Auteur: Karen Brandenburg, Hui Shan Chan, Sabine Krieg, Manon van Middelkoop, Reinoud Segers
Onderzoek naar productiefactoren zonnestroom in 2022

3. Mogelijke herziening kengetal op basis van CertiQ en Solarcare

Bovenstaande analyses maken duidelijk dat het huidige kengetal aan herziening toe is. Alle bronnen wijzen erop dat het kengetal om productie mee te schatten aan het afnemen is sinds 2016, en zeker voor de afgelopen twee jaar is het dus aan te raden om productie te gaan schatten met een bijgesteld kengetal. Zelfs grote CertiQ installaties met meer gunstige eigenschappen dan kleine installaties komen de laatste jaren tot een lager teruggerekend kengetal dan 875 kWh/kWp. Hieronder wordt een methode beschreven waarmee een nieuw kengetal op basis van meetgegevens bepaald zou kunnen worden. 

Er is geen eenduidige bron waarop de herziening van het kengetal gebaseerd kan worden. De dataset van Sundata is te klein en is bij het CBS maar beschikbaar voor twee jaar. CertiQ op zichzelf heeft onvoldoende recent geïnstalleerde kleine installaties met betrouwbare productie om een nieuw kengetal op te baseren. Grotere installaties in CertiQ hebben waarschijnlijk andere eigenschappen dan kleine installaties. 

Op zoek naar aanvullende brondata voor een nieuw kengetal is ook gekeken naar de jaarlijkse publicatie van opbrengstfactoren van Solarcare. Om beter inzicht te krijgen in de bruikbaarheid van SolarCare als bron voor productiefactoren, heeft het CBS contact gezocht met SolarCare om meer informatie te verkrijgen over de populatie waarop de gepubliceerde productiefactor gebaseerd is. Voor de populatie van 2022 blijkt 29% een vermogen vanaf (>=) 6 kWp, en 71% een vermogen van kleiner dan 6 kWp te hebben. Wanneer de installaties met vermogen <6 kWp vervolgens worden opgedeeld in groepen op basis van jaar ingebruikname jaar, toont ook de SolarCare productiedata van 2022 dat kleine installaties die later in gebruik zijn genomen een (iets) lagere productiefactor hebben (970 kWh/kWp voor de installaties die in 2017-2021 in gebruik zijn genomen tegenover 990 kWh/kWp voor de eerder in gebruik genomen installaties). In de 2500 installaties is 82% in gebruik genomen tussen 2010-2016 tegenover 18% tussen 2017-2021. De trend dat nieuwere installaties een lagere productiefactor hebben blijft zichtbaar wanneer de installaties nog worden uitgesplitst op basis van hellingshoek en oriëntatie. Het overgrote deel van de SolarCare populatie bestaat dus uit kleine zonneinstallaties (<15 kWp). 

Op basis van bovenstaande is onderzocht hoe de data uit CertiQ over de middelgrote installaties en de data uit SolarCare gecombineerd kunnen worden om tot een nieuw kengetal te komen waarmee de productie van zonnestroominstallaties geschat wordt. Hiervoor zijn meerdere methodes denkbaar. In Secties 3.1 en 3.2 worden twee mogelijkheden beschreven.

3.1 Jaarlijkse herziening kengetal 

Zoals beschreven in 2.1 zijn er veel verschillende factoren welke zonnestroomproductie kunnen beïnvloeden, en deze kunnen ook veranderen door de tijd. Door jaarlijks het kengetal te herzien kunnen veranderingen in deze factoren ondervangen worden om zo over- en onderschattingen in productie te voorkomen. 

Data uit SolarCare en CertiQ worden gebruikt voor het schatten van een jaarlijks kengetal. SolarCare gaat terug tot en met 2012 en bevat de gemiddelde productie uit 2500 installaties verdeeld over heel Nederland. Dit zijn veelal installaties van woningen. Voor CertiQ wordt de gemiddelde productie bepaald op basis van alle middelgrote installaties die maandelijks of jaarlijks plausibele productie hebben gerapporteerd, dit aantal installaties groeit elk jaar namelijk nog aanzienlijk. Wanneer productie plausibel wordt geacht staat beschreven in Sectie 2.3.1, sommige installaties rapporteren namelijk niet met een regelmatige tijdsinterval productie wat voor enorme uitschieters kan zorgen. Uitschieters worden op deze manier niet meegenomen. Ook al zijn de eigenschappen van middelgrote installaties anders dan kleinere installaties, installatietrends zoals hellingshoek en oriëntatie kunnen mogelijk wel overeenkomen. Per bron en jaar is een teruggerekend kengetal berekend, en is ook bekend om hoeveel installaties het gaat.  

3.1.1 Productiefactor, teruggerekend kengetal en het aantal observaties per bron per jaar sinds 2012
JaarProductiefactor [kWh/kWp]Jaarstraling KNMI [J/cm2]Langjarig gemiddelde 1981 - 2010 [J/cm2]Teruggerekend kengetal [kWh/kWp]Aantal observaties
SolarCareCertiQSolarCareCertiQSolarCareCertiQ
2012900373 022368 2928892 500
2013890376 163368 2928712 500
2014910385 951368 2928682 500
2015930393 684368 2928702 500
2016920926388 717368 2928728782 5001 027
2017880890383 538368 2928458552 5001 602
2018980965418 248368 2928638502 5002 246
2019920931404 463368 2928388482 5003 184
2020940939416 735368 2928318302 5004 143
2021870866385 579368 2928318272 5005 348
2022980965436 228368 2928278152 5005 902
Voor CertiQ zijn alleen de middelgrote installaties meegenomen.

Aan de hand van deze gegevens wordt elk jaar een gewogen gemiddelde worden berekend, wat als kengetal dient. Resultaten zijn weergegeven in Tabel 3.1.1. Voor het gewogen gemiddelde in een bepaald jaar zijn ook de observaties van een jaar eerder meegenomen (behalve voor 2016). Zo wordt voorkomen dat er grote schommelingen in het kengetal tussen de jaren zijn. 

3.1.2 Gewogen kengetal  op basis van het voortschrijdend gemiddelde kengetal van SolarCare en CertiQ, en de standaard deviatie
Jaar Gewogen kengetal [kWh/kWp] Gewogen standaard deviatie
2016 872 2
2017 860 13
2018 853 7
2019 850 9
2020 836 7
2021 829 2
2022 823 6
De kengetallen zijn berekend met referentiestraling 368.292 J/cm2, zie Tabel 3.1.1.

3.2 Eenmalig herziening kengetal

Het is ook mogelijk om niet jaarlijks het kengetal te herzien, maar deze bijvoorbeeld vanaf 2021 voor een bepaalde periode vast te zetten. Dit zou wellicht tot consistentere productieschattingen leiden voor een periode, daarnaast is deze methode minder afhankelijk van eventuele veranderingen in de bronnen en de populatiesamenstelling die daarin wordt meegenomen, waar het CBS geen invloed op heeft.

Volgens de gewogen kengetallen van de laatste jaren uit Tabel 3.1.2, ligt het gewogen kengetal rond 830 kWh/kWp. Door dit kengetal te vermenigvuldigen met de landelijke jaarstralingsgemiddelden van 2021 en 2022 (385.579 J/cm2 en 436.228 J/cm2) gedeeld door het langjarig gemiddelde, zouden de effectieve productiefactoren voor deze jaren uitkomen op respectievelijk 869 kWh/kWp en 984 kWh/kWp.

Alle analyses die hierboven zijn beschreven gebruiken als referentie het langjarig stralingsgemiddelde van 1981 – 2010 (368.292 J/cm2). Het kengetal van 875 kWh/kWp was gebaseerd op waarnemingen uit de jaren 2012 en 2013. In deze jaren was de straling slechts 1,5 procent hoger dan dit langjarig stralingsgemiddelde, waardoor het te verdedigen is dat dit gemiddelde in formule (1) als referentiestraling werd genomen. Het langjarig stralingsgemiddelde van 1991 – 2020 ligt met 378.600 J/cm2 iets hoger. Het is goed in het achterhoofd te houden dat een berekende waarde van het kengetal afhangt van de gekozen referentiestraling. Het hierboven gekozen kengetal van 830 kWh/kWp wordt bij het nemen van het nieuwe langjarig gemiddelde als referentie 853 kWh/kWp, wat afgerond kan worden naar 850 kWh/kWp.