Tijdlijn migratie, 1849-2025

Over deze publicatie

Dit artikel beschrijft de ontwikkelingen in de immigratie en emigratie vanaf halverwege de negentiende eeuw tot eind 2025. Dit gebeurt in zes hoofdstukken over zes perioden waarin steeds andere migratiestromen belangrijk zijn. In grote lijnen:

– In de 160 jaar dat er officiële statistieken zijn over buitenlandse migratie was in bijna de helft van de jaren (78) de emigratie hoger dan de immigratie.
– In iets meer dan de helft van de jaren kreeg Nederland er door buitenlandse migratie per saldo dus inwoners bij.
– Na 1960 vestigden zich bijna ieder jaar meer mensen in Nederland dan er vertrokken.
– In de afgelopen twintig jaar nam de immigratie sterk toe. Eerst door de toegenomen arbeidsmigratie als gevolg van de uitbreiding van de Europese Unie en verdere globalisering, en daarna ook door de sterk toegenomen asielmigratie.

Inleiding

De statistieken over migratie zijn ouder dan het in 1899 opgerichte Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In de volkstelling van 1849 is voor het eerst gevraagd of iemand in het buitenland geboren is. De tijdlijn begint daarmee. Vanaf 1865 zijn er officiële statistieken over immigratie en emigratie. De cijfers over buitenlandse migratie gaan dus ruim anderhalve eeuw terug. In de periode 1865-2024 kreeg Nederland er door migratie per saldo ruim 1,9 miljoen inwoners bij. Vooral in de afgelopen 65 jaar overtrof de immigratie vaak de emigratie. Maar er zijn ook diverse perioden geweest waarin er meer mensen uit Nederland vertrokken dan er immigreerden. 

Ontwikkelingen in de immigratie en emigratie hangen samen met economische kansen voor mensen, zowel in Nederland als in het buitenland, maar ook met (de)kolonisatie en politieke omstandigheden zoals oorlogen of conflicten, en de uitbreiding van de Europese Unie. Daarnaast speelt het beleid van de Nederlandse overheid een rol: recentelijk de aangescherpte asielprocedures, maar eerder ook de actieve werving van (gast)arbeiders en het stimuleren van emigratie. 

Migratie, 1865-2024
JaarImmigratie (x 1 000)Emigratie (x 1 000)Saldo (x 1 000)
18656,98,4-1,4
18666,310,4-4,1
18676,811,0-4,2
18687,49,8-2,5
18697,514,8-7,3
18707,88,5-0,8
18717,011,7-4,8
18728,112,7-4,6
18738,314,7-6,4
18748,49,8-1,4
18759,29,00,2
18769,98,61,3
187712,07,64,4
187810,87,33,5
187914,010,43,6
188011,912,7-0,7
188113,918,8-4,9
188215,319,8-4,5
188314,416,8-2,3
188414,116,2-2,1
188513,715,0-1,4
188613,915,5-1,6
188713,517,5-4,0
188813,419,0-5,6
188915,323,0-7,7
189013,119,0-5,9
189115,219,9-4,7
189215,921,4-5,5
189316,022,9-6,9
189415,721,1-5,4
189514,818,4-3,7
189616,623,2-6,5
189719,223,6-4,4
189819,325,4-6,1
189922,028,9-6,9
190028,425,13,3
190126,122,83,3
190224,524,8-0,2
190325,632,2-6,6
190423,730,4-6,7
190525,230,4-5,2
190626,234,5-8,2
190727,341,3-14,0
190830,038,3-8,3
190932,249,0-16,8
191034,835,1-0,2
191135,838,9-3,0
191236,240,6-4,4
191340,040,2-0,2
191455,929,826,1
191537,917,120,9
191656,511,145,4
191760,28,851,4
191822,724,4-1,8
191932,354,0-21,7
192041,663,1-21,4
192130,335,4-5,1
192243,034,48,6
192351,240,111,1
192441,350,2-8,9
192538,443,7-5,4
192648,241,96,3
192747,545,22,3
192848,648,40,2
192957,849,58,2
193066,756,710,0
193165,437,428,0
193255,938,617,3
193349,641,58,1
193443,744,5-0,8
193534,348,4-14,1
193632,548,3-15,8
193733,945,5-11,6
193833,148,2-15,0
193950,151,0-0,9
194019,526,4-6,9
194110,717,3-6,6
19428,342,7-34,4
19438,870,7-61,9
19445,324,4-19,1
194529,115,713,4
1946107,466,840,5
194754,465,9-11,5
194846,366,5-20,2
194936,358,2-21,9
195070,650,719,9
195158,067,4-9,4
195233,781,3-47,7
195335,467,1-31,6
195442,461,4-19,0
195552,157,3-5,2
195651,862,7-11,0
195750,162,6-12,5
195868,055,912,1
195937,254,1-16,9
196045,458,7-13,3
196155,148,56,6
196266,049,416,6
196355,146,98,3
196467,154,113,0
196576,658,618,0
196681,862,519,3
196755,868,7-12,9
196864,559,25,3
196976,456,719,6
197090,858,132,7
197197,161,535,5
197283,363,419,9
197386,764,921,8
197495,862,133,7
1975119,356,662,7
197683,063,819,2
197783,963,420,5
197889,262,426,8
1979104,661,443,1
1980112,561,750,8
198180,265,714,5
198270,771,5-0,8
198366,864,42,3
198466,961,85,1
198579,459,519,9
198687,460,626,8
198795,960,835,1
198891,264,326,9
198998,972,126,9
1990117,468,948,4
1991120,270,649,6
1992116,973,843,1
1993119,274,844,4
199499,379,220,1
199596,182,213,9
1996108,791,916,8
1997109,982,327,5
1998122,483,339,1
1999119,278,840,4
2000132,979,053,9
2001133,482,650,8
2002121,396,924,3
2003104,5104,8-0,3
200494,0110,2-16,2
200592,3119,7-27,4
2006101,2132,5-31,3
2007116,8122,6-5,8
2008143,5117,825,7
2009146,4111,934,5
2010154,4121,433,1
2011163,0133,229,8
2012158,4144,513,9
2013164,8145,719,1
2014182,9147,935,1
2015204,6149,555,1
2016230,7151,579,2
2017235,0154,380,7
2018243,7157,486,4
2019269,1161,0108,0
2020220,9152,568,4
2021252,5145,3107,2
2022403,1179,3223,8
2023335,7198,3137,4
2024316,3208,5107,8

Migratie in verhouding tot bevolkingsomvang

Omdat de bevolking sinds 1865 sterk gegroeid is, moeten de migratiecijfers ook in verhouding tot het aantal inwoners worden bekeken. Tussen 1865 en 2025 is de Nederlandse bevolking meer dan vervijfvoudigd, van 3,5 miljoen naar 18 miljoen inwoners. Deze bevolkingsgroei kwam voornamelijk door natuurlijke aanwas: er werden meer kinderen geboren dan er mensen overleden. Pas in de laatste jaren, vanaf 2015, groeit de Nederlandse bevolking vooral door migratie.  

In absolute zin namen de immigratie en emigratie vanaf 1865 in de meeste perioden toe, maar als de stromen worden afgezet tegen het aantal inwoners is het beeld minder eenduidig. De immigratie liep tussen 1865 en de Eerste Wereldoorlog op, ook in relatieve zin. Tussen 1869 en 1878 bedroeg de immigratie ruim 2 procent van de bevolking, in de jaren 1909-1918 was dat gegroeid tot bijna 7 procent. Vervolgens daalde de immigratie in relatieve zin. Pas in de jaren 1969-1978 lag de immigratie weer op bijna 7 procent van de bevolking. Dit was ook zo in de periode 1989-2008. In de laatste periode nam de immigratie sterk toe, ook afgezet tegen het aantal inwoners. In de jaren 2009-2018 bedroeg de immigratie gemiddeld ruim 11 procent van de bevolking. De emigratie groeide vanaf 2000 ook in relatieve zin. Het migratiesaldo lag in de jaren 2009-2018 gemiddeld op bijna 3 procent van de bevolking, hoger dan in eerdere perioden. In de jaren zeventig en negentig was het migratiesaldo met ruim 2 procent van de bevolking ook betrekkelijk hoog.  

Migratie 1869-2019, relatief
PeriodeImmigratie (per 1 000 van de gemiddelde bevolking)Emigratie (per 1 000 van de gemiddelde bevolking)Saldo (per 1 000 van de gemiddelde bevolking)
1869 tot 187923,427,6-4,2
1879 tot 188932,437,9-5,6
1889 tot 189933,545,3-11,8
1899 tot 190948,357,5-9,2
1909 tot 191966,647,718,9
1919 tot 192959,163,9-4,8
1929 tot 193957,655,91,8
1939 tot 194937,148,9-11,7
1949 tot 195947,559,5-12,0
1959 tot 196950,546,83,7
1969 tot 197967,545,721,8
1979 tot 198959,644,015,6
1989 tot 199972,751,121,6
1999 tot 200971,764,77,1
2009 tot 2019112,084,327,7

Zes tijdvakken

In dit artikel is de periode vanaf 1865 opgedeeld in zes tijdvakken. Voor ieder tijdvak wordt beschreven hoe de migratie zich heeft ontwikkeld en welke factoren daarbij van belang waren.

De volgende perioden komen aan de orde:

  1. 1849-1913
    De periode vanaf de eerste statistieken tot aan de Eerste Wereldoorlog kenmerkt zich door vertrekoverschotten: mensen vertrokken voor werk naar Duitsland of België, boeren emigreerden naar de VS.
  2. 1914-1945
    Tijdens de Eerste Wereldoorlog vluchtten veel Belgen naar Nederland. In het interbellum vestigden zich meer mensen om te werken in Nederland en kwamen er ook Joodse vluchtelingen. In de Tweede Wereldoorlog werden naar schatting 110 duizend van de 140 duizend Joden gedeporteerd naar nazi-Duitsland. Zij kwamen in de officiële statistieken als ‘vertrokken naar het buitenland’ of ‘onbekend waarheen’. De mensen die Nederland verlieten omdat zij werden tewerkgesteld onder het 'Arbeitseinsatz-programma’ werden juist niet als emigrant geteld omdat zij doorgaans op hun adres in Nederland bleven ingeschreven.
  3. 1946-1959
    De naoorlogse periode werd gekenmerkt door een piek in de immigratie vanuit Nederlands-Indië en het grootschalige vertrek van Nederlanders om economische redenen naar onder andere Canada, de Verenigde Staten, Australië en Nieuw-Zeeland.
  4. 1960-1979
    Vanaf de jaren zestig ontstond er juist weer een tekort aan (laaggeschoolde) arbeidskrachten en werden grote aantallen gastarbeiders uit mediterrane landen geworven, waardoor de immigratie sterk opliep, gevolgd door gezinsmigratie. In de jaren zeventig kwam daar de immigratie van veel Surinamers bij.
  5. 1980-2004
    In de jaren tachtig en vooral in de jaren negentig nam de asielmigratie sterk toe, onder andere door de oorlog in voormalig Joegoslavië. In de eerste jaren na de eeuwwisseling was er juist weer een vertrekoverschot toen meer Nederlanders emigreerden toen het economisch minder ging.
  6. 2005-2025
    Vanaf halverwege het eerste decennium van de 21e eeuw liep het migratiesaldo snel op, eerst door sterk toegenomen arbeidsmigratie van binnen en buiten Europa en later door de toename van het aantal vluchtelingen (vooral uit Syrië en later ook Oekraïne). Na 2022 neemt de arbeidsmigratie weer af.

Tijdlijn migratie1849-1864 de eerste statistieken 1865-1913 meer emigratie dan immigratie 1914-1918 Eerste Wereldoorlog, Belgische vluchtelingen 1919-1930 Duitse en Oostenrijkse arbeidsmigranten 1930-1940 Joodse vluchtelingen 1940-1945 gedwongen emigratie 1946-1959 immigratie vanuit Nederlands-Indië, emigratiegolf jaren vijftig 1951: Molukse immigranten 1956: Hongaarse vluchtelingen 1960-1979 arbeidsmigratie en gezinshereniging, immigratie uit Suriname 1968: Tsjechoslowaakse vluchtelingen 1975: Suriname onafhankelijk 1980-2004 asielmigratie door oorlogen 1991: begin burgeroorlog Joegoslavië 2004: uitbreiding EU met tien Oost-Europese landen, waaronder Polen 2005-2025 immigratie uit EU, vluchtelingen uit Syrië en Oekraïne 2007: uitbreiding EU met Roemenië en Bulgarije 2011: begin oorlog Syrië 2013: uitbreiding EU met Kroatië 2022: Russische inval Oekraïne 1900 1910 1920 1930 1940 1950 1960 1970 1980 1990 2000 2010 2020 Tijdlijn migratie 1890 De eerste statistieken Eerste Wereldoorlog, Belgische vluchtelingen Immigratie vanuit Nederlands-Indië, emigratiegolf jaren vijftig Arbeidsmigratie en gezinshereniging, immigratie uit Suriname Asielmigratie door oorlogen 1849 tot 1865 Meer emigratie dan immigratie 1865 tot 1914 1914 tot 1918 Duitse en Oostenrijkse arbeidsmigranten 1919 tot 1930 Gedwongen emigratie 1940 tot 1945 Joodse vluchtelingen 1930 tot 1940 1860 1870 1880 1840 1850 1946 tot 1960 1960 tot 1979 1980 tot 2004 Molukse immigranten 1951 Hongaarse vluchtelingen 1956 Tsjechoslowaakse vluchtelingen 1968 Suriname onafhankelijk 1975 Begin burgeroorlog Joegoslavië 1991 2004 Uitbreiding EU met Roemenië en Bulgarije 2007 Begin oorlog Syrië 2011 Uitbreiding EU met Kroatië Russische inval Oekraïne 2022 2013 2005 tot 2025

1. 1849-1913

Vanaf de volkstelling van 1849 is bekend hoeveel inwoners van Nederland in het buitenland geboren zijn (zie kader). In dat jaar waren dat er 74 duizend. Dat was 2,4 procent van de bevolking van ruim 3 miljoen inwoners. Vijftig jaar later telde Nederland 92 duizend in het buitenland geboren inwoners. De bevolking was inmiddels –door hoge geboortecijfers en een dalende sterfte–toegenomen tot 5,1 miljoen. Daardoor was het aandeel in het buitenland geboren inwoners in 1899 gedaald tot 1,8 procent. De meesten kwamen uit de buurlanden: meer dan de helft was in Duitsland geboren, bijna een kwart in België (Nicolaas & Sprangers, 2007).

1.1 Bevolking naar geboorteland
JaarDuitsland (%)België (%)Nederlandse koloniën1) (%)Overige landen (%)
18491,350,710,090,26
18591,100,590,090,19
18690,940,530,140,18
18791,050,470,190,20
18891,010,470,220,20
18990,940,440,230,19
1)Nederlands-Indië, Suriname, Nederlandse Antillen

Migratiecijfers vanaf 1865

Vanaf 1865 zijn er officiële statistieken over het aantal mensen dat zich vanuit het buitenland in Nederland vestigde (immigratie) en het aantal dat uit Nederland vertrok (emigratie). De cijfers zijn gebaseerd op de gemeentelijke bevolkingsregisters, die vijftien jaar daarvoor wettelijk verplicht werden gesteld. 

Meer emigratie dan immigratie tussen 1865 en 1914

Van 1865 tot aan het begin van de Eerste Wereldoorlog in 1914 was de emigratie vrijwel ieder jaar hoger dan de immigratie. Er vertrokken dus meer mensen uit Nederland dan er vanuit het buitenland kwamen wonen. Over de hele periode 1865-1913 vertrokken er per saldo 183 duizend mensen uit Nederland. 

1.2 Immigratie en emigratie, 1865-1913
JaarImmigratie (x 1 000)Emigratie (x 1 000)Migratiesaldo (x 1 000)
18656,98,4-1,4
18666,310,4-4,1
18676,811,0-4,2
18687,49,8-2,5
18697,514,8-7,3
18707,88,5-0,8
18717,011,7-4,8
18728,112,7-4,6
18738,314,7-6,4
18748,49,8-1,4
18759,29,00,2
18769,98,61,3
187712,07,64,4
187810,87,33,5
187914,010,43,6
188011,912,7-0,7
188113,918,8-4,9
188215,319,8-4,5
188314,416,8-2,3
188414,116,2-2,1
188513,715,0-1,4
188613,915,5-1,6
188713,517,5-4,0
188813,419,0-5,6
188915,323,0-7,7
189013,119,0-5,9
189115,219,9-4,7
189215,921,4-5,5
189316,022,9-6,9
189415,721,1-5,4
189514,818,4-3,7
189616,623,2-6,5
189719,223,6-4,4
189819,325,4-6,1
189922,028,9-6,9
190028,425,13,3
190126,122,83,3
190224,524,8-0,2
190325,632,2-6,6
190423,730,4-6,7
190525,230,4-5,2
190626,234,5-8,2
190727,341,3-14,0
190830,038,3-8,3
190932,249,0-16,8
191034,835,1-0,2
191135,838,9-3,0
191236,240,6-4,4
191340,040,2-0,2

Boeren naar de VS, arbeiders naar Duitsland

Emigranten vertrokken in de tweede helft van de negentiende eeuw vooral naar België en Duitsland, maar ook naar de Verenigde Staten (VS). De VS was vooral in trek bij boeren en landarbeiders, die voor een groot deel afkomstig waren uit Zeeland, Groningen en Fryslân. Tussen 1849 en 1899 groeide het aantal in Nederland geboren mensen in de VS van 17 duizend naar 95 duizend (Oomens, 1989). 

Emigranten naar Duitsland waren vooral arbeiders uit de grensprovincies, die werk vonden in de industrie in de steden (Van der Erf, 1989). Het aantal Nederlanders in Duitsland groeide van 10 duizend in 1849 naar 91 duizend in 1899. In dat jaar woonden er ook 54 duizend in Nederland geboren mensen in België. In totaal woonden er aan het eind van de negentiende eeuw bijna 300 duizend Nederlanders in het buitenland (Oomens, 1989).

2. 1914-1945

Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) kwam er abrupt een einde aan de periode van vertrekoverschotten. Volgens de officiële statistieken nam de Nederlandse bevolking in de jaren 1914-1918 als gevolg van buitenlandse migratie met ruim 140 duizend mensen toe. Er emigreerden 91 duizend mensen, terwijl er 233 duizend immigranten kwamen. De bevolking nam toe van 6,2 miljoen inwoners in 1914 naar 6,6 miljoen in 1918.

Belgische vluchtelingen in de Eerste Wereldoorlog

De immigranten waren vooral vluchtelingen uit België. Zij werden niet altijd als immigrant geregistreerd, het werkelijke aantal Belgische vluchtelingen lag veel hoger. Tijdens de opmars van het Duitse leger in België, en vooral ten tijde van de beschieting van Antwerpen in 1914, vluchtten bijna 900 duizend Belgen naar het neutrale Nederland om te ontsnappen aan het oorlogsgeweld. 

De meesten keerden snel terug, maar aan het eind van 1914 waren er naar schatting nog steeds tussen de 200 duizend en 300 duizend Belgische vluchtelingen in Nederland (Lucassen & Penninx, 1985). In de jaren na de Eerste Wereldoorlog verlieten veel vluchtelingen Nederland weer. Het migratiesaldo was een aantal jaren negatief. De (geregistreerde) emigratie piekte in 1919 en 1920, met respectievelijk 54 duizend en 63 duizend mensen.  

Belgische vluchtelingen, ondergebracht in een tentenkamp, doen de was. | Nationaal Archief
© Nationaal Archief

Na de oorlog: Duitse en Oostenrijkse vrouwen, Poolse arbeiders

In de eerste decennia van de twintigste eeuw vestigden zich veel Duitsers in Nederland. Dit waren veelal jonge vrouwen die na de Eerste Wereldoorlog naar Nederland kwamen om te werken in de huishouding of de zorg (Van der Heijdt, 1992). Deze ontwikkeling is terug te zien in de cijfers van de volkstellingen uit die tijd. Volgens de volkstelling van 1899 woonden er ongeveer 32 duizend Duitsers in Nederland. In 1930 was dat gestegen tot 102 duizend. 

Mijnen, Mijnwerkers | Nationaal Archief

Ook het aantal Oostenrijkers nam in deze periode toe. Van zowel de Duitse als de Oostenrijkse immigranten was het merendeel vrouw. Zij kwamen onder andere om huishoudelijk en verzorgend werk te doen, waarnaar veel vraag was in die tijd. Er kwamen in de jaren twintig ook veel arbeidsmigranten uit Polen. Veel van hen vonden werk in de mijnbouw in Limburg. Ook deze migratiestromen zijn zichtbaar in de volkstellingscijfers. Zo verdubbelde het aantal Polen in Nederland ruimschoots, van 2,7 duizend in 1920 naar 5,9 duizend in 1930.

2.1 Bevolking met niet-Nederlandse nationaliteit
Nationaliteit en geslacht1930 (x 1 000)1920 (x 1 000)1909 (x 1 000)1899 (x 1 000)
Mannen
Duitse41,527,018,616,7
Belgische12,715,09,48,1
Overige22,913,57,33,3
Vrouwen
Duitse60,529,318,915,2
Belgische12,715,39,06,8
Overige25,612,06,82,9

Jaren dertig: Joodse vluchtelingen

De vestiging van arbeidsmigranten daalde in de jaren dertig, hoofdzakelijk omdat er door de slechte economische omstandigheden en de hoge werkloosheid minder vraag was naar arbeidskrachten. Wel kwamen er veel Joodse, socialistische en communistische vluchtelingen uit Duitsland naar Nederland. Na de annexatie van Oostenrijk door nazi-Duitsland in 1938 kwamen er ook veel Joodse vluchtelingen uit Oostenrijk. Van de ongeveer 50 duizend immigranten die in 1939 naar Nederland kwamen, waren naar schatting ruim 20 duizend Joodse vluchtelingen (Keilman et al., 1985). Al in de jaren twintig waren er ongeveer 10 duizend Joden uit Oost-Europa naar Nederland gevlucht (Lucassen & Penninx, 1999).

Aanloop Tweede Wereldoorlog. Joodse vluchtelingen uit Duitsland bij hun aankomst op het Centraal Station in Amsterdam. Amsterdam, Nederland, april 1933. | Nationaal Archief
© Valks, H.J.M. (Henk) / Spaarnestad Photo (05887)

Tweede Wereldoorlog: gedwongen emigratie

Volgens de officiële cijfers zijn er tussen 1940 en 1945 ongeveer 197 duizend mensen uit Nederland geëmigreerd. De piek lag in 1943 met een emigratie van ruim 70 duizend mensen. Een groot deel betrof echter deportaties van voornamelijk Joden. Wanneer deze buiten beschouwing worden laten, komt het werkelijke aantal emigranten tijdens de oorlogsjaren uit op minder dan 90 duizend. 

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden ongeveer 110 duizend van de naar schatting 140 duizend in Nederland woonachtige Joden gedeporteerd naar Duitsland. Slechts 5,5 duizend van hen overleefden de kampen en keerden na de oorlog terug. In de bevolkingsregisters werden de gedeporteerden vaak gecategoriseerd als ‘vertrokken naar het buitenland’ of als ‘onbekend waarheen’. Cijfers over emigratie in de oorlogsjaren moeten daarom vanuit dat perspectief worden geïnterpreteerd. 

Tegelijkertijd werden er tijdens de oorlog ook veel Nederlandse mannen gedwongen tewerkgesteld in Duitsland onder het zogenoemde 'Arbeitseinsatz-programma’. Deze mannen bleven formeel ingeschreven op hun woonadres in Nederland en werden daarom meestal niet als emigranten geregistreerd. Volgens gegevens van de Gewestelijke Arbeidsbureaus werden tot medio 1944 ongeveer 532 duizend Nederlandse mannen tussen de 18 en 45 jaar ingezet voor de Duitse oorlogseconomie. Daarnaast werkten ongeveer 38 duizend mannen in België en Frankrijk (Keilman et al., 1985).

2.2 Immigratie en emigratie, 1910-1945
JaarImmigratie (x 1 000)Emigratie (x 1 000)Migratiesaldo (x 1 000)
191034,835,1-0,2
191135,838,9-3,0
191236,240,6-4,4
191340,040,2-0,2
191455,929,826,1
191537,917,120,9
191656,511,145,4
191760,28,851,4
191822,724,4-1,8
191932,354,0-21,7
192041,663,1-21,4
192130,335,4-5,1
192243,034,48,6
192351,240,111,1
192441,350,2-8,9
192538,443,7-5,4
192648,241,96,3
192747,545,22,3
192848,648,40,2
192957,849,58,2
193066,756,710,0
193165,437,428,0
193255,938,617,3
193349,641,58,1
193443,744,5-0,8
193534,348,4-14,1
193632,548,3-15,8
193733,945,5-11,6
193833,148,2-15,0
193950,151,0-0,9
194019,526,4-6,9
194110,717,3-6,6
19428,342,7-34,4
19438,870,7-61,9
19445,324,4-19,1
194529,115,713,4

3. 1946-1959

Immigratie vanuit Nederlands-Indië

Na de Tweede Wereldoorlog vestigden zich grote aantallen migranten uit het toenmalige Nederlands-Indië in Nederland. Na de Japanse bezetting verklaarde Nederlands-Indië zich in 1945 onafhankelijk. Er volgde een oorlog tot Nederland in 1949 de Republiek Indonesië erkende. Nederlanders en mensen met Indisch-Nederlandse herkomst voelden zich door de politieke veranderingen en discriminatie niet meer welkom of veilig in het nieuwe land. Daarom vertrokken zij in groten getale naar Nederland, hoewel velen daar nooit eerder hadden gewoond. 

Jonge evacué's uit Indonesië aan een aparte tafel in een schoolklas in Amsterdam Slotermeer| Nationaal Archief
© Nationaal Archief

1951: Molukse immigranten

In 1951 werden 3,5 duizend Molukse militairen op dienstbevel naar Nederland overgebracht. Zij hadden in het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) gediend en voor Nederland gevochten tegen Indonesiërs in de onafhankelijkheidsstrijd. Inclusief familieleden van deze militairen en enkele tientallen mariniers, politierekruten en burgers ging het om 12,5 duizend mensen. In 1962, bij de overdracht van Nederlands-Nieuw-Guinea aan Indonesië, kwam nog een kleine groep Molukkers naar Nederland (Steijlen, 2015).

Omdat men aannam dat het verblijf van de Molukkers tijdelijk zou zijn, werden zij eerst niet als immigranten geregistreerd. Pas enkele jaren later, in 1958 –toen duidelijk werd dat hun verblijf langdurig zou zijn– werden zij administratief aan de geregistreerde bevolking toegevoegd. Zij werden bij de immigranten van 1951 meegeteld. 

In totaal vestigden zich tussen 1945 en 1962 ongeveer 400 duizend mensen uit voormalig Nederlands-Indië in Nederland. Van hen keerden er tot en met het einde van de jaren tachtig ongeveer 160 duizend weer terug naar Indonesië.

3.1 In het buitenland geboren inwoners
JaarIndonesië ¹⁾ (x 1 000)Overig (x 1 000)
193032,6245,1
194779,9212,1
1960203,2245,4
1 Incl. Nederlands-Indië, in 1930 en 1947 ook incl. Suriname en Nederlandse Antillen

Meer inwoners uit de Nederlandse koloniën

Deze grote migratiestromen zijn ook duidelijk zichtbaar in de volkstellingen. Zo registreerden de volkstellingen van 1930 en 1947 respectievelijk 33 duizend en 80 duizend inwoners die in de Nederlandse koloniën waren geboren. Dit zijn niet alleen mensen uit Nederlands-Indië, maar ook uit Suriname en de Nederlandse Antillen. In de volkstelling van 1960 was het aantal mensen geboren in Indonesië of Nederlands-Indië fors gestegen tot ruim 200 duizend. In dat jaar telde Nederland 11,4 miljoen inwoners.

3.2 Immigratie vanuit Indonesië en Suriname, 1946-1986
JaarIndonesië (x 1 000)Suriname (x 1 000)
194669,2
194722,0
194817,6
194916,5
195056,10,5
195130,80,3
195217,20,5
195315,50,8
195419,30,9
195526,01,0
195619,81,2
195718,51,3
195839,81,2
19596,71,0
19608,11,4
19618,81,7
196219,12,2
19633,72,4
19643,82,5
19655,33,1
19663,93,9
19672,34,0
19681,74,5
19691,26,0
19701,67,4
19719,5
19728,5
197311,1
197417,9
197539,7
19765,8
19774,8
19787,4
197918,2
198019,0
19814,4
19823,4
19835,2
19843,5
19855,3
19865,3

Emigratiegolf in de jaren vijftig

In de jaren vijftig was het saldo van buitenlandse migratie vrijwel elk jaar negatief. Dit komt vooral doordat veel Nederlanders naar landen buiten Europa vertrokken. Veel mensen zagen de economische toekomst in Nederland als minder rooskleurig. Bovendien stimuleerde de regering emigratie. 

3.3 Emigratie naar vijf veelvoorkomende bestemmingen buiten Europa
JaarAustralië (x 1 000)Canada (x 1 000)Nieuw-Zeeland (x 1 000)Verenigde Staten (x 1 000)Zuid-Afrika (x 1 000)
19481,27,00,14,83,5
19491,77,00,14,02,3
19509,77,30,74,11,6
195111,119,32,93,72,9
195216,321,55,14,24,7
19538,520,52,64,23,8
195410,816,21,04,03,7
195513,97,31,25,23,4
195611,68,61,510,62,4
19577,412,61,311,11,9
19587,98,22,05,62,6
19598,96,11,67,22,2
19608,66,31,410,81,0
19615,12,71,77,90,9
19622,92,51,38,51,1
19632,62,60,94,21,3
19643,52,61,14,51,4
19653,33,01,04,31,6
19663,14,20,94,41,7
19672,94,71,04,61,9
19683,73,60,64,61,9

Canada en Australië waren het meest in trek, gevolgd door de Verenigde Staten, Zuid-Afrika en Nieuw-Zeeland. Tussen 1950 en 1959 emigreerden ruim 340 duizend mensen naar een van deze vijf landen, waarvan 52 duizend in het piekjaar 1952. Deze landen waren aantrekkelijk onder meer vanwege de ruimte voor boerenbedrijven en het tekort aan arbeidskrachten, bijvoorbeeld in de industrie. Voor veel emigranten uit de jaren vijftig was het vertrek permanent; ongeveer twintig procent keerde later weer terug naar Nederland.

Ook emigreerden na de Tweede Wereldoorlog veel Joden. Tussen 1946 en 1953 vertrokken naar schatting 4,5 duizend Joden.

3.4 Immigratie en emigratie, 1945-1960
JaarImmigratie (x 1 000)Emigratie (x 1 000)Migratiesaldo (x 1 000)
194529,115,713,4
1946107,466,840,5
194754,465,9-11,5
194846,366,5-20,2
194936,358,2-21,9
195070,650,719,9
195158,067,4-9,4
195233,781,3-47,7
195335,467,1-31,6
195442,461,4-19,0
195552,157,3-5,2
195651,862,7-11,0
195750,162,6-12,5
195868,055,912,1
195937,254,1-16,9
196045,458,7-13,3

Nederland, plaats onbekend, begin 1956. Emigratie vanuit Nederland. Achterblijvers op de kade zwaaien als afscheid van de vertrekkende familie. | Nationaal Archief
© Nationaal Archief

4. 1960-1979

Jaren zestig: arbeidsmigratie 

Vanaf het eind van de jaren vijftig ontstond er een tekort aan laaggeschoolde arbeidskrachten. Om dit op te vangen, begonnen Nederlandse bedrijven buitenlandse werknemers te werven, vooral uit landen rond de Middellandse Zee. Deze zogenoemde ‘wervingslanden’ waren Griekenland, Italië, Joegoslavië, Marokko, Portugal, Spanje, Tunesië en Turkije. Tussen 1964 en 1973 kwamen ongeveer 225 duizend migranten uit deze landen naar Nederland, voornamelijk om te werken. De grootste groepen bestonden uit Spanjaarden en Turken, elk met ongeveer 65 duizend personen. In eerste instantie kwamen vooral Spanjaarden en Italianen, later volgden vooral Turken en Marokkanen. 

Woonruimte gastarbeiders: Vijf Marokkaanse en acht Turkse gastarbeiders op hun kamer(s). | Nationaal Archief
© Nationaal Archief

De volkstelling van 1971 laat goed zien hoe het migratiebeeld in de jaren zestig veranderde. In 1960 werden nog nauwelijks migranten met een mediterrane nationaliteit geregistreerd (behalve 6 duizend Italianen). In 1971 waren er al 30 duizend Turken, 28 duizend Spanjaarden, 20 duizend Marokkanen, 18 duizend Italianen en 8 duizend Joegoslaven. De totale bevolking telde toen 13,1 miljoen inwoners.

4.1 Immigratie vanuit mediterrane landen, 1950-2000
JaarTurkije (x 1 000)Marokko (x 1 000)Griekenland, Italië (voormalig)
Joegoslavië, Portugal,
Spanje en Tunesië (x 1 000)
19500,221
19510,137
19520,120
19530,130
19540,140
19550,401
19562,083
19572,593
19580,561
19590,517
19601,931
19616,399
19627,598
19639,756
196418,921
19653,7694,07216,468
19665,3807,84414,403
19671,5001,1645,224
19684,3352,5347,595
19696,8842,75612,182
19708,4414,05816,384
19719,9703,02316,354
19726,8902,3579,087
19739,9242,8078,541
197410,3523,4907,756
197512,6327,802
197610,1735,657
197710,4715,751
197811,6777,187
197913,9927,671
198017,37010,376
19818,4628,473
19825,1796,490
19833,7544,938
19844,1014,838
19855,9435,832
19868,4846,703
19879,6387,093
198810,4608,249
198911,1228,469
199012,7699,534
199112,5218,987
19929,2937,252
19937,9055,988
19944,4353,320
19955,2543,193
19966,7854,458
19976,9434,771
19986,3185,364
19995,4244,692
20005,7944,439

Vooral mannen in de industrie

In de tweede helft van de jaren zestig was 90 procent van het totale vestigingsoverschot afkomstig uit mediterrane landen. De overgrote meerderheid van deze migranten was man en werkte in de industrie. Zo waren van de 6,6 duizend Turkse mannen die in 1966 arriveerden 5,8 duizend werkzaam in fabrieken of werkplaatsen (CBS, 1968). Ze vestigden zich vaak in industriegebieden in Overijssel, Gelderland en Noord-Brabant.

Vluchtelingen uit Hongarije en Tsjechoslowakije

In deze periode speelde arbeidsmigratie de hoofdrol. De instroom van vluchtelingen was relatief beperkt. Wel noemenswaardig zijn de ongeveer 3 duizend Hongaren die in 1956 na de Sovjetinvasie naar Nederland vluchtten, en ongeveer duizend Tsjechoslowaken die in 1968 kwamen na het gewelddadig neerslaan van de Praagse Lente. 

Turken en Marokkanen bleven vaker dan Spanjaarden en Italianen 

Het vestigings- en vertrekpatroon van Turken en Marokkanen ontwikkelde zich anders dan dat van Spanjaarden en Italianen. De immigratie van Spanjaarden en Italianen werd snel gevolgd door grootschalige terugkeer. Van de Spanjaarden die tussen 1964 en 1973 naar Nederland kwamen, was in 1983 ongeveer 75 procent weer vertrokken. Ook Italianen vertrokken vaak weer, maar in iets mindere mate.

Bij Turken en Marokkanen volgde vaak een fase van gezinshereniging en gezinsvorming. Daardoor lag hun retourmigratie veel lager: zij bleven vaker in Nederland. Dit verschil is deels te verklaren door de sterke economische groei in Spanje en Italië begin jaren zeventig, die daar de werkgelegenheid verbeterde en de migratie naar Nederland deed afnemen. Bij Turken en Marokkanen begon juist in deze periode de gezinshereniging, wat blijkt uit het stijgende aandeel vrouwen onder de immigranten uit deze landen vanaf het einde van de jaren zestig.

4.2 Immigranten1) weer vertrokken, nationaliteit
VerblijfsduurSpaans (%)Italiaans (%)Joegoslavisch (%)Turks (%)Marokkaans (%)
09,011,47,82,63,9
131,733,027,411,212,3
246,644,739,618,917,1
354,950,646,024,620,0
460,254,150,128,221,7
564,256,653,030,723,2
667,459,055,232,824,5
770,060,956,734,525,5
872,362,258,135,826,5
974,063,259,137,027,3
1075,564,160,438,228,2
1) geïmmigreerd in de periode 1964-1973

Wervingsstop in 1973

In 1973 stelde Nederland een officiële wervingsstop in voor arbeidsmigranten uit mediterrane landen. Legale arbeidsmigratie uit onder meer Turkije en Marokko werd daarna vrijwel onmogelijk. Toch bleef de immigratie uit deze landen toenemen, maar dat was vooral gezinshereniging. Exacte cijfers over gezinshereniging en gezinsvorming zijn voor deze jaren niet beschikbaar, maar ramingen van De Beer et al. (1991) geven aan dat eind jaren zeventig ruim 75 procent van de Turkse en Marokkaanse immigranten naar Nederland kwam in het kader van gezinshereniging.

Kinderen van gastarbeiders krijgen les. Nederland, 1972
© Nationaal Archief

Jaren zestig en zeventig: immigratie vanuit Suriname

In de jaren zeventig nam de immigratie vanuit de toenmalige kolonie Suriname sterk toe. Die was al in het begin van de jaren zestig begonnen. Deze ontwikkeling had meerdere oorzaken. De economische situatie in Suriname verslechterde in die periode, terwijl Nederland juist een sterke economische groei doormaakte. Daarnaast ontvingen achterblijvers in Suriname steeds vaker positieve berichten van eerder geëmigreerde landgenoten, wat bijdroeg aan een gunstig beeld van Nederland (Van Amersfoort, 1971). Ook speelde het fenomeen van kettingmigratie een groeiende rol: steeds meer Surinamers hadden inmiddels familie of bekenden in Nederland, wat de drempel om zelf te migreren verlaagde.

Een aantal Surinamers bij aankomst op Schiphol. 27 augustus 1980. | Nationaal Archief
© Nationaal Archief

Een belangrijk moment was de onafhankelijkheid van Suriname op 25 november 1975. Uit vrees voor de politieke en economische gevolgen daarvan en om hun recht op de Nederlandse nationaliteit veilig te stellen, besloten veel Surinamers nog vóór die datum naar Nederland te vertrekken. In 1975 vestigden zich bijna 40 duizend Surinamers in Nederland – een duidelijke piek in de immigratiecijfers.

Ook in 1979 en 1980 kwamen veel Surinaamse immigranten. Dat had te maken met het aflopen van de zogenoemde ‘toescheidingsovereenkomst’ tussen Nederland en Suriname. Volgens deze regeling konden Surinamers tot vijf jaar na de onafhankelijkheid nog kiezen voor het Nederlandse staatsburgerschap. Toen deze regeling in november 1980 afliep, werd het voor Surinamers lastiger om toegang tot Nederland te krijgen. Dit leidde tot een tijdelijke versnelling van de migratie vóór het verstrijken van de termijn.

4.3 Immigratie en emigratie, 1960-1985
JaarImmigratie (x 1 000)Emigratie (x 1 000)Migratiesaldo (x 1 000)
196045,458,7-13,3
196155,148,56,6
196266,049,416,6
196355,146,98,3
196467,154,113,0
196576,658,618,0
196681,862,519,3
196755,868,7-12,9
196864,559,25,3
196976,456,719,6
197090,858,132,7
197197,161,535,5
197283,363,419,9
197386,764,921,8
197495,862,133,7
1975119,356,662,7
197683,063,819,2
197783,963,420,5
197889,262,426,8
1979104,661,443,1
1980112,561,750,8
198180,265,714,5
198270,771,5-0,8
198366,864,42,3
198466,961,85,1
198579,459,519,9

5. 1980-2004

Jaren tachtig en negentig: meer asielmigratie

In de jaren tachtig en negentig kwamen er vrijwel elk jaar meer immigranten dan dat er emigranten vertrokken. Dit kwam voornamelijk door de toename van asielmigratie (zie kader). Vanaf het midden van de jaren tachtig begon het aantal mensen dat in Nederland asiel aanvroeg sterk toe te nemen. In 1985 waren dat er ongeveer 6 duizend. In 1989 – het jaar van de val van de Berlijnse Muur – was dit gestegen tot 14 duizend. 

Oorlogen en instabiliteit

In de jaren negentig werd asielmigratie steeds omvangrijker. Eind 1991 begon de burgeroorlog in Bosnië-Herzegovina, onderdeel van het uiteenvallende Joegoslavië. Als gevolg daarvan vluchtten grote groepen mensen – vaak aangeduid als 'ontheemden' – naar West-Europese landen, waaronder Nederland en vooral Duitsland. Door de voortdurende oorlogen in voormalig Joegoslavië en de politieke instabiliteit in landen als Somalië, steeg het aantal asielverzoeken tot recordhoogte. 

Een groep van zeventien oudere Bosnische vluchtelingen loopt woensdag door de regen over het terrein waar zij eerdaags gehuisvest zal worden.>>
© ANP Foto

In 1994 vroegen 53 duizend mensen asiel aan in Nederland. Tegen het eind van de jaren negentig kwamen de meeste asielzoekers uit Irak en Afghanistan. Ze kregen niet allemaal daadwerkelijk de vluchtelingenstatus. Sommigen ontvingen tijdelijke bescherming of mochten blijven op humanitaire gronden. Gemiddeld werd in de jaren negentig naar schatting ongeveer een derde van de asielaanvragen ingewilligd (Nicolaas, 2006). 

Invloed asielmigratie op bevolkingssamenstelling

De invloed van asielmigratie op de bevolkingssamenstelling werd voor het eerst zichtbaar in de registertelling van 1992. In dat jaar stonden onder andere 17 duizend personen geregistreerd die in (voormalig) Joegoslavië waren geboren, evenals 13 duizend Chinezen, 8 duizend Iraniërs en 5 duizend Somaliërs. Door de aanhoudende onrust in diverse delen van de wereld waren deze aantallen in de virtuele volkstelling van 2001 substantieel gestegen. In 2001 waren er 54 duizend Joegoslaven in de gemeentelijke bevolkingsregisters opgenomen, 34 duizend Irakezen en ruim 20 duizend van elk van de groepen Afghanen, Chinezen, Somaliërs en Iraniërs.

5.1 Bevolking naar geboorteland
Geboorteland2001 (x 1 000)1992 (x 1 000)1971 (x 1 000)
Indonesië (incl. voormalig Nederlands-Indië)165,8187,8204,4
Suriname186,5171,429,0
Nederlandse Antillen en Aruba83,964,113,6
Turkije181,9159,528,2
Marokko155,8131,320,9
Voormalig Joegoslavië53,917,28,5
Irak33,71,8
Afghanistan24,30,9
Iran21,57,6
Somalië21,74,7

Overige migratie in de jaren tachtig en negentig

Informatie over migratiemotieven anders dan asiel is voor de periode 1980 tot 1999 niet beschikbaar. Aan de hand van de diverse landen van herkomst kan wel iets gezegd worden over de samenstelling van de immigratie in deze periode. 

Van de bijna 2 miljoen mensen die in deze twee decennia naar Nederland immigreerden kwam 30 procent uit een ander EU-land. Het gaat hierbij voor een groot deel om arbeids- en gezinsmigratie. Nog eens 15 procent kwam uit Turkije en Marokko, vooral voor gezinshereniging en gezinsvorming. Eveneens bijna 15 procent van de immigratie in deze jaren bestond uit migratie vanuit de voormalige koloniën Suriname, Nederlandse Antillen en Aruba en Indonesië. 

2000-2005: minder immigratie, meer emigratie

Tussen 2000 en 2005 daalde de immigratie. Het belangrijkste hierbij was dat er minder asielmigranten naar Nederland kwamen, onder andere omdat de Joegoslavische oorlogen voorbij waren. Ook uit Irak en Afghanistan kwamen minder immigranten dan in de jaren ervoor. De emigratie liep in die jaren juist op, waardoor Nederland tussen 2003 en 2007 per saldo een emigratieland was. De emigratie steeg onder meer door de verslechterde economische vooruitzichten, en liep vooral op onder in Nederland geboren mensen.

5.2 Immigratie en emigratie, 1980-2010
JaarImmigratie (x 1 000)Emigratie (x 1 000)Migratiesaldo (x 1 000)
1980112,561,750,8
198180,265,714,5
198270,771,5-0,8
198366,864,42,3
198466,961,85,1
198579,459,519,9
198687,460,626,8
198795,960,835,1
198891,264,326,9
198998,972,126,9
1990117,468,948,4
1991120,270,649,6
1992116,973,843,1
1993119,274,844,4
199499,379,220,1
199596,182,213,9
1996108,791,916,8
1997109,982,327,5
1998122,483,339,1
1999119,278,840,4
2000132,979,053,9
2001133,482,650,8
2002121,396,924,3
2003104,5104,8-0,3
200494,0110,2-16,2
200592,3119,7-27,4
2006101,2132,5-31,3
2007116,8122,6-5,8
2008143,5117,825,7
2009146,4111,934,5
2010154,4121,433,1

6. 2005-2025

Vanaf 2008: meer immigranten dan emigranten

Vanaf 2005 nam de immigratie weer sterk toe, en vanaf 2008 was deze tot op heden ieder jaar groter dan de emigratie. Per saldo groeit de Nederlandse bevolking sinds die tijd dus weer door buitenlandse migratie. 

Meer immigranten na uitbreiding EU

De groei van de immigratie kwam aanvankelijk vrijwel uitsluitend door migranten uit andere Europese landen. Dit houdt verband met de grootschalige uitbreiding van de Europese Unie –waarbinnen vrij verkeer van personen/arbeid geldt– in oostelijke richting. In 2004 traden tien landen toe (Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië), in 2007 nog eens twee (Roemenië en Bulgarije) en in 2013 volgde ook Kroatië. Met de uitbreiding van de EU nam de immigratie uit Midden- en Oost-Europese landen sterk toe. In 2003 kwamen er 28 duizend mensen die in een ander Europees land geboren waren naar Nederland, in 2010 waren dit er al 65 duizend en in 2019 125 duizend. 

6.1 Immigratie en emigratie, 2004-2024
JaarImmigratie (x 1 000)Emigratie (x 1 000)Migratiesaldo (x 1 000)
200494,0110,2-16,2
200592,3119,7-27,4
2006101,2132,5-31,3
2007116,8122,6-5,8
2008143,5117,825,7
2009146,4111,934,5
2010154,4121,433,1
2011163,0133,229,8
2012158,4144,513,9
2013164,8145,719,1
2014182,9147,935,1
2015204,6149,555,1
2016230,7151,579,2
2017235,0154,380,7
2018243,7157,486,4
2019269,1161,0108,0
2020220,9152,568,4
2021252,5145,3107,2
2022403,1179,3223,8
2023335,7198,3137,4
2024316,3208,5107,8

Arbeidsmigranten uit Oost-Europa

Er kwamen steeds meer mensen naar Nederland om te werken. Zij hadden geen werkvergunning meer nodig en in sectoren als de land- en tuinbouw, de logistiek, de bouw, de schoonmaak, in slachterijen en de horeca was een grote vraag naar arbeid in banen waarvoor onvoldoende Nederlandse werknemers te vinden waren. Voor mensen uit Polen werd de verplichte tewerkstellingsvergunning op 1 mei 2007 afgeschaft, voor mensen uit Bulgarije en Roemenië in januari 2014. 

Poolse arbeidsmigranten zitten buiten met elkaar te kletsen bij hotel de Uitkijk.>>
© ANP Foto

De grootste groep arbeidsmigranten bestond uit Polen. Van de arbeidsmigranten met een nationaliteit van een van de EU- of EFTA-landen (IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland) die van 2005 tot en met 2016 naar Nederland kwamen, had 32 procent de Poolse nationaliteit. Vanaf 2007 nam ook het aantal Bulgaarse en Roemeense immigranten sterk toe. Veel arbeidsmigranten werden gevolgd door hun partner en hun gezin. Ongeveer een derde van de immigratie vanuit de nieuwe EU-landen in de periode 2004-2013 was gezinsmigratie. 

De verdere Europese integratie bevorderde naast arbeids- en gezinsmigratie ook studiemigratie. Het aantal studiemigranten uit andere Europese landen nam sterk toe doordat internationale mobiliteit van studenten door de EU werd gestimuleerd en Nederlandse universiteiten zich met Engelstalige opleidingen actief gingen richten op buitenlandse studenten.

6.2 Migratiesaldo naar geboorteland, nieuwe EU-landen
JaarPolen (x 1 000)Bulgarije (x 1 000)Roemenië (x 1 000)Overig (x 1 000)
19950,8100,0480,1480,202
19960,8900,0840,1330,350
19970,8240,1680,2860,351
19980,9570,1560,3510,445
19990,5060,1670,2810,193
20001,1430,2120,4890,434
20011,4270,2610,5560,520
20021,5010,3570,4290,386
20031,2140,3450,4800,265
20043,9300,2740,3390,669
20055,0730,2340,2160,592
20065,3300,2160,3940,319
20076,7914,0561,7670,905
20089,0233,6401,4011,663
20096,9741,9940,9272,118
20108,7021,6761,2542,925
201111,7822,4920,9252,837
20128,4670,6980,5732,508
20139,8700,1310,7021,674
201412,1071,8682,0101,840
20159,6461,8301,6671,955
20169,0161,8442,1962,093
20179,3482,7623,5173,026
20189,9383,5344,3583,734
201910,3524,8854,8004,391
20209,2004,1753,4492,299
20219,7604,8744,8705,670
202210,0255,5276,0436,177
20236,9203,8333,8085,246

Migratieoverschot, ondanks retourmigratie

De meeste arbeidsmigranten bleven tijdelijk: bijna twee derde van de Europese arbeidsmigranten die tussen 2005 en 2015 immigreerden was binnen vijf jaar weer vertrokken. Mede door de retourmigratie steeg ook de emigratie na 2004, maar die toename was minder sterk dan die van de immigratie. Per saldo resulteerde de toegenomen migratie binnen Europa dus in een sterkere bevolkingsgroei in Nederland. In 2003 kwamen er per saldo nog minder dan 6 duizend immigranten uit andere Europese landen. In 2010 waren dat er 26 duizend en in 2019, vlak voor het uitbreken van de coronapandemie, ruim 52 duizend. 

Ook meer kennismigranten van buiten de EU

De arbeidsmigratie van buiten de EU/EFTA nam in de periode 2004-2022 ook toe, afgezien van de dip tijdens de coronapandemie. Dit is voor een belangrijk deel kennismigratie: migranten met relatief hoogbetaalde, specialistische banen. De piek van de kennismigratie van buiten de EU/EFTA lag in 2022. In dat jaar kwamen er ruim 26 duizend kennismigranten naar Nederland. Het betrof bijvoorbeeld veel Indiërs, maar ook Chinezen, Brazilianen, Amerikanen, Russen, Turken en Zuid-Afrikanen.

Vanaf 2022 per saldo minder EU-migratie

Door de coronapandemie en de daarmee gepaard gaande mobiliteitsbeperkende maatregelen viel de immigratie in 2020 en 2021 lager uit, maar in 2022 lag de instroom vanuit andere EU/EFTA-landen alweer bijna op het niveau van 2019. De arbeidsmigratie van buiten de EU/EFTA lag in 2022 hoger dan in 2019.

Voorlopig was 2022 het piekjaar wat betreft het migratiesaldo met andere EU/EFTA-landen. Na 2022 nam de immigratie vanuit andere EU/EFTA-landen twee jaar op rij af, terwijl de emigratie juist toenam. Zo daalde het migratiesaldo van mensen met als herkomst een ander EU-land van +44 duizend in 2022 naar +19 duizend in 2024. Ook in het eerste halfjaar van 2025 heeft die daling doorgezet. Net als de immigratie vanuit andere EU-landen daalde ook de kennismigratie sinds 2022.

6.3 Arbeidsmigratie naar nationaliteit
JaarEU/EFTA-landen (t/m 2023 bekend) (x 1 000)Niet-EU/EFTA, kennismigrant (x 1 000)Niet-EU/EFTA, overig arbeid (x 1 000)
19997,70,24,7
20008,60,35,1
20018,20,35,7
20027,10,25,1
20035,60,35,4
20046,50,33,8
20057,01,63,2
20068,93,23,1
200713,44,33,0
200818,06,03,2
200915,55,22,5
201017,36,02,1
201119,16,92,6
201219,36,82,1
201321,37,51,6
201428,18,41,1
201528,09,51,5
201630,311,01,5
201735,912,82,0
201839,915,22,3
201944,516,93,0
202036,69,81,7
202140,615,92,1
202248,126,22,5
202343,921,63,6
202415,95,6

Weinig asielmigranten tot 2014

Terwijl de arbeidsmigratie en de studiemigratie een vlucht namen, waren er tussen 2003 en 2013 juist betrekkelijk weinig asielmigranten. De invoering van de Vreemdelingenwet 2000 op 1 april 2001 was daar voor een deel verantwoordelijk voor. Deze nieuwe wet behelsde onder andere een strenger toelatingsbeleid, snellere en strengere procedures (waardoor asielverzoeken sneller afgewezen konden worden) en minder mogelijkheden om in beroep te gaan bij een afwijzing. Hierdoor werd Nederland minder aantrekkelijk voor asielzoekers. 

Syrische vluchtelingen vanaf 2014

De asielmigratie steeg weer toen er als gevolg van de burgeroorlog in Syrië vanaf 2014 steeds meer vluchtelingen uit dat land naar Nederland kwamen. De eerste piek van de immigratie van Syriërs lag in 2016 (meer dan 25 duizend). Na een aantal jaren van wat lagere asielinstroom vanuit Syrië nam deze vanaf 2021 weer toe. In 2024 kwamen er wederom meer dan 25 duizend mensen met een Syrische nationaliteit naar Nederland. 

Ook uit Iran, Irak, Afghanistan, Somalië en Eritrea kwamen vanaf halverwege de jaren tien weer meer asielmigranten naar Nederland, al waren het er veel minder dan de Syriërs. In 2024 waren er 36 duizend asielmigranten, ongeveer 12 procent van de totale immigratie in dat jaar. Een deel van de asielmigranten komt in het kader van de nareisregeling naar Nederland. In de periode 2020–2023 bestond 30 procent van de immigratie uit de bovengenoemde zes vluchtelingenlanden uit nareizende familieleden van iemand die in Nederland asiel heeft gekregen. 

6.4 Asielmigranten en nareizigers1) (migratiemotieven)
JaarAsiel (x 1 000)Nareis (bij asielmigrant) (x 1 000)
199920,90
200029,40
200127,10
200219,20
20038,20
20042,60
20053,30
20063,30
20074,90
20088,10
20099,40
20107,90
20116,80
20126,00
20136,53,2
201412,64,7
201518,813,6
201630,012,9
20179,714,7
20186,56,5
201911,54,2
20208,83,8
202111,710,0
202216,611,1
202322,710,4
202424,811,6
1)Nareizigers worden vanaf 2013 apart gecategoriseerd.

Oekraïense vluchtelingen vanaf 2022

Daarnaast kwamen er vooral in 2022 veel vluchtelingen uit Oekraïne. Sinds de Russische invasie op 24 februari 2022 ontvluchtten veel Oekraïners hun land. Zij kunnen in Nederland bescherming krijgen onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming van de Europese Unie, en worden niet tot de asielzoekers gerekend. In het eerste jaar van de oorlog kwamen 108 duizend vluchtelingen uit Oekraïne naar Nederland, voor een groot deel vrouwen. 102 duizend van hen hadden de Oekraïense nationaliteit. In 2023 was het aantal vluchtelingen uit Oekraïne gedaald naar 37 duizend en in 2024 daalde het verder naar bijna 30 duizend. In Nederland verbleven eind juni 2025 iets meer dan 125 duizend Oekraïense vluchtelingen. In de hele Europese Unie waren er eind juni 2025 4,3 miljoen. 

Oekrainers komen aan bij opvangcentrum | Beelden | ANP Foto
© ANP / Marco de Swart

Bijna 17 procent bevolking in het buitenland geboren

Het sterk opgelopen saldo van buitenlandse migratie heeft er in combinatie met een afgenomen natuurlijke aanwas voor gezorgd dat het aandeel van de bevolking dat in het buitenland is geboren sinds 2004 is gestegen. In 2003 was nog minder dan 11 procent van de bevolking in het buitenland geboren, in 2025 was dit bijna 17 procent. 

Van de 3 miljoen in het buitenland geboren inwoners komen er 1,1 miljoen uit een ander Europees land. Polen vormen sinds 2017 de grootste Europese groep. Daarvoor waren dat Duitsers. Hun aantal is de afgelopen twintig jaar nauwelijks toegenomen, terwijl het aantal Polen sterk steeg. In 2025 telde Nederland ruim 190 duizend in Polen geboren inwoners, in 2003 waren dat er nog 20 duizend. In 2025 vormden de Oekraïners na de Polen qua aantal de grootste Europese groep, hun aantal was met 128 duizend een paar duizend hoger dan het aantal Duitsers. Ook het aantal inwoners geboren in Bulgarije, Roemenië, Hongarije, Griekenland, Italië, Portugal en Spanje is sinds 2003 meer dan verdubbeld.

Van de geboortelanden buiten Europa vormden de vier traditionele herkomstlanden nog steeds de grootste groepen, inmiddels aangevuld met Syrië. In 2025 was Turkije het land waar de meeste in het buitenland geboren inwoners vandaan kwamen (234 duizend), gevolgd door Suriname (180 duizend), Marokko (177 duizend), Syrië (166 duizend), de Nederlandse Cariben (109 duizend) en Indonesië (99 duizend). In de afgelopen twee decennia is vooral het aantal in India (78 duizend), China (76 duizend), Brazilië (35 duizend), Eritrea (25 duizend) en Ethiopië (22 duizend) geboren inwoners sterk toegenomen.

6.5 Bevolking naar geboorteland (x 1 000)
Geboorteland1995200020052010201520202025
Totaal15 424,115 863,916 305,516 575,016 900,717 407,618 044,0
Nederland14 036,714 307,614 569,414 742,514 904,415 007,815 018,4
Totaal buitenland1 387,41 556,31 736,11 832,51 996,32 399,83 025,7
Totaal Europa
(excl Nederland)
377,6411,5454,8529,3642,4820,61 126,2
Polen12,916,325,058,1108,5155,2191,3
Oekraïne0,00,10,40,71,43,6127,7
Duitsland131,2124,2117,7120,5119,1122,0123,0
België43,245,347,149,254,061,867,3
Verenigd Koninkrijk43,243,647,547,149,159,061,4
Voormalig Joegoslavië37,250,554,552,852,655,659,5
Roemenië2,94,16,311,116,432,754,2
Bulgarije1,01,73,113,420,134,753,6
Italië15,416,717,620,125,738,048,9
Spanje17,518,118,419,525,232,744,5
Frankrijk15,417,919,522,024,230,836,2
Griekenland6,67,18,09,114,121,431,3
Portugal8,99,712,114,616,820,228,9
Hongarije4,85,25,78,413,217,423,5
Totaal buiten Europa 1 009,81 144,91 281,41 303,21 353,91 579,21 899,4
Turkije166,0178,0195,9196,7192,7198,0234,4
Suriname180,9185,0190,1186,8181,0178,8179,8
Marokko139,8152,7168,5167,4168,6172,2177,3
Syrië2,64,16,76,917,991,9166,0
Nederlandse Cariben63,176,389,788,689,997,1108,8
Indonesië180,4168,0156,0140,7126,4112,598,7
India9,210,712,017,324,348,277,6
China15,220,633,542,552,564,276,3
Irak7,429,935,940,940,745,450,9
Iran12,720,124,125,429,236,848,4
Verenigde Staten17,120,322,624,327,536,344,1
Afghanistan3,119,832,431,133,135,843,4
Zuid-Afrika8,610,612,312,913,519,435,1
Brazilië5,87,810,213,416,325,035,0
Somalië14,621,415,119,827,325,028,6
Eritrea0,10,30,61,14,118,225,4
Ethiopië6,67,38,08,610,219,122,2
Bron: CBS

Referenties

Amersfoort, J.M.M. van, (1971). Surinamers in Nederland. AO-boekje 1388, Stichting IVIO.

Beer, J. de, Kuijper, H. & Noordam, R. (1991). Gezinsvormende, gezinsherenigende en
retourmigratie van Turken en Marokkanen. Maandstatistiek van de bevolking, 39(1), 38-49.

CBS (1968). Statistiek van de buitenlandse migratie 1965-1966. Staatsuitgeverij.

Erf, R.F. van der (1989). Buitenlandse migratie. Maandstatistiek van de bevolking, 37(10 ), 18-19.

Heijdt, H. van der (1992). In Nederland woonachtige personen van Duitse origine, 1 januari 1990. Maandstatistiek van de bevolking, 40(6), 6-7.

Keilman, N.W., van Poppel, F.W.A., Nimwegen N. van, Moors H.G. & Praag, Ph. van (1985). De demografische situatie in Nederland in en rondom de Tweede Wereldoorlog. NIDI.

Lucassen, J. & Penninx, R. (1985). Nieuwkomers. Immigranten en hun nakomelingen in Nederland 1550-1985, Meulenhoff Informatief.

Lucassen, J. & Penninx, R. (1999). Nieuwkomers, nakomelingen, Nederlanders. Immigranten in Nederland 1550-1993, Meulenhoff Informatief.

Nicolaas, H. & Sprangers, A.H. (2007). Buitenlandse migratie, 1975-2006. De invloed op de bevolkingssamenstelling. In O.W.A. Boonstra, P.K. van Doorn, M.P.M. Horik, , J.G.S.J van Maarseveen & J. Oudhof (red.),Twee eeuwen geteld. Onderzoek met de digitale Volks-, Beroeps- en Woningtellingen 1795-2001 (pp. 19-51). DANS en CBS.

Nicolaas, H. (2006). Bevolkingsprognose 2006-2050: veronderstellingen over de asielmigratie. Bevolkingstrends 54(4), 78-84.

Oomens, C.A. (1989). De loop der bevolking van Nederland in de negentiende eeuw, Statistische onderzoekingen nr. M35. CBS-publicaties.

Steijlen, F. (2015). Molukkers in Nederland, een sociale geschiedenis van uitersten. Historisch Tijdschrift Groniek 208(9), 219–235.

Bijlage

De cijfers staan in de tabellenset Tijdlijn migratie, 1849-2025.