Overheidsfinanciën, tweede kwartaal 2022

3. Verschil tussen AOW-inkomsten en uitgaven stijgt naar 19 miljard in 2021

In 2021 is de bijdrage uit algemene middelen van het Rijk aan de AOW (Algemene Ouderdomswet) gestegen tot ruim 19 miljard euro. Het Rijk vult het verschil aan tussen de afgedragen premies en de AOW-uitkeringen. De uitkeringen stegen in 2021 met 1,7 miljard euro terwijl de afgedragen premies met 0,9 miljard toenamen.

3.1 AOW-uitgaven en afgedragen premies
jaarAOW-premie inkomsten (mld euro)AOW-uitgaven (mld euro)
200118,620,3
200218,121,4
200317,922,4
200419,022,9
200517,923,4
200617,424,2
200717,625,2
200820,326,4
200917,927,6
201018,428,6
201120,830,0
201222,631,4
201324,232,7
201423,434,1
201524,435,8
201625,636,9
201723,937,4
201825,138,1
201923,639,5
202022,741,2
202123,643,0


De AOW-uitkeringen worden voornamelijk betaald door werkenden onder de pensioenleeftijd, die een deel van hun loon verplicht afstaan in de vorm van een wettelijke premie. Sinds 2001 zijn deze premie-inkomsten niet genoeg om alle AOW-uitkeringen te betalen. Daarom betaalt de overheid zelf ook mee uit algemene middelen, de zogenaamde rijksbijdrage. In Nederland zijn er door de vergrijzing steeds minder werkenden in verhouding tot de mensen die een AOW-uitkering ontvangen. Dit betekent dat de verhouding tussen de kosten om alle AOW-uitkeringen uit te betalen en de inkomsten uit wettelijke premies verandert. Tot 2001 bleven de AOW-premies en uitkeringen ongeveer gelijk. Vanaf dat jaar groeiden de uitgaven sneller dan de inkomsten. In 2021 is het gat tussen premie-inkomsten en AOW-uitkeringen groter dan ooit, namelijk 19,3 miljard euro. Dit wordt veroorzaakt door een toename in de uitgaven aan AOW-uitkeringen en vrijwel gelijkblijvende premie-inkomsten sinds 2013.

3.2 Rijksbijdrage aan AOW als percentage van de overheidsuitgaven
jaarRijksbijdrage aan AOW (%)
20010,8
20021,5
20032,0
20041,7
20052,3
20062,7
20072,9
20082,2
20093,2
20103,3
20113,0
20122,9
20132,8
20143,5
20153,7
20163,7
20174,3
20184,0
20194,6
20204,9
20214,8


Het verschil tussen de inkomsten aan AOW-premies en de AOW-uitkeringen (de rijksbijdrage) uitgedrukt als percentage van de totale overheidsuitgaven loopt sinds 2000 op. Een steeds groter gedeelte van de uitgaven van de overheid bestaat uit AOW-uitkeringen. In 2020 en 2021 nam de rijksbijdrage absoluut gezien nog steeds toe, maar doordat de overheidsuitgaven door de coronacrisis sterker toenamen bleef de rijksbijdrage net onder de 5 procent van de totale overheidsuitgaven.

Om te zorgen dat de AOW-uitkeringen minder hard stijgen is de AOW-gerechtigde leeftijd sinds 2013 stapsgewijs verhoogd, van 65 jaar naar 66 jaar en 4 maanden in 2019. In 2020 en 2021 bleef de pensioenleeftijd staan op 66 jaar en 4 maanden, terwijl in 2022 de pensioenleeftijd weer omhoog gaat om in stappen de leeftijd van 67 te bereiken in 2024. Deze maatregel heeft zowel een effect op de afgedragen premies als de totale uitkeringen. Bij een hogere pensioenleeftijd zijn er meer werkenden die een wettelijke premie voor de AOW betalen. Tegelijkertijd zorgt de hogere pensioenleeftijd voor een afname in de AOW-uitkeringen die worden betaald, doordat minder mensen gepensioneerd zijn. Naast het aantal mensen dat premie afdraagt en uitkeringen ontvangt speelt ook de hoogte van de uitkeringen mee. Elke 6 maanden worden de AOW-uitkeringen geïndexeerd op basis van het officiële minimumloon waaraan de AOW-uitkering is gekoppeld.