigd is waar de asielmigrant aan gekoppeld is en verblijft 2 procent in een hotel- en accommodatieregeling.

Voor diegenen voor wie de gemeente van opvang en de koppelgemeente verschillend zijn (11,7 duizend personen), woont de helft binnen 65 kilometer van de opvanglocatie. Voor bijna 20 procent bedraagt de afstand meer dan 145 kilometer. Dit betreft veelal migranten die in een asielzoekerscentrum (AZC) of centrale ontvangstlocatie verblijven. Voor iets meer dan 20 procent is de koppelgemeente eind 2022 nog niet bepaald of onbekend. Dit zijn onder meer personen die eind 2022 recent waren ingestroomd in COA. Maar ook nareizigers met een referent die al passende huisvesting in de gemeente heeft en asielmigranten die bij de start van de inburgeringsplicht niet meer in een opvanglocatie van COA verbleven, zijn niet door COA aan een gemeente gekoppeld.

Asielmigranten waarvoor de koppeling nog niet gemaakt is, zijn bijvoorbeeld personen die recent zijn ingestroomd in COA. Bij asielmigranten die niet door COA aan een gemeente gekoppeld worden, gaat het om asielmigranten die nooit een opvangovereenkomst met COA hebben gehad of om gezinsherenigers die zich direct bij de asielmigrant in de gemeente vestigen en daardoor automatisch door die gemeente begeleid worden bij de inburgering. 

Figuur 3.2.1 Afstand tussen opvanglocatie en de gekoppelde gemeente
afstgem_catProcent (%)
Opvang en gekoppelde gemeente gelijk16
< 25 km12
25 tot 65 km19
65 tot 105 km11
105 tot 145 km8
145 km of meer12
(Nog) geen koppeling met een gemeente22

3.3 Verhuizingen tussen opvanglocaties 

Voordat daadwerkelijke huisvesting in een gemeente plaatsvindt, verhuizen asielmigranten soms een aantal keer tussen opvanglocaties. In figuur 3.3.1 is het aantal verhuizingen van inburgeraars tussen COA-opvanglocaties in 2022 of daarvoor opgenomen: de opvangovereenkomst kan namelijk al in 2021 of nog eerder zijn afgesloten. Het gaat hierbij om zowel asielmigranten die eind 2022 nog in een opvanglocatie verbleven als asielmigranten die zich ergens in 2022 in de gemeente vestigden. Asielmigranten (1,2 duizend) die nooit een opvangovereenkomst met COA hebben gehad, zijn niet opgenomen in figuur 3.3.1 

Het merendeel (bijna 40 procent) is 2 of 3 keer verhuisd tussen opvanglocatie(s) van COA tot en met eind 2022, één op de vijf is 1 keer verhuisd, terwijl één op de tien 4 keer of vaker van opvanglocatie is gewisseld. Bijna een kwart van de inburgeraars is niet verhuisd tussen opvanglocaties.

Figuur 3.3.1 Aantal verhuizingen tussen COA-opvanglocaties tot en met eind 2022
doelgroepingediktverhuis_cataantal
Geen verhuizing4585
1 verhuizing3950
2 of 3 verhuizingen7360
4 of meer verhuizingen1895

3.4 Start inburgering tijdens verblijf in COA-opvanglocatie 

Eén van de doelen van de Wet inburgering 2021 is om inburgeraars zo veel als mogelijk al in een opvanglocatie te laten beginnen met voorbereidende (formele) activiteiten in het kader van het inburgeringstraject. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het faciliteren van Voorinburgering (paragraaf 3.1), maar ook om activiteiten vanuit gemeenten (zie hoofdstuk 5), zoals starten met de brede intake en het vaststellen van de PIP. Vanaf het moment dat inburgeringsplichtige asielmigranten door COA aan een gemeente gekoppeld zijn, begint namelijk de verantwoordelijkheid van de gemeente in de inburgering. De begeleiding van de inburgeraar door de gemeente kan dus al starten op het moment dat de asielmigrant nog in een opvanglocatie verblijft. Uit de KIS-monitor8) blijkt echter dat de meeste gemeenten dit niet doen. Een belangrijke reden hiervoor is de afstand tussen de gekoppelde gemeente en de opvanglocatie (zie figuur 3.2.1). Dit is ook terug te zien in de resultaten van voorliggend onderzoek. Van de asielmigranten die in 2022 inburgeringsplichtig werden, is bij 4 procent (0,7 duizend) de begeleiding door gemeenten gestart, terwijl de inburgeraar nog in een COA-opvanglocatie verbleef. De begeleiding begint met de brede intake en het opstellen van een PIP, zie hoofdstuk 5 voor meer informatie over dit onderwerp. 

In tabel 3.4.1 is weergegeven dat van de totale groep asielmigranten met een opvangovereenkomst met COA in 2022, ongeveer de helft heeft deelgenomen aan Voorinburgering, de brede intake en/of dat er gestart is met het opstellen van een PIP. Het gaat hier voor het overgrote deel om deelname aan de Voorinburgering. Ook in deze cijfers is terug te zien dat het starten met een brede intake en starten met het vaststellen van een PIP in een opvanglocatie veel minder vaak voorkomt (tabel 3.4.1). 

3.4.1 Asielmigranten met COA opvangovereenkomst in 2022
Totale groep = 16 790Exclusief administratief geplaatsten = 15 015
N %N %
Inburgeringsactiviteiten tijdens periode van de
opvangovereenkomst COA
w.v.
  deelgenomen aan voorinburgering7 055427 05547
  brede intake in COA1 980121 68011
  brede intake en PIP in COA4653395 3
  heeft één of meer van bovenstaande
  activiteiten gedaan
8 20549 7 88553

7) COA: Programma Voorbereiding op inburgering
8)
Monitor gemeentelijk beleid arbeidstoeleiding en inburgering statushouders en gezinsmigranten 2023 | KIS

4. Vestiging en spreiding van inburgeringsplichtigen in gemeenten

4.1 Vestiging in de gemeente - asielmigranten

Eind 2022 waren 10,7 duizend van de 19 duizend asielmigranten (56 procent) uit het cohort 2022 in een gemeente in Nederland gevestigd en uitgestroomd uit de opvanglocatie. In figuur 4.1.1 is te zien dat 28 procent (3,0 duizend) van die groep al gevestigd was in de gemeente op het moment dat de inburgeringsplicht startte. Dit betreft vooral personen die nooit in een opvanglocatie van COA hebben gezeten, personen die administratief geplaatst zijn en personen die al langer in Nederland wonen en in 2022 de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt waardoor zij inburgeringsplichtig worden. Van de personen die tijdens het vaststellen van de inburgeringsplicht nog in een opvanglocatie woonden, maar in 2022 zijn uitgestroomd naar de gemeente, vond dat in ruim de helft van de gevallen binnen 3 maanden plaats.

Daarnaast zijn er eind 2022 8,3 duizend asielmigranten (44 procent) die nog in een opvanglocatie van COA verblijven. De wachttijd tussen start inburgeringsplicht en vestiging in de gemeente zal voor de hele populatie asielmigranten waarschijnlijk langer zijn, omdat het deel van de asielmigranten dat nog in een opvanglocatie verblijft gemiddeld al langer wacht op vestiging in de gemeente dan het deel dat al in de gemeente gevestigd is. 

Figuur 4.1.1 Asielmigranten - (wacht)tijd tussen start inburgeringsplicht en vestiging in gemeente
inbplicht_vestiging_termijnAsielmigrant gevestigd in gemeente eind 2022Asielmigrant nog niet gevestigd in gemeente eind 2022
Al gevestigd t.t.v. inburgeringsplicht3040
Minder dan 3 maanden41404120
3 tot 6 maanden26102430
6 tot 9 maanden9251380
9 tot 12 maanden15370

Gezins- en overige migranten vestigen zich in Nederland direct bij de referent. Hierdoor zijn zij bij de vaststelling van de inburgeringsplicht al gevestigd in de gemeente.

4.2 Regionale spreiding - alle inburgeraars

In figuur 4.2.1 en 4.2.2 is de regionale spreiding van respectievelijk asielmigranten en gezins- en overige migranten eind 2022 opgenomen. Het gaat hier alleen om het cohort 2022, personen die in 2022 inburgeringsplichtig zijn geworden. Voor de asielmigranten geldt dat alleen de inburgeraars die eind 2022 niet meer in een COA-opvanglocatie verbleven, zijn opgenomen in figuur 4.2.1. 

Figuur 4.2.1 Aandeel asielmigranten per 10 duizend inwoners, eind 20221)
statnaamAandeel asielmigranten per 10 duizend inwoners
Groningen5,5
Almere3,8
Stadskanaal9,3
Veendam5,4
Zeewolde4,2
Achtkarspelen3,6
Harlingen12,4
Heerenveen5,8
Leeuwarden5,1
Ooststellingwerf1,9
Opsterland6,7
Smallingerland4,5
Weststellingwerf3,8
Assen3,6
Coevorden5,6
Emmen6
Hoogeveen5,3
Meppel7
Almelo6,1
Borne6,1
Dalfsen5,1
Deventer7,8
Enschede7,1
Haaksbergen6,1
Hardenberg4,8
Hellendoorn5,5
Hengelo5,5
Kampen5,4
Losser4,3
Noordoostpolder5
Oldenzaal3,1
Ommen2,6
Raalte2,6
Staphorst5,7
Tubbergen4,7
Urk4,6
Wierden6
Zwolle9,4
Aalten3,7
Apeldoorn7,8
Arnhem6,6
Barneveld5,7
Beuningen7,5
Brummen2,4
Buren5,4
Culemborg10,1
Doesburg4,5
Doetinchem6,8
Druten5,1
Duiven6
Ede7,4
Elburg6,2
Epe7,5
Ermelo5,5
Harderwijk7,2
Hattem4
Heerde5,2
Heumen8,9
Lochem5,8
Maasdriel5,8
Nijkerk3,3
Nijmegen5,8
Oldebroek6,2
Putten6
Renkum4,8
Rheden4,6
Rozendaal
Scherpenzeel4,8
Tiel7
Voorst4
Wageningen3,7
Westervoort
Winterswijk3,4
Wijchen8,4
Zaltbommel3,3
Zevenaar5,6
Zutphen4,1
Nunspeet3,5
Dronten6,9
Amersfoort7,2
Baarn8
De Bilt4,6
Bunnik3,1
Bunschoten6,7
Eemnes5,2
Houten8,9
Leusden9,5
Lopik6,8
Montfoort3,6
Renswoude
Rhenen7,4
Soest4,2
Utrecht7,2
Veenendaal8,8
Woudenberg
Wijk bij Duurstede4,2
IJsselstein3
Zeist6,8
Nieuwegein2,3
Aalsmeer6
Alkmaar12,1
Amstelveen5,8
Amsterdam3,2
Bergen (NH.)10
Beverwijk7
Blaricum8
Bloemendaal4,2
Castricum2,8
Diemen4,6
Edam-Volendam4,1
Enkhuizen7,9
Haarlem7,6
Haarlemmermeer4
Heemskerk5,1
Heemstede5,4
Heiloo6,2
Den Helder6,2
Hilversum6,4
Hoorn8
Huizen4,8
Laren4,3
Medemblik5,4
Oostzaan10,3
Opmeer4,1
Ouder-Amstel7
Purmerend6,9
Schagen6,3
Texel14,3
Uitgeest
Uithoorn6,4
Velsen6,5
Zandvoort5,7
Zaanstad8,1
Alblasserdam4,9
Alphen aan den Rijn5,7
Barendrecht7,2
Drechterland7,4
Capelle aan den IJssel6,7
Delft8
Dordrecht5,4
Gorinchem7,8
Gouda8,6
's-Gravenhage7,5
Hardinxveld-Giessendam8
Hendrik-Ido-Ambacht7,8
Stede Broec4,5
Hillegom6,7
Katwijk6,8
Krimpen aan den IJssel5,1
Leiden7,9
Leiderdorp3,6
Lisse4,3
Maassluis8,5
Nieuwkoop8,5
Noordwijk4,4
Oegstgeest7,8
Oudewater4,9
Papendrecht6,2
Ridderkerk8,4
Rotterdam6,6
Rijswijk4,3
Schiedam8,1
Sliedrecht7,6
Albrandswaard5,7
Vlaardingen6,7
Voorschoten3,9
Waddinxveen4,6
Wassenaar5,5
Woerden5,6
Zoetermeer6,3
Zoeterwoude10,6
Zwijndrecht6,7
Borsele6,5
Goes6,3
West Maas en Waal10
Hulst3,6
Kapelle3,8
Middelburg6
Reimerswaal10,8
Terneuzen10,9
Tholen3,7
Veere2,3
Vlissingen8,9
De Ronde Venen3,3
Tytsjerksteradiel10,8
Asten5,8
Baarle-Nassau7,1
Bergen op Zoom3,6
Best3,2
Boekel4,5
Boxtel7,4
Breda6,2
Deurne10,6
Pekela4
Dongen3,7
Eersel5
Eindhoven7,2
Etten-Leur7,9
Geertruidenberg9,1
Gilze en Rijen7,5
Goirle6,2
Helmond6,8
's-Hertogenbosch6,9
Heusden4,4
Hilvarenbeek3,1
Loon op Zand4,2
Nuenen, Gerwen en Nederwetten6,2
Oirschot2,6
Oisterwijk4,6
Oosterhout7
Oss6,4
Rucphen2,1
Sint-Michielsgestel5
Someren7,5
Steenbergen6,1
Waterland5,7
Tilburg6,6
Valkenswaard4,8
Veldhoven6,5
Vught6,2
Waalre8,3
Waalwijk7
Woensdrecht4,5
Zundert2,2
Wormerland9
Landgraaf4
Beek9,3
Beesel3,7
Bergen (L.)3,8
Brunssum7,2
Gennep5,6
Heerlen8
Kerkrade7,7
Maastricht5,7
Meerssen5,4
Mook en Middelaar6,2
Nederweert5,7
Roermond8,3
Simpelveld9,6
Stein6,1
Vaals9,8
Venlo6,3
Venray4,5
Voerendaal4
Weert8,8
Valkenburg aan de Geul3
Lelystad3,6
Horst aan de Maas3,4
Oude IJsselstreek2,5
Teylingen5,2
Utrechtse Heuvelrug3
Oost Gelre6,7
Koggenland6,4
Lansingerland5,4
Leudal6,9
Maasgouw8,2
Gemert-Bakel6,4
Halderberge8,1
Heeze-Leende3
Laarbeek6,4
Reusel-De Mierden7,4
Roerdalen9,7
Roosendaal5,8
Schouwen-Duiveland4,3
Aa en Hunze5,8
Borger-Odoorn5,8
De Wolden4,1
Noord-Beveland12,7
Wijdemeren6,1
Noordenveld3,2
Twenterand3
Westerveld5
Lingewaard7,4
Cranendonck9,6
Steenwijkerland5,5
Moerdijk6,6
Echt-Susteren4,7
Sluis4,3
Drimmelen3,6
Bernheze7,7
Alphen-Chaam4,8
Bergeijk5,2
Bladel4,8
Gulpen-Wittem3,5
Tynaarlo2,9
Midden-Drenthe7,4
Overbetuwe3,1
Hof van Twente8,5
Neder-Betuwe7,9
Rijssen-Holten2,6
Geldrop-Mierlo6,2
Olst-Wijhe8
Dinkelland3,7
Westland4,4
Midden-Delfland5,1
Berkelland6,8
Bronckhorst6,9
Sittard-Geleen6
Kaag en Braassem5,2
Dantumadiel5,2
Zuidplas5,3
Peel en Maas6,6
Oldambt5,1
Zwartewaterland2,1
Súdwest-Fryslân5
Bodegraven-Reeuwijk6,9
Eijsden-Margraten7,7
Stichtse Vecht4,6
Hollands Kroon6,1
Leidschendam-Voorburg5,8
Goeree-Overflakkee4,8
Pijnacker-Nootdorp6,1
Nissewaard7,5
Krimpenerwaard4,3
De Fryske Marren4,8
Gooise Meren6,6
Berg en Dal5,6
Meierijstad7,2
Waadhoeke5,4
Westerwolde9,4
Midden-Groningen8,9
Beekdaelen1,4
Montferland4,1
Altena6,1
West Betuwe3,8
Vijfheerenlanden5
Hoeksche Waard4,5
Het Hogeland5,2
Westerkwartier7,7
Noardeast-Fryslân4,4
Molenlanden4,4
Eemsdelta3,3
Dijk en Waard5,6
Land van Cuijk4,9
Maashorst5,1
Voorne aan Zee6,1
1)De categorie 'Geen data' betekent 'Geen asielmigranten'.
 

Asielmigranten (figuur 4.2.1) wonen over het algemeen meer verspreid over Nederland dan gezins- en overige migranten (figuur 4.2.2). 

Door de spreiding van asielmigranten over het land zijn het bij deze groep juist vaker de wat kleinere gemeenten die in verhouding veel asielmigranten uit het cohort 2022 huisvesten. Zo wonen in Texel relatief gezien de meeste asielmigranten (14 per 10 duizend inwoners). Absoluut gezien gaat het hier echter om 20 inburgeraars die op dit eiland staan ingeschreven. Ook aan de randen van Nederland in Groningen, Limburg en Zeeland vinden we kleine(re) gemeenten met in verhouding veel asielmigranten. De vier grote gemeenten staan niet in de top 50 wat betreft het relatieve aantal asielmigranten. Opgemerkt moet worden dat nog maar een deel van het cohort asielmigranten uit 2022 in een gemeente is gevestigd en dat met name gemeenten met een in verhouding grotere woningnood nog achterblijven qua huisvesting van asielmigranten. Dit zijn vooral de wat grotere gemeenten in de Randstand en in delen van Midden-Brabant9).

Gezins- en overige migranten uit het cohort 2022 wonen juist vooral in de grote steden in het westen van het land met Den Haag als koploper met ruim 11 gezins- en overige migranten per 10 duizend inwoners. Amsterdam en Rotterdam completeren de top 3 met elk ruim 9 gezins- en overige migranten per 10 duizend inwoners. 

Figuur 4.2.2 Aandeel gezins- en overige migranten per 10 duizend inwoners, eind 20221)
statnaamAandeel gezins- en overige migranten per 10 duizend inwoners
Groningen4,2
Almere7,2
Stadskanaal1,6
Veendam1,8
Zeewolde4,2
Achtkarspelen1,8
Harlingen
Heerenveen2,9
Leeuwarden2,8
Ooststellingwerf
Opsterland1,7
Smallingerland2,7
Vlieland
Weststellingwerf
Assen2,9
Coevorden1,4
Emmen1,4
Hoogeveen2,7
Meppel2,8
Almelo4,1
Borne2
Dalfsen
Deventer4,9
Enschede3,4
Haaksbergen2
Hardenberg0,8
Hellendoorn1,4
Hengelo2,4
Kampen2,7
Losser
Noordoostpolder1
Oldenzaal1,6
Ommen2,6
Raalte1,3
Tubbergen
Urk
Wierden
Zwolle4,2
Aalten1,8
Apeldoorn3
Arnhem6,6
Barneveld0,8
Beuningen1,9
Brummen
Buren1,8
Culemborg3,4
Doesburg4,5
Doetinchem3,4
Druten
Duiven2
Ede4,1
Epe
Ermelo1,8
Harderwijk2
Heerde2,6
Heumen3
Lochem1,5
Maasdriel1,9
Nijkerk2,2
Nijmegen3,8
Putten2
Renkum1,6
Rheden2,3
Scherpenzeel
Tiel4,7
Voorst2
Wageningen3,7
Westervoort3,3
Winterswijk1,7
Wijchen2,4
Zaltbommel3,3
Zevenaar1,1
Zutphen2,1
Nunspeet1,7
Dronten1,1
Amersfoort5,3
Baarn2
De Bilt4,6
Bunnik3,1
Bunschoten2,2
Eemnes5,2
Houten2
Leusden1,6
Lopik3,4
Montfoort3,6
Rhenen2,5
Soest2,1
Utrecht6,8
Veenendaal5,1
Woudenberg3,5
Wijk bij Duurstede2,1
IJsselstein4,5
Zeist3,8
Nieuwegein5,3
Aalsmeer3
Alkmaar5,4
Amstelveen7,4
Amsterdam9,4
Bergen (NH.)3,3
Beverwijk4,7
Blaricum4
Bloemendaal2,1
Castricum1,4
Diemen7,6
Edam-Volendam2,7
Enkhuizen7,9
Haarlem4,8
Haarlemmermeer5,2
Heemskerk3,8
Heemstede1,8
Heiloo2,1
Den Helder4,4
Hilversum4,8
Hoorn4
Huizen4,8
Landsmeer4,3
Laren4,3
Medemblik1,1
Oostzaan
Opmeer
Ouder-Amstel3,5
Purmerend5,3
Schagen2,1
Texel3,6
Uitgeest
Uithoorn4,8
Velsen2,9
Zandvoort2,9
Zaanstad5,3
Alblasserdam2,5
Alphen aan den Rijn4,4
Barendrecht3,1
Drechterland
Capelle aan den IJssel5,2
Delft6,6
Dordrecht5,8
Gorinchem5,2
Gouda6,6
's-Gravenhage11,5
Hardinxveld-Giessendam2,7
Hendrik-Ido-Ambacht3,1
Stede Broec4,5
Hillegom2,2
Katwijk3,8
Krimpen aan den IJssel1,7
Leiden6,7
Leiderdorp5,4
Lisse2,1
Maassluis4,2
Nieuwkoop1,7
Noordwijk3,3
Oegstgeest7,8
Oudewater4,9
Papendrecht1,5
Ridderkerk5,3
Rotterdam9,4
Rijswijk6,9
Schiedam7,4
Sliedrecht3,8
Albrandswaard1,9
Vlaardingen5,3
Voorschoten1,9
Waddinxveen1,5
Wassenaar3,7
Woerden1,9
Zoetermeer5,9
Zoeterwoude5,3
Zwijndrecht3,3
Borsele2,2
Goes3,8
West Maas en Waal2,5
Hulst1,8
Kapelle
Middelburg5
Reimerswaal2,2
Terneuzen3,6
Tholen1,9
Veere
Vlissingen4,4
De Ronde Venen3,3
Asten
Baarle-Nassau
Bergen op Zoom3,6
Best3,2
Boxtel3
Breda4
Deurne1,5
Pekela4
Dongen3,7
Eersel2,5
Eindhoven7,2
Etten-Leur2,2
Geertruidenberg2,3
Gilze en Rijen3,7
Goirle2,1
Helmond4,2
's-Hertogenbosch5,4
Heusden1,1
Hilvarenbeek
Loon op Zand2,1
Nuenen, Gerwen en Nederwetten4,2
Oirschot2,6
Oisterwijk1,5
Oosterhout3,5
Oss2,1
Rucphen
Sint-Michielsgestel1,7
Someren
Son en Breugel2,8
Steenbergen2
Waterland2,8
Tilburg4
Valkenswaard1,6
Veldhoven3,2
Vught1,6
Waalre
Waalwijk2
Woensdrecht2,3
Zundert2,2
Wormerland3
Landgraaf2,7
Beek
Beesel
Bergen (L.)
Brunssum1,8
Gennep
Heerlen3,4
Kerkrade2,2
Maastricht3,3
Meerssen
Mook en Middelaar
Nederweert
Roermond5,8
Simpelveld
Stein4
Venlo3,9
Venray3,4
Voerendaal4
Weert2
Valkenburg aan de Geul3
Lelystad6
Horst aan de Maas2,3
Oude IJsselstreek1,3
Teylingen2,6
Utrechtse Heuvelrug2
Oost Gelre
Koggenland2,1
Lansingerland3,1
Leudal1,4
Maasgouw2,1
Gemert-Bakel1,6
Halderberge1,6
Heeze-Leende
Laarbeek
Reusel-De Mierden
Roerdalen2,4
Roosendaal3,2
Schouwen-Duiveland1,4
Aa en Hunze1,9
Borger-Odoorn
De Wolden
Noord-Beveland
Wijdemeren2
Noordenveld1,6
Twenterand1,5
Westerveld
Lingewaard1,1
Cranendonck4,8
Steenwijkerland2,2
Moerdijk1,3
Echt-Susteren1,6
Sluis2,2
Drimmelen1,8
Bernheze1,5
Alphen-Chaam
Bergeijk2,6
Gulpen-Wittem3,5
Tynaarlo1,4
Midden-Drenthe
Overbetuwe2,1
Hof van Twente1,4
Neder-Betuwe2
Rijssen-Holten1,3
Geldrop-Mierlo2,5
Dinkelland
Westland2,2
Midden-Delfland2,6
Berkelland1,1
Bronckhorst1,4
Sittard-Geleen3,3
Kaag en Braassem1,7
Dantumadiel
Zuidplas3,2
Peel en Maas2,2
Oldambt2,6
Zwartewaterland2,1
Súdwest-Fryslân1,7
Bodegraven-Reeuwijk1,4
Eijsden-Margraten1,9
Stichtse Vecht3
Hollands Kroon1
Leidschendam-Voorburg6,4
Goeree-Overflakkee1,9
Pijnacker-Nootdorp2,6
Nissewaard4
Krimpenerwaard2,6
De Fryske Marren1
Gooise Meren4,1
Berg en Dal2,8
Meierijstad1,8
Waadhoeke
Westerwolde1,9
Midden-Groningen2,4
Beekdaelen1,4
Montferland2,7
Altena1,7
West Betuwe1,9
Vijfheerenlanden2,5
Hoeksche Waard1,1
Het Hogeland1
Westerkwartier1,5
Noardeast-Fryslân1,1
Molenlanden
Eemsdelta2,2
Dijk en Waard3,4
Land van Cuijk2,7
Maashorst1,7
Voorne aan Zee3,4
1)De categorie 'Geen data' betekent 'Geen gezins- en overige migranten'.

9) Atlas voor gemeenten 2022 – Wonen | Atlas Research 2022

5. Inburgering in de vestigingsgemeente

5.1 Start inburgeringsplicht en vestiging in gemeente

In hoofdstuk 3 is genoemd dat een gemeente na koppeling van de inburgeringsplichtige aan de gemeente, met de begeleiding van inburgeringsplichtige asielmigranten kan starten, maar dat gemeenten veelal wachten tot het moment dat de inburgeraar in de gemeente gehuisvest wordt. Voor gezins- en overige migranten geldt dat de gemeente waar zij zich vestigen bij de referent, ook de gemeente is die de inburgering begeleidt. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de inburgering van asielmigranten en gezins- en overige migranten en de begeleiding door gemeenten.

5.2 Brede intake

De inburgering in de gemeente start voor inburgeraars met een brede intake die uitgevoerd wordt door (ofwel onder de regie van) de gemeente. Tijdens de brede intake wordt een beeld gevormd van de startpositie en ontwikkelmogelijkheden van de inburgeraar op het gebied van inburgering en participatie. De gemeente brengt deze informatie in kaart om vervolgens, zoveel mogelijk in samenspraak met de inburgeraar, invulling te geven aan het inburgeringstraject. 

Eind 2022 is in totaal bij 6,7 duizend van de 19 duizend asielmigranten een brede intake gestart (35 procent). Voor gezins- en overige migranten is de brede intake gestart bij 4,1 duizend van de 7,4 duizend personen (55 procent). In figuur 5.2.1 is voor de periode tot eind 2022 de termijn weergegeven tussen de start van de inburgeringsplicht en de brede intake. Voor zowel asielmigranten als gezins- en overige migranten geldt in de gevallen dat een brede intake is gestart, dat er veel variatie is in in de duur tussen de start van de inburgeringsplicht en het starten van de brede intake. 

Voor asielmigranten die voor het eind van 2022 gestart zijn met de brede intake heeft het in bijna de helft van de gevallen meer dan 3 maanden geduurd tussen het ingaan van de inburgeringsplicht en de start van de intake. Deze wachttijden zullen in de definitieve cijfers nog langer zijn, omdat onder de groep die nog geen intake heeft gehad ongeveer 60 procent al langer dan 3 maanden wacht op de intake. Hier speelt mee dat asielmigranten vaak nog enige tijd in een opvanglocatie verblijven, voordat zij zich in de gemeente vestigen. Dit is bij gezins- en overige migranten niet aan de orde. Omdat de startdatum inburgeringsplicht bij hen altijd gelijk ligt aan de vestigingsdatum in de gemeente, kunnen gemeenten bij deze groep vaak sneller starten met de brede intake. Dit is ook terug te zien in de cijfers: bij bijna een kwart van de personen met een brede intake heeft het meer dan 3 maanden geduurd, dit is aanzienlijk korter dan bij asielmigranten. Ook die wachttijd zal in de definitieve cijfers langer zijn.

De groep waarbij nog geen brede intake heeft plaatsgevonden (donkerblauwe staven), bestaat voor een groot deel uit inburgeraars die in het laatste half jaar van 2022 inburgeringsplichtig zijn geworden. 

Figuur 5.2.1 Asielmigranten - (wacht)tijd tussen inburgeringsplicht en start brede intake1)
inbplicht_bi_termijnBrede intake gestartBrede intake (nog) niet gestart
Minder dan 1 maand11401515
1 tot 3 maanden23903355
3 tot 6 maanden23803480
6 tot 9 maanden7851990
9 tot 12 maanden10810
1) Asielmigranten met een PIP, maar zonder datum brede intake komen in deze figuur niet voor.
Het gaat hierbij om 1,2 duizend asielmigranten.

Figuur 5.2.2 Gezin- en overige migranten - (wacht)tijd tussen inburgeringsplicht en start brede intake1)
inbplicht_bi_termijnBrede intake gestartBrede intake (nog) niet gestart
Minder dan 1 maand1485650
1 tot 3 maanden1630835
3 tot 6 maanden785635
6 tot 9 maanden155300
9 tot 12 maanden10320
1) Gezins- en overige migranten met een PIP, maar zonder datum brede intake komen in deze figuur niet voor.
Het gaat hierbij om 0,6 duizend gezins- en overige migranten.

5.3 Leerbaarheidstoets en leerroute

Onderdeel van de brede intake is de leerbaarheidstoets. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het begeleiden en afnemen van de leerbaarheidstoets. De resultaten van de leerbaarheidstoets kunnen worden gebruikt om vast te stellen of de leerroute op taalniveau B1 (eenvoudig Nederlands10)) haalbaar is voor de asiel-, gezins- of overige migrant.

De leerroute wordt door de gemeente vastgesteld op basis van onder andere de resultaten van de leerbaarheidstoets en opgenomen in het PIP (Persoonlijk plan inburgering en participatie). Er worden drie verschillende leerroutes onderscheiden:

  • De B1 route: deze route is gericht op het zo snel mogelijk behalen van taalniveau B1. Dit is een verhoging van het taalniveau ten opzichte van het vorige stelsel, dat gericht was op het behalen van A2-niveau. Om dit mogelijk te maken en het perspectief van de inburgeraar op de arbeidsmarkt te vergroten is het van belang dat het leren van de taal wordt gecombineerd met (vrijwilligers)werk. Deze route moet binnen drie jaar worden afgerond. Wanneer na verloop van tijd blijkt dat B1-niveau toch niet (op alle onderdelen) haalbaar is kan de inburgeraar (onderdelen van) het inburgeringsexamen op A2-niveau doen.
  • De onderwijsroute (O-route): deze route is gericht op het behalen van een Nederlands schooldiploma, waarmee de inburgeraar een goede startpositie genereert op de arbeidsmarkt. Naast het leren van de Nederlandse taal op het niveau dat nodig is voor de vervolgopleiding (B1 of hoger), worden jonge inburgeraars binnen deze route voorbereid op instroom in een Nederlandse opleiding (mbo, hbo of wo).  
  • De zelfredzaamheidsroute (Z-route): deze route is gericht op degenen voor wie de B1- of onderwijsroute niet haalbaar is. Binnen deze route moeten inburgeraars 800 uur aan taallessen volgen en 800 uur besteden aan het onderdeel participatie. Het doel van deze route is dat inburgeraars zich kunnen redden in de Nederlandse maatschappij. Deze route wordt, anders dan de B1- en onderwijsroute, in principe niet afgesloten met een examen. Wanneer tijdens het traject blijkt dat iemand wellicht toch A2-niveau of hoger kan behalen op (bepaalde) taalonderdelen wordt van de gemeente verwacht deze persoon te stimuleren om de betreffende examens af te leggen. 

Figuur 5.3.1 Inburgeraars - Verdeling leerroutes
leerrouteAsielmigrantenGezins- en overige migranten
B1-route29353265
Onderwijsroute85560
Z-route1615425

In figuur 5.3.1 wordt weergegeven hoe de verschillende typen migranten verdeeld zijn over de drie leerroutes. Bij asielmigranten en gezins- en overige migranten komt de B1-route het meest voor (respectievelijk 54 procent en 87 procent). Bij asielmigranten komt de onderwijsroute (16 procent) en Z-route (30 procent) relatief vaker voor dan bij gezins- en overige migranten (onderwijsroute: 2 procent en Z-route: 11 procent). 

Figuur 5.3.2 Asielmigranten - Vastgestelde leerroute naar advies leerbaarheidstoets
leerrouteB1-route haalbaarB1-route niet haalbaarOnbekend
B1-route209579545
Onderwijs-
route
66016535
Z-route50152045
Nog geen PIP113011055

In figuur 5.3.2 is per leerroute weergegeven, voor hoeveel asielmigranten de uitkomst van de leerbaarheidstoets aangaf of de B1 route haalbaar was. Bij de B1-route is bij 2,1 duizend asielmigranten (71 procent van de asielmigranten met de B1-route) de B1-route naar aanleiding van de resultaten van de leerbaarheidstoets haalbaar geacht. Bij een kleine 0,8 duizend asielmigranten (27 procent van de asielmigranten met de B1-route) was de uitslag van de leerbaarheidstoets echter dat B1-niveau niet haalbaar is. 
In die gevallen is bij het bepalen van de leerroute afgeweken van de uitslag van de leerbaarheidstoets.

Voor de onderwijsroute geldt dat de B1-route volgens de leerbaarheidstoets in 77 procent van de gevallen haalbaar is geacht. Bij de Z-route is dit aandeel zoals verwacht mag worden laag, namelijk 3 procent, en is de B1-route bij 94 procent niet haalbaar geacht.

In tabel 5.3.3 wordt naar aanleiding van het resultaat van de leerbaarheidstoets aangegeven welke leerroute het meest is gekozen. Daarbij is de categorie “Nog geen PIP” buiten beschouwing gelaten. Bij de toetsuitslag ‘B1-route haalbaar’ is vrijwel altijd de B1-route of de onderwijsroute gekozen. Bij een toetsuitslag ‘B1-niveau niet haalbaar’, is meestal de Z-route gekozen. Daarnaast is in bijna een derde van de gevallen dat het B1-niveau volgens de leerbaarheidstoets niet haalbaar werd geacht, toch de B1-route gekozen11)

5.3.3 Resultaat leerbaarheidstoets (%)
B1-route haalbaarB1-route niet haalbaar
Geselecteerde leerroute
B1-route7532
Onderwijsroute247
Z-route261

Figuur 5.3.4 Gezins- en overige migranten - Vastgestelde leerroute naar advies leerbaarheidstoets
leerrouteB1-route haalbaarB1-route niet haalbaarOnbekend
B1-route2555590120
Onderwijs-
route
45105
Z-route54155
Nog geen PIP5752855

Figuur 5.3.4 laat iets vergelijkbaars zien als figuur 5.3.2, maar nu voor gezins- en overige migranten. 

Bij de B1-route is bij 2,6 duizend gezins- en overige migranten (78 procent van de gezins- en overige migranten met de B1-route) het B1-niveau naar aanleiding van de resultaten van de leerbaarheidstoets haalbaar geacht. Bij een kleine 0,6 duizend gezins- en overige migranten (18 procent van de gezins- en overige migranten met de B1-route) was de uitslag van de leerbaarheidstoets echter dat B1-niveau niet haalbaar is. In die gevallen is net als bij asielmigranten, bij het bepalen van de leerroute afgeweken van de uitslag van de leerbaarheidstoets.

Anders dan bij asielmigranten, is de onderwijsroute voor gezins- en overige migranten niet vaak als leerroute vastgesteld (ongeveer 60 keer). Voor de Z-route geldt dat de uitslag van de leerbaarheidstoets in de meeste gevallen ‘B1-route niet haalbaar’ was. Dit aandeel is met 98 procent nog hoger dan bij asielmigranten (94 procent). 

In tabel 5.3.5 wordt naar aanleiding van het resultaat van de leerbaarheidstoets aangegeven welke leerroute het meest is gekozen. Bij een volgens de leerbaarheidstoets haalbaar geachte B1-route is bij gezins- en overige migranten vrijwel altijd voor de B1-route gekozen, terwijl bij asielmigranten relatief vaker ook voor de onderwijsroute gekozen is. Daarnaast is ook bij gezins- en overige migranten vaak voor de B1-route gekozen in gevallen dat de leerbaarheidstoets aangaf dat dit niveau niet haalbaar is (58 procent; 0,6 duizend). 

5.3.5 Resultaat leerbaarheidstoets (%)
B1-route haalbaarB1-route niet haalbaarOnbekend
Geselecteerde leerroute
B1-route985892
Onderwijsroute214
Z-route0414

5.4 PIP: Plan Inburgering en participatie

Op basis van de brede intake en de leerbaarheidstoets stelt de gemeente in overleg met de inburgeraar een persoonlijk plan inburgering en participatie (PIP) op. Het opstellen van dit plan is maatwerk en is een vertaling van de uitkomsten van de brede intake naar persoonlijke doelen van de inburgeraar. In het PIP wordt onder andere vastgelegd welke leerroute de inburgeraar gaat volgen om aan de inburgeringsplicht te kunnen voldoen. Het PIP heeft de vorm van een beschikking en is daarmee een officieel besluit van de gemeente.

In figuur 5.4.1 is het aantal weken tussen vestiging in de gemeente en het vaststellen van het PIP opgenomen, zowel voor asielmigranten waarvoor in 2022 een PIP is opgesteld (lichtblauwe staven) als asielmigranten waarvoor eind 2022 nog geen PIP was opgesteld (donkerblauwe staven). 

Figuur 5.4.1 Asielmigranten - (wacht)tijd tussen vestiging in gemeente en vaststellen PIP
vestiging_pip_termijnAsielmigrant met PIP in 2022Asielmigrant zonder PIP eind 2022
PIP voor vestiging235
Minder dan 10 weken26002730
10 tot 15 weken1105925
15 tot 20 weken655780
20 tot 25 weken300305
25 weken of meer285815

Voor ruim de helft (52 procent) van de asielmigranten die in 2022 werden gevestigd in een gemeente, was eind 2022 nog geen PIP opgesteld. In de gevallen dat er in 2022 wel een PIP was opgesteld voor asielmigranten, gebeurde dit in bijna de helft van de gevallen (53 procent) in de periode tot 10 weken na vestiging in de gemeente. Bij 7 procent zat er meer dan 25 weken tussen de vestiging in de gemeente en het vaststellen van het PIP. 

Voor de totale groep van 19 duizend asielmigranten geldt dat voor ruim een kwart (27 procent) eind 2022 een PIP is opgesteld.

Figuur 5.4.2 Gezins- en overige migranten - (wacht)tijd tussen vestiging in gemeente en vaststellen PIP
vestiging_pip_termijnGezins- en overige migrant met PIP in 2022Gezins- en overige migrant zonder PIP eind 2022
Minder dan 10 weken11701475
10 tot 15 weken1005470
15 tot 20 weken535460
20 tot 25 weken385330
25 weken of meer645945

Bij gezins- en overige migranten (figuur 5.4.2) was eind 2022 voor de helft nog geen PIP opgesteld. Indien er wel een PIP was opgesteld in 2022, werd dit in 31 procent van de gevallen binnen 10 weken na vestiging in de gemeente gedaan. Dit aandeel is kleiner dan bij asielmigranten (53 procent). Mogelijk hangt dit verschil samen met de start van de inburgeringsplicht, welke bij gezins- en overige migranten gelijk ligt aan de vestigingsdatum en bij asielmigranten vaak verder terug in het verleden ligt. Zodoende hebben gemeenten bij asielmigranten al eerder meer informatie kunnen verzamelen ten behoeve van het opstellen van het PIP.

Figuur 5.4.3 Asielmigranten - (wacht)tijd tussen start brede intake en vaststellen PIP 1)
bi_pip_termijnAsielmigrant met PIP eind 2022Asielmigrant zonder PIP eind 2022
Minder dan 2 weken715280
2 tot 4 weken675445
4 tot 10 weken1580780
10 tot 25 weken1060785
25 weken of meer70180
1)Asielmigranten met een PIP, maar zonder datum brede intake komen in deze figuur niet voor. Personen met een datum brede intake die ligt na de datum vaststelling PIP komen in deze figuur ook niet voor. Het gaat hierbij in totaal om 1,3 duizend asielmigranten die niet in de figuur zijn opgenomen.
 

Als het tijdspad van de vaststelling van het PIP wordt afgezet tegen de start van de brede intake, is een meer vergelijkbaar beeld tussen de groepen migranten te zien. In figuren 5.4.3 en 5.4.4 is dit weergegeven voor dezelfde groepen asiel- en gezins- en overige migranten als in figuren 5.4.1 en 5.4.2. 

Voor beide typen inburgeraars is voor ongeveer driekwart van de inburgeraars binnen 10 weken na de brede intake een PIP vastgelegd. 

Figuur 5.4.4 Gezins- en overige migranten - (wacht)tijd tussen start brede intake en vaststellen PIP1)
bi_pip_termijnGezins- en overige migrant met
PIP eind 2022
Gezins- en overige migrant zonder
PIP eind 2022
Minder dan 2 weken560110
2 tot 4 weken565185
4 tot 10 weken1215300
10 tot 25 weken665250
25 weken of meer65105
1)Gezins- en overige migranten met een PIP, maar zonder datum brede intake komen in deze figuur niet voor. Personen met een datum brede intake die ligt na de datum vaststelling PIP komen in deze figuur ook niet voor. Het gaat hierbij in totaal om 0,7 duizend gezins- en overige migranten die niet in de figuur zijn opgenomen.
 

5.5 Tijdlijn vanaf start inburgeringsplicht

Zoals beschreven in dit hoofdstuk vindt na de start van de inburgeringsplicht de brede intake plaats, waarbij de inburgeraar en de gemeente samen de ontwikkelmogelijkheden van de inburgeraar in kaart brengen. Dit proces resulteert uiteindelijk in een besluit in de vorm van een officiële beschikking: het PIP. Daarna kan de leerroute starten met een taalaanbod door de gemeente. Het gaat bijvoorbeeld om een cursus Nederlands als tweede taal, een cursus Kennis Nederlandse Maatschappij (KNM) en eventueel alfabetiseringsonderwijs. Nog maar weinig inburgeringsplichtige asielmigranten zijn in 2022 gestart met een cursus. Zodoende komt stap 4 uit het inburgeringsproces (figuur 1.3.1; start inburgering: volgen inburgeringscursussen) in de jaarrapportage van 2022 nog niet aan de orde. 

Figuur 5.5.1 Asielmigranten - Snelle start vanaf inburgeringsplicht
monthsNog geen brede intake en PIP (%)Wel brede intake en geen PIP (%)Wel brede intake en wel PIP (%)
1149601920665
21179522301545
3903023552235
4667021702690
5488518103030
6333514353130
7227510353035
813706802600
98104101815

Figuur 5.5.2 Gezins- en overige migranten - Snelle start vanaf inburgeringsplicht
monthsNog geen brede intake en PIP (%)Wel brede intake en geen PIP (%)Wel brede intake en wel PIP (%)
141451745905
2287514151775
3202511602210
414959102330
510656702275
67704602150
75752852065
84351751790
93201151450

5.5.3 Weergegeven aantal migranten in figuren 5.5.1 en 5.5.2
Peilmoment: Weergegeven aantal asielmigranten (figuur 5.5.1)Weergegeven aandeel asielmigranten (totaal = 19 025)
(%)
Weergegeven aantal vanaf start inburgeringsplichtWeergegeven aandeel gezins- en overige migranten (figuur 5.5.2) (%)
1 maand17 545926 79592
2 maanden15 570826 06582
3 maanden 13 620705 39572
4 maanden 11 535604 73563
5 maanden9 725524 01553
6 maanden7 900423 38545
7 maanden6 345332 92540
8 maanden4 650242 40032
9 maanden3 035161 88025

De figuren 5.5.1 en 5.5.2 laten zien dat het aandeel inburgeraars dat in de loop van hun inburgeringstraject stappen heeft gemaakt in het inburgeringsproces, per maand na start van de inburgeringsplicht oploopt. Ook is te zien dat in de eerste maand na de start van de inburgeringsplicht bij relatief minder asielmigranten (15 procent van 17,5 duizend asielmigranten; zie Tabel 5.5.3) dan gezins- en overige migranten (39 procent van 6,8 duizend gezins- en overige migranten; zie Tabel 5.5.3) het inburgeringsproces bij de gemeente al is gestart door middel van een brede intake. 

Dit heeft er onder andere mee te maken dat vestiging in de gemeente bij asielmigranten in veel gevallen enige tijd na de start van de inburgeringsplicht plaatsvindt. In de periode dat asielmigranten na de start van de inburgeringsplicht nog in COA verblijven, wordt door gemeenten meestal nog niet gestart met de brede intake, het vaststellen van het PIP en een eventuele cursus.

In overeenstemming daarmee is in de figuren 5.5.1 en 5.5.2 verder te zien dat voor inburgeraars die 9 maanden lang inburgeringsplichtig waren in 2022, in de 9e maand het aandeel gezins- en overige migranten dat een brede intake en PIP heeft (77 procent), hoger is dan bij asielmigranten (60 procent).

10) Leerbaarheidstoets en leerroute.
11) Na praktijksignalen in 2022 over het hoog aandeel 'B1 niet haalbaar' in de uitslagen van de leerbaarheidstoets, is in 2023 de cesuur van de leerbaarheidstoets aangepast waardoor de uitslag 'B1 haalbaar' vaker voorkomt. De cijfers in tabel 5.3.3 betreffen de situatie voordat de veranderingen in de leerbaarheidstoets zijn doorgevoerd.