Overheidsfinanciën, derde kwartaal 2020

Steunmaatregelen stuwen uitgaven in Europa op

Net als in Nederland zijn ook in de andere lidstaten van de Europese Unie (EU) de overheidsuitgaven in het eerste halfjaar van 2020 sterk toegenomen ten opzichte van dezelfde periode een jaar eerder. Deze toename was echter in de meeste landen minder groot dan in Nederland. De uitgaven in Nederland namen toe met ruim 12 procent, of 21 miljard euro, terwijl de uitgaven van de 27 lidstaten samen met ruim 7 procent groeiden, of 233 miljard euro. Net als in Nederland namen de uitgaven van de andere EU landen vooral toe door maatregelen om de negatieve effecten van de coronacrisis op de economie te verzachten. Wel kromp in dezelfde periode het bbp in de EU sterker dan in Nederland.

3.1 Toename overheidsuitgaven eerste helft 2020
LandToename overheidsuitgaven (% verandering t.o.v. een jaar eerder)
Polen22,2
Verenigd Koninkrijk20,2
Litouwen19,2
Slovenië17,8
Luxemburg16,2
Ierland15,8
Bulgarije13,8
Malta13,0
Nederland12,2
Oostenrijk12
Estland11,4
Spanje11,1
Cyprus10,5
Roemenië10,1
Duitsland9,3
Tsjechië8,9
Slowakije8,5
EU-277,4
België7
Denemarken6,9
Letland6,4
Italië5,0
Kroatië4,9
Portugal4,9
Finland4,8
Zweden4,8
Hongarije4,4
Griekenland3,3
Frankrijk1,0


In Nederland waren de stijgende uitgaven vooral toe te schrijven aan een forse toename van verstrekte subsidies met een omvang van bijna 18 miljard euro. Het grootste deel van deze stijging (10 miljard euro) kwam van loonsubsidies in het kader van de NOW. Voor de EU als geheel namen naast de verstrekte subsidies (toename van ruim 89 miljard euro) ook de sociale uitkeringen met een vergelijkbaar bedrag toe. Dit kwam doordat in veel lidstaten de toegenomen werkloosheid door de coronacrisis gepaard ging met een stijging van de werkloosheidsuitkeringen, al dan niet speciaal opgezet als steunmaatregel in het kader van de coronacrisis.

De uitgavenquotes, de overheidsuitgaven als percentage van het bbp, laten voor veel lidstaten van de EU een recordstijging zien door de toenemende uitgaven en een krimpend bbp.

3.2 Uitgavenquotes van de grootste Europese economieën en de EU
   EU-27 (% bbp)Duitsland (% bbp)Spanje (% bbp)Frankrijk (% bbp)Italië (% bbp)Nederland (% bbp)Verenigd Koninkrijk (% bbp)
20071e kwartaal46,144,638,552,847,542,841,0
20072e kwartaal45,944,138,752,647,442,740,9
20073e kwartaal45,743,738,752,647,342,541,0
20074e kwartaal45,643,439,352,646,842,341,0
20081e kwartaal45,743,439,752,646,942,641,3
20082e kwartaal45,943,440,252,647,242,741,6
20083e kwartaal46,143,640,752,847,442,643,1
20084e kwartaal46,744,241,453,347,843,144,3
20091e kwartaal47,645,142,554,148,844,145,7
20092e kwartaal48,846,344,055,449,844,947,0
20093e kwartaal49,947,545,256,350,546,446,6
20094e kwartaal50,748,246,257,251,147,647,2
20101e kwartaal50,948,246,757,551,047,947,3
20102e kwartaal50,748,046,657,350,748,447,3
20103e kwartaal50,848,846,657,250,548,247,5
20104e kwartaal50,548,146,056,949,947,947,3
20111e kwartaal50,047,445,956,649,647,546,9
20112e kwartaal49,746,945,656,449,447,246,6
20113e kwartaal49,245,445,556,348,947,046,3
20114e kwartaal49,145,246,256,349,246,845,8
20121e kwartaal49,245,046,356,449,546,745,5
20122e kwartaal49,445,046,856,749,946,746,1
20123e kwartaal49,545,047,056,850,346,845,7
20124e kwartaal49,744,948,757,150,646,845,6
20131e kwartaal49,945,148,557,350,846,945,1
20132e kwartaal49,945,148,357,350,946,844,4
20133e kwartaal49,945,048,257,451,146,744,3
20134e kwartaal49,644,945,857,251,046,543,9
20141e kwartaal49,444,645,857,250,746,343,7
20142e kwartaal49,244,545,657,350,746,343,3
20143e kwartaal49,044,345,157,250,646,043,2
20144e kwartaal49,044,345,157,250,945,743,1
20151e kwartaal48,844,344,957,050,845,742,9
20152e kwartaal48,644,344,657,050,745,342,8
20153e kwartaal48,344,144,456,950,544,942,7
20154e kwartaal48,144,143,956,850,344,642,3
20161e kwartaal47,944,243,556,650,044,442,1
20162e kwartaal47,644,043,356,349,644,241,9
20163e kwartaal47,644,443,056,549,444,141,8
20164e kwartaal47,344,442,456,749,143,641,6
20171e kwartaal47,244,242,156,748,843,141,3
20172e kwartaal47,144,541,756,749,142,841,5
20173e kwartaal46,944,241,456,749,042,541,2
20174e kwartaal46,744,241,256,548,842,441,3
20181e kwartaal46,644,141,256,448,642,341,3
20182e kwartaal46,443,841,256,248,242,141,1
20183e kwartaal46,444,041,455,948,342,141,0
20184e kwartaal46,644,541,755,748,442,341,1
20191e kwartaal46,644,541,755,648,542,440,9
20192e kwartaal46,744,942,055,648,742,341,1
20193e kwartaal46,745,142,255,648,742,341,1
20194e kwartaal46,645,242,155,648,642,041,1
20201e kwartaal47,245,742,956,249,642,141,6
20202e kwartaal49,948,247,158,552,645,246,7


De uitgavenquote van de EU is in het eerste halfjaar van 2020 toegenomen met bijna 4 procentpunt naar bijna 50 procent bbp. Niet eerder is de uitgavenquote van de EU zo snel toegenomen. Ook de Nederlandse uitgavenquote nam met ruim 3 procentpunt bbp toe naar een niveau van 45,2 procent bbp. Deze stijgingen van de uitgavenquote vallen uiteen in daadwerkelijk toegenomen overheidsbestedingen en een lager bbp. De relatieve toename van de overheidsuitgaven in Nederland van 12 procent in de eerste helft van 2020 (oftewel 21 miljard euro) is bijvoorbeeld ongeveer even groot als de relatieve toename van de overheidsuitgaven in Spanje (11 procent). De uitgavenquote is in Spanje is echter sterker gestegen, doordat de krimp van het Spaanse bbp in de eerste helft van 2020 groter was dan die van het Nederlandse bbp.