Inzicht in CO2-uitstoot van particuliere hypotheekportefeuilles

2. Rapport: Inzicht in CO2-uitstoot van particuliere hypotheekportefeuilles

In het verleden zijn er verschillende pogingen gedaan een methode te ontwikkelen om de CO2-footprint van het beleggingsportfolio van financiële instellingen te meten (‘carbon accounting’). Dit heeft niet geleid tot een standaard. Eind 2015 hebben een aantal financiële instellingen de krachten gebundeld in het PCAF (Partnership for Carbon Accounting Financials). Het doel is transparantie en uniformiteit met betrekking tot rapportage over de CO2-uitstoot van hun beleggingen en het stellen van gerelateerde doelen.

De PCAF-leden hebben samengewerkt om voor zes activaklassen een carbon accounting methode te ontwikkelen [1]:

  1. Staatsleningen
  2. Beursgenoteerd Eigen Vermogen
  3. Projectfinanciering
  4. Particuliere hypotheken
  5. Commercieel Vastgoed
  6. Corporate Debt: Obligatieleningen en MKB-leningen

Voor goede cijfers is betrouwbare onderliggende data nodig. Met name voor categorie D, de particuliere hypotheken, is dit een uitdaging voor de PCAF-leden. Voor deze klasse wordt volgens de PCAF-methode per gebouw de CO2-uitstoot bepaald door het energieverbruik (gas en elektriciteit) te vermenigvuldigen met bijbehorende emissiefactoren. Het energieverbruik per individuele woning is gevoelige informatie en niet openbaar beschikbaar. In de huidige PCAF-methode wordt voor particuliere hypotheken een gemiddelde levering per energielabel gebruikt zoals gerapporteerd in de Energiemodule van WoON. Dit is een onderzoek dat het CBS in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken uitvoert. Het WoON-onderzoek wordt sinds 2009 elke 3 jaar door het CBS uitgevoerd. In 2012 en 2018 is aanvullend ook de Energiemodule als vervolg op WoON uitgevraagd.

Het gebruik van een gemiddelde per energielabel heeft echter een aantal nadelen:

  1. Veel energielabels zijn slechts voorlopig en nog niet definitief vastgesteld. Het reële energielabel kan dus afwijken en daardoor ook de geschatte energielevering.
  2. Binnen een energielabel kan het energieverbruik sterk fluctueren. Zo is het energieverbruik o.a. afhankelijk van de grootte van het gebouw en het aantal bewoners. Grote gezinnen gebruiken doorgaans meer energie dan kleine gezinnen en ook andere bewonerskenmerken als aanwezigheid, leeftijd en gedrag kunnen een rol spelen.
  3. De Energiemodule van het WoON-onderzoek wordt slechts eens in de zes jaar uitgevoerd waardoor de onderliggende informatie voor het model verouderd raakt.

PCAF wil haar cijfers graag verbeteren door deze te baseren op de echte levering in plaats van een gemiddelde per energielabel en heeft het CBS om hulp gevraagd. Het CBS beschikt over verschillende registraties met gegevens over de Nederlandse samenleving. Deze bevatten onder andere integrale informatie over Nederlandse hypotheken en de energieleveringen aan aansluitingen op het openbare net in Nederland. Het CBS verwerkt deze met bescherming van de persoonsgegevens in overeenstemming met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en de verantwoordelijkheden die voortvloeien uit de CBS-wet [2]. Het doel van dit project was om te onderzoeken of hiermee een goede schatting gemaakt kan worden van de CO2-uitstoot van particuliere hypotheekportefeuilles van financiële instellingen. Dit is expliciet bekeken voor 7 PCAF-banken. Een belangrijk punt hierbij is dat geen privacygevoelige informatie is uitgewisseld, maar dat alleen gegevens zijn gebruikt die het CBS al tot zijn beschikking had.

Als eerste worden de gebruikte data, het aspect privacy en de gehanteerde methoden toegelicht. In de daarop volgende paragraaf wordt ingegaan op de validatie van de gebruikte cijfers. Dit wordt gevolgd door de resultaten en tot slot komen de conclusie en mogelijke verbeteringen aan bod.